De Raad heeft aangevoerd dat [minderjarige] sinds zijn geboorte bij zijn vader en moeder heeft gewoond. Op [datum] 2024 is de vader met [minderjarige] op het politiebureau verschenen en heeft het overlijden van de moeder gemeld. De vader is aangehouden op verdenking van betrokkenheid bij de dood van de moeder en verblijft daarvoor nog steeds in voorlopige hechtenis. De moeder bleek zwanger te zijn tijdens haar overlijden. De Raad heeft in eerste instantie verzocht om een voorlopige ondertoezichtstelling en machtiging tot uithuisplaatsing van [minderjarige] , omdat onbekend was of de vader gezag over hem had. Toen bleek dat alleen de moeder belast was met het ouderlijk gezag, heeft de Raad om voorlopige voogdij verzocht.
Aangezien met het overlijden van de moeder sprake is van een gezagsvacuüm dient in het gezag over [minderjarige] te worden voorzien. De Raad verzoekt de voogdij bij de GI te beleggen. Het gezag beleggen bij de vader is voor de Raad geen optie. De Raad verzoekt het verzoek van de vader af te wijzen. De vader wordt verdacht van betrokkenheid bij het overlijden van de moeder. Hij is gedetineerd en kan vanuit zijn detentie weinig in de verzorging en opvoeding van [minderjarige] betekenen. Of de vader wel of niet veroordeeld gaat worden, maakt het standpunt van de Raad niet anders. De Raad heeft namelijk ook grote zorgen over het opvoedingshandelen van de vader en mogelijk psychische problