ECLI:NL:RBZWB:2025:1928

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
25 maart 2025
Publicatiedatum
3 april 2025
Zaaknummer
C/02/428012 / FA RK 24/4954
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Procedures
  • Rekestprocedure
Rechters
  • mr. Struijs
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verzoek tot uitbreiding van omgangsregeling tussen moeder en kinderen in voogdijzaak

In deze zaak heeft de moeder verzocht om uitbreiding van de omgang met haar minderjarige kinderen, die onder voogdij staan van de Stichting Jeugdbescherming Brabant. De rechtbank heeft op 25 maart 2025 uitspraak gedaan. De moeder heeft een Griekse nationaliteit en de kinderen zijn in Nederland geboren. De rechtbank heeft vastgesteld dat de kinderen momenteel niet de draagkracht hebben voor meer omgang met de moeder. De moeder heeft sinds de beëindiging van haar gezag slechts beperkte omgangsmomenten, die vaak niet goed verlopen. De GI en de gezinshuisouders hebben aangegeven dat de kinderen veel spanningen ervaren rondom de omgang met de moeder. De rechtbank heeft geconcludeerd dat de huidige omgangsregeling in het belang van de kinderen is en dat uitbreiding van de omgang niet mogelijk is. De moeder is aangespoord om aan zichzelf te werken en de adviezen van de GI en de Raad ter harte te nemen. De verzoeken van de moeder zijn afgewezen, en de proceskosten zijn gecompenseerd.

Uitspraak

beschikking
RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT
Team Familie- en Jeugdrecht
Zittingsplaats: Breda
Zaaknummer: C/02/428012 / FA RK 24/4954
datum uitspraak: 25 maart 2025
beschikking betreffende omgang en informatieregeling
in de zaak van
[de moeder],
hierna te noemen: de moeder,
wonende op een bij de rechtbank bekend adres,
advocaat: mr. P.J.M. Groenhuis-Kools te Breda,
tegen
de gecertificeerde instelling
STICHTING JEUGDBESCHERMING BRABANT,
locatie Etten-Leur, hierna te noemen: de GI.
Als belanghebbenden zijn verder aangemerkt:
[de gezinshuisouders van minderjarige 1],
hierna te noemen: de gezinshuisouders van [minderjarige 1] ,
wonende te [woonplaats 1] ,
[de gezinshuisouders van minderjarige 2],
hierna te noemen: de gezinshuisouders van [minderjarige 2] ,
wonende te [woonplaats 2] .
Als informant is aangemerkt:
[de vader],
hierna te noemen: de vader,
wonende te [woonplaats 3] .
Op grond van het bepaalde in artikel 810 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering is in de procedure gekend de Raad voor de Kinderbescherming, regio Zuidwest Nederland, locatie Breda, hierna te noemen: de Raad, om de rechtbank over het verzoek te adviseren.

1.Het procesverloop

1.1
De rechtbank oordeelt op grond de navolgende stukken:
- het op 18 oktober 2024 ontvangen verzoek met bijlagen;
- het op 5 februari 2025 ontvangen verweerschrift van de GI met bijlagen;
- het op 7 februari 2025 ontvangen door [minderjarige 2] ingevulde keuzeformulier;
- de brief van mr. Groenhuis-Kools van 10 februari 2025.
1.2
Het verzoek is mondeling behandeld op 21 februari 2025. Bij die gelegenheid zijn verschenen:
- de moeder, bijgestaan door haar advocaat en een tolk in de Griekse taal;
- een vertegenwoordiger van de GI;
- de vader;
- de gezinshuisouders van [minderjarige 2] ;
- een vertegenwoordiger van de Raad.
De gezinshuisouders van [minderjarige 1] zijn, met bericht van verhindering, niet verschenen.
De rechtbank heeft, met instemming van alle aanwezigen, bijzondere toegang verleend aan mevrouw [naam] , begeleidster van de moeder van [hulpverlening 1] , als toehoorder.
1.3
De minderjarigen [minderjarige 2] en [minderjarige 1] zijn in de gelegenheid gesteld hun mening kenbaar te maken. [minderjarige 2] heeft in het keuzeformulier aangegeven niet op gesprek te komen en ook geen brief te schrijven. [minderjarige 1] heeft op 17 februari 2025 een gesprek gehad met de rechter. Tijdens de zitting is kort samengevat aangeven wat [minderjarige 1] heeft verteld en hebben de partijen kunnen reageren.

2.De feiten

2.1
De moeder en de vader hebben een affectieve relatie met elkaar gehad. Uit die relatie zijn de volgende minderjarige kinderen geboren:
- [minderjarige 2], geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag 2] 2015;
- [minderjarige 1], geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag 1] 2014.
2.2
Bij beschikking van deze rechtbank van 19 juli 2022 is het gezag van de moeder en de vader over [minderjarige 2] en [minderjarige 1] beëindigd en is de GI benoemd als voogdes over deze minderjarigen.
2.3
[minderjarige 2] woont sinds de zomer van 2019 bij de gezinshuisouders in [woonplaats 2] . [minderjarige 1] woont sinds december 2020 bij de gezinshuisouders in [woonplaats 1] .
2.4
De moeder heeft de Griekse nationaliteit. De vader en de minderjarigen hebben de Nederlandse nationaliteit.

3.De verzoeken

3.1
De moeder verzoekt, voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad:
I. een omgangsregeling tussen de moeder en de minderjarigen vast te stellen, inhoudende dat zij gerechtigd zijn tot omgang met elkaar gedurende een weekend per veertien dagen van vrijdag 18.00 uur tot zondag 18.00 uur bij de moeder thuis, waarbij de minderjarigen gehaald en gebracht worden door de gezinshuisouders van de beide minderjarigen, dan wel dat de GI een behoorlijke regeling voor vervoer van de minderjarigen in het kader van de omgangsregeling dient te treffen, en voorts te bepalen dat de moeder en de minderjarigen in de weken dat er geen omgang plaatsvindt gerechtigd zijn tot een beeldbelmoment, al dan niet middels een opbouwregeling, althans een regeling vast te stellen welke de rechtbank in goede justitie vermeent te behoren;
II. een informatieregeling vast te stellen, inhoudende dat de GI de moeder eens per maand schriftelijk (per e-mail) informeert over de minderjarigen, waarbij de informatievoorziening in ieder geval de onderwerpen gezondheid (waaronder inbegrepen: (para)medische behandeling, toediening van medicatie), school, sport, hobby’s, sociale activiteiten en bijzondere gebeurtenissen in de levens van de minderjarigen omvat, en waarbij de GI deze informatie voorts zal voorzien van meerdere foto’s en evt. filmpjes van beide minderjarigen, alsmede een kopie van rapporten en behaalde diploma’s, althans een regeling vast te stellen welke de rechtbank in goede justitie vermeent te behoren.
Kosten rechtens.
3.2
De GI voert verweer tegen de verzoeken van de moeder en verzoekt deze verzoeken af te wijzen.

4.De standpunten

4.1
De moeder heeft ter onderbouwing van haar verzoek het volgende aangeven.
De moeder vindt de omgangsregeling tussen haar en de kinderen al jaren veel te weinig en te kort. [minderjarige 1] en [minderjarige 2] zijn sinds december 2019 uithuisgeplaatst. Sinds haar gezag is beëindigd heeft de moeder eenmaal per zes weken één uur begeleide omgang met de kinderen, samen met de vader. Het gezinshuis van [minderjarige 2] was eerst in [plaats 1] , maar het is verhuisd naar [woonplaats 2] . Omdat de gezinshuisouders maximaal een uur willen reizen met [minderjarige 2] vindt de omgang plaats in een buurthuis in [plaats 1] . In maart 2023 is de omgang met [minderjarige 1] uitgebreid met een half uur, maar in september 2024 is dit weer teruggebracht naar één uur. Met [minderjarige 1] heeft de moeder geen (video)belmomenten meer. Met [minderjarige 2] nog wel. De omgang- en beeldbelmomenten gaan geregeld niet door.
De GI heeft als voogdes op grond van het Internationaal Verdrag inzake de Rechten van het Kind en artikel 8 van het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens de verplichting om de familieband te stimuleren. Het in stand houden en onderhouden van de familieband tussen de moeder en de kinderen is met de huidige omgangsregeling lastig.
De eindevaluatie van [hulpverlening 2] van 1 november 2023 is positief. Er is aangegeven dat de moeder haar emoties goed reguleert tijdens de bezoeken, dat de omgangsmomenten positief verlopen en dat de kinderen goed reageren. [hulpverlening 2] heeft geadviseerd om de omgangsduur uit te breiden en een stap te maken naar begeleide omgang in de thuissituatie van de moeder. Dit advies heeft echter niet geleid tot een structurele uitbreiding van de omgangsregeling.
De GI stelt zich dwingend op naar de omgangsbegeleiding en laat aanpassingen doen in de verslagen. Daardoor zijn de verslagen nu minder positief, terwijl de moeder ervaart dat de omgang plezierig verloopt. De gedragingen van de kinderen worden ten onrechte uitgelegd als weerstand. De GI geeft als reden voor het niet uitbreiden van de omgang de weerstand die de kinderen zouden laten zien. Daarbij wordt miskend dat daarbij ook de uithuisplaatsing, het feit dat de kinderen niet bij elkaar wonen en de omstandigheden rondom de omgang een rol spelen. De begeleiding werkt ook niet positief. De moeder wordt beperkt door de instructies die zij krijgt en zij en de kinderen vragen zich constant af of ze het wel goed genoeg doen. Er is geen sprake van een ontspannen omgangsmoment. De moeder vreest dat het een kwestie van tijd is voordat de kinderen dit niet meer willen. De moeder is vorig jaar gestopt bij de GGZ met de behandeling voor haar emotieregulatie. Ze krijgt nog wel medicatie via haar huisarts, maar zij vindt dat zij deze niet dagelijks nodig heeft.
De moeder vindt het ook niet passend dat de ouders gezamenlijk de omgang met de kinderen hebben. Zij hebben geen relatie meer met elkaar en er is geen goede verstandhouding tussen hen. De kinderen moeten de aandacht verdelen tussen de beide ouders en elkaar, waardoor het contact hectisch is en niet de diepte in gaat.
De moeder vindt ook de locatie in [plaats 1] niet geschikt. De reis met het openbaar vervoer is voor haar belastend. Zij kan niet meer meerijden met de vader. Het buurthuis is geen gezellige plek voor de omgang, waardoor de kinderen zich niet op hun gemak voelen. Ondanks dat de GI een ruimte reserveert, is er vaak onrust over welke ruimte beschikbaar is. Dit komt de kwaliteit van de omgang niet ten goede. De GI houdt ten onrechte vast aan een neutrale locatie. Dat de GI al sinds november 2024 bezig is een andere locatie te zoeken, laat zien dat er weinig inzet voor wordt getoond. De woning van de moeder is geen beladen plek voor de kinderen, dus de omgang kan daar plaatsvinden.
De moeder wil haar kinderen vaker en langer zien, zonder aanwezigheid van de vader. Ze wil een stapsgewijze uitbreiding naar meerdere dagen aaneengesloten met overnachting zonder begeleiding erbij.
De moeder wil daarnaast eenmaal per maand geïnformeerd worden door de GI over de kinderen, met toezending van rapporten, schoolverslagen, foto’s en filmpjes. Er zijn nu geen vaste informatiemomenten en de informatie die de moeder van de gezinshuisouders krijgt is summier. De moeder vindt het wrang dat de vader wel via whatsapp foto’s krijgt van [minderjarige 2] , omdat hij zich gedwee opstelt. Het zou niet afhankelijk moeten zijn van haar reactie of zij wel of niet via whatsapp foto’s krijgt.
4.2
De GI heeft ter onderbouwing van haar verweer het volgende naar voren gebracht. De GI begrijpt dat de moeder meer omgang wil met de kinderen, maar zij acht de uitbreiding van de omgang niet in het belang van [minderjarige 1] en [minderjarige 2] .
In 2022 heeft er een onderzoek plaatsgevonden door De Gezinsmanager. Het advies was toen om één uur per zes weken begeleide omgang tussen de kinderen en de ouders plaats te laten vinden. In het rapport staat ook aangegeven dat de kinderen belast zijn met hechtingsproblematiek en is aan de moeder het advies gegeven aan de slag te gaan met haar emotieregulatie. Naar aanleiding van de eindevaluatie van [hulpverlening 2] van februari 2023 heeft de GI besloten de omgang tussen de moeder en [minderjarige 1] uit te breiden met een half uur. Ten aanzien van [minderjarige 2] is deze beslissing niet gemaakt, omdat de omgang met haar eerst meer regelmatig moest gaan verlopen en zij veel spanningen ervaart rondom de omgang. De omgangsmomenten zijn vanaf dat moment begeleid vanuit [jeugdzorg] . De begeleiders vanuit [jeugdzorg] hebben aangegeven dat de omgangsmomenten niet altijd goed verlopen. In oktober 2024 is de omgang met [minderjarige 1] daarom weer teruggezet naar één uur per zes weken. [minderjarige 1] wil niet beeldbellen met de moeder. De beeldbelmomenten van eenmaal per drie weken tussen de moeder en [minderjarige 2] verlopen wel goed. [minderjarige 1] gaat binnenkort naar een ander gezinshuis. Hij zal daar ook weer moeten wennen.
Vanaf januari 2025 hebben de ouders aparte begeleide omgangsbezoeken en belmomenten.
Voor de omgangsregeling is uitgangspunt om aan te sluiten bij de draagkracht van de kinderen. De kinderen ervaren zichtbaar stress rondom de omgang. De gezinshuisouders van [minderjarige 2] zien dit ook in haar gedrag rond het omgangsmoment. [minderjarige 1] heeft bij de GI aangegeven dat hij de omgang niet fijn vindt. Hij vindt het niet leuk als de moeder hem aanraakt en zij boos wordt. De moeder geeft aan dat de verslagen van [jeugdzorg] niet kloppen, maar de kinderen bevestigen wel de inhoud daarvan. De moeder lijkt onvoldoende in staat aan te sluiten bij wat de kinderen nodig hebben en heeft haar emoties niet altijd onder controle. De GI is de laatste twee omgangsmomenten aangesloten. De eerste keer werden passieve ouders gezien. De omgang werd door de begeleider vormgegeven. De tweede keer vond de omgang met ouders afzonderlijk plaats. Toen was moeder vrolijk, maar nog steeds passief. Onbegeleide omgang bij de moeder thuis is niet in het belang van de kinderen. De kinderen ontlenen veiligheid en vertrouwen aan de begeleider.
Bij de laatste evaluatie wilde de moeder geen feedback over de zaken die nog niet goed lopen, dit is met haar niet bespreekbaar. De moeder heeft een strijdende houding tegenover de GI en de gezinshuisouders, hetgeen niet helpend is en effect heeft op haar contact met de kinderen.
De GI begrijpt dat de reis van de moeder naar de locatie in [plaats 1] tijdrovend is, maar ziet geen andere mogelijkheid. [plaats 1] is halverwege, zodat iedereen ongeveer dezelfde reistijd heeft. Voor [minderjarige 2] is langer rijden te belastend, omdat ze misselijk wordt van de spanning. De ruimte in het dorpshuis is niet ideaal. De GI is sinds november 2024 op zoek naar een andere locatie, in de buurt van [plaats 2] .
De huidige omgangsregeling levert al de nodige spanningen op en is het maximale wat de kinderen aankunnen. De GI acht uitbreiding daarom niet in het belang van de kinderen.
De vader heeft wel een extra omgangsmoment met [minderjarige 1] bij de gezinshuisouders thuis. [minderjarige 1] heeft daar om gevraagd en deze omgang verloopt ontspannen.
Er is verder al twee jaar een vaste informatieregeling, waarbij de gezinshuisouders van beide kinderen de moeder maandelijks, iedere eerste week van de maand, globaal informeren met foto’s en/of een filmpje. De moeder wordt dus al geïnformeerd. De moeder reageert regelmatig emotioneel of boos op informatie. Ze heeft al eens gedreigd om de naam van de gezinshuisouders op social media te plaatsen. Voorheen kreeg de moeder ook informatie per whatsapp, maar dat is te belastend geworden voor de gezinshuisouders vanwege het gedrag van de moeder. De vader krijgt wel via whatsapp berichten over de kinderen van de gezinshuisouders, omdat hij niet belastend reageert. De GI informeert de moeder ook nog na een groot overleg met instanties.
4.3
De gezinshuisouders van [minderjarige 2] hebben aangegeven dat [minderjarige 2] veel spanningen ervaart rondom de omgang met de moeder. Een week voor de omgang beginnen de spanningen op te lopen. Dit geeft zij aan bij de gezinshuisouders, op school en bij haar therapeut. Ze heeft dan meer conflicten op school en ze is vermoeid. Ze geeft aan dat ze de omgang en het telefonische contact met haar vader fijn vindt. Het onvoorspelbare gedrag van de moeder vindt ze echter erg moeilijk. Dat de moeder soms vrolijk is en dan weer boos, maakt het onveilig voor haar. [minderjarige 2] heeft aangegeven dat ze het niet fijn vindt om te bellen met de moeder. [minderjarige 2] geeft duidelijk zelf aan dat ze niet wil dat de omgang wordt veranderd. [minderjarige 2] heeft geen bezwaar tegen de locatie waar de omgang plaatsvindt.
De gezinshuisouders informeren de moeder eenmaal per maand, in de eerste week, per mail. Die mail wordt ook gestuurd aan de vader en de GI. In het afgelopen jaar is het een enkele keer niet gelukt de informatie op tijd te sturen. De informatie behelst alles wat relevant is, van medische informatie tot schoolthema’s en vrijetijdsbestedingen. Het werkt prettiger om met de ouders van de kinderen via whatsapp contact te hebben. Er kan dan ook eens tussendoor een foto worden gestuurd. Maar met de moeder is dat niet mogelijk, omdat ze boos of verwijtend reageert op berichtjes. Met de vader is wel appcontact. De gezinshuisouders hopen dat de moeder uit de strijd gaat en er een natuurlijker contact kan ontstaan.
4.4
De vader heeft aangegeven dat hij zich heeft neergelegd bij de situatie en uit de strijd blijft. Hij vindt het moeilijk om te horen wat de kinderen over de moeder zeggen.
4.5
De Raad is op zoek gegaan naar aanknopingspunten om het contact tussen de moeder en de kinderen uit te breiden, maar heeft deze niet kunnen vinden; noch in het dossier, noch ter zitting. Het gaat om de draagkracht van de kinderen en zij kunnen een uitbreiding van de omgangsregeling niet aan. De signalen van de kinderen moeten serieus worden genomen en zijn niet oké in het contact met de moeder. De advocaat van de moeder heeft aangegeven dat daarbij ook andere omstandigheden een rol spelen. Deze omstandigheden zijn echter ten aanzien van de moeder en de vader hetzelfde. Toch voelen de kinderen wel de ruimte om het contact met de vader aan te gaan. Het gedrag van de moeder is dus bepalend. De moeder zou zelf meer kunnen inzetten op hulpverlening voor haar emotieregulatie. De Raad ziet concluderend geen mogelijkheden tot uitbreiding van de contacten tussen de moeder en de kinderen.

5.De beoordeling

Internationale bevoegdheid en toepasselijk recht
5.1
Vanwege het feit dat de moeder de Griekse nationaliteit heeft, draagt deze zaak een internationaal karakter. Daarom dient de rechtbank ambtshalve vast te stellen of de rechtbank internationaal bevoegd is om kennis te nemen van de verzoeken, en zo ja, welk recht van toepassing is op deze verzoeken.
5.2
De Nederlandse rechter is bevoegd van de verzoeken kennis te nemen, aangezien de minderjarigen hun gewone verblijfplaats hebben in Nederland. Omdat de Nederlandse rechter bevoegd is, is op de verzoeken Nederlands recht van toepassing.
Wettelijke kader omgang
5.3
Ingevolge artikel 1:377a lid 1 van het Burgerlijk Wetboek (BW) heeft de niet met het gezag belaste ouder het recht op en de verplichting tot omgang met zijn kind. Op grond van lid 2 van dat artikel stelt de rechter op verzoek van één van de ouders een regeling inzake de uitoefening van het omgangsrecht vast.
5.4
De rechtbank zal het verzoek van de moeder ten aanzien van de omgang afwijzen. Met de Raad heeft de rechtbank geen aanknopingspunten kunnen vinden om de omgang tussen de moeder en de kinderen uit te breiden of bij haar thuis of onbegeleid plaats te laten vinden. De rechtbank overweegt als volgt.
5.5
Het is begrijpelijk dat de moeder graag meer omgang wil met haar kinderen. Uit de overgelegde stukken en de mondelinge behandeling is echter in voldoende mate gebleken dat [minderjarige 1] en [minderjarige 2] op dit moment niet de draagkracht hebben om meer omgang (zowel fysieke omgang als via (video)bellen) met hun moeder te hebben dan nu het geval is.
De uitbreiding van de omgang met [minderjarige 1] in februari 2023 is teruggedraaid in oktober 2024, omdat het contact niet altijd goed verliep, [minderjarige 1] meer spanningen ervoer en hij aangaf de omgang niet fijn te vinden. Het contact met de vader ervaart hij als fijner en veiliger. [minderjarige 2] heeft de gezinshuisouders laten weten de omgang met haar vader fijn te vinden, maar het onvoorspelbare gedrag van de moeder erg moeilijk. Zij wil niet dat de omgang met de moeder wordt veranderd. Hoewel de vader en de moeder onder dezelfde, niet ideale, omstandigheden omgang hebben, ervaren de kinderen de onrust en spanningen alleen ten aanzien van de moeder.
De begeleiders van [jeugdzorg] geven aan dat de moeder onvoldoende lijkt aan te kunnen sluiten bij wat de kinderen nodig hebben en wat zij juist niet willen en dat de moeder haar emoties niet altijd onder controle heeft. Dezelfde ervaring hebben de GI en de gezinshuisouders van [minderjarige 2] in het contact met de moeder. Pogingen van de GI om dit met de moeder te bespreken zijn op niets uitgelopen, omdat de moeder hiervoor niet openstaat.
5.6
De rechtbank gunt de moeder en de kinderen een prettig en frequent contact met elkaar. Uitbreiding van de omgangsregeling zoals door de moeder verzocht draagt daar echter niet aan bij. Integendeel, gevreesd moet worden dat, als de moeder niet bereid is naar haar eigen aandeel te kijken, ook de continuïteit van de huidige omgangsregeling in gevaar komt als de kinderen ouder worden en zich meer gaan verzetten. De rechtbank wil de moeder dan ook op het hart drukken de adviezen van de GI en de Raad ter harte te nemen en, eventueel met hulpverlening, aan zichzelf te werken.
Wettelijke kader informatieregeling
5.8
Ingevolge artikel 1:377b lid 1 van het Burgerlijk Wetboek is de ouder, die met het gezag is belast, gehouden de niet met het gezag belaste ouder op de hoogte te stellen omtrent gewichtige aangelegenheden met betrekking tot de persoon en het vermogen van het kind en deze te raadplegen - zo nodig door tussenkomst van derden – over daaromtrent te nemen beslissingen. Op verzoek van een ouder kan de rechter ter zake een regeling vaststellen. De verplichting geldt ook voor een GI die de voogdij draagt over minderjarige kinderen ten aanzien van de niet gezaghebbende ouder.
5.9
De rechtbank zal het verzoek van de moeder ten aanzien van de informatieregeling afwijzen wegens gebrek aan belang. De gezinshuisouders verstrekken de moeder (en de vader) elke eerste week van de maand per e-mail alle relevante informatie over [minderjarige 1] en [minderjarige 2] . Als de gezinshuisouders dit niet (tijdig) doen, hetgeen maar een enkele keer is voorgekomen, herinnert de GI hen daaraan. Niet onderbouwd is door de moeder welke informatie in de e-mailberichten ontbreekt.
Voor zover de moeder bedoelt dat de vader naast de maandelijkse e-mailberichten ook tussentijds berichtjes en foto’s via Whatsapp ontvangt en zij niet, overweegt de rechtbank dat ter zitting is gebleken dat de gezinshuisouders deze berichtjes aanvankelijk ook naar de moeder stuurden, maar hiermee zijn opgehouden omdat de moeder er steeds in negatieve zin op reageerde. Onder die omstandigheden en nu de moeder wel maandelijks per e-mail op de hoogte wordt gehouden van het leven van de kinderen, kan de moeder geen aanspraak maken op toezending van de Whatsapp berichtjes.
5.1
Aangezien de verzoeken van de moeder worden afgewezen en het geschil betrekking heeft op een familiekwestie, zullen de proceskosten worden gecompenseerd.

6.De beslissing

De rechtbank
6.1
wijst de verzoeken af;
6.2
compenseert de kosten van het geding aldus dat iedere partij de eigen kosten draagt.
Deze beschikking is gegeven en in het openbaar uitgesproken op 25 maart 2025 door mr. Struijs, kinderrechter, in tegenwoordigheid van mr. Verger-Maas, griffier.
Mededeling van de griffier:
Indien hoger beroep tegen deze beschikking mogelijk is, kan dat worden ingesteld:
  • door de verzoekers en degenen aan wie een afschrift van de beschikking is verstrekt of verzonden, binnen drie maanden na de dag van de uitspraak,
  • door andere belanghebbenden binnen drie maanden na de betekening daarvan of nadat de beschikking aan hen op een andere wijze bekend is geworden.
Het hoger beroep moet, door tussenkomst van een advocaat, worden ingediend ter griffie van het
gerechtshof ’s-Hertogenbosch.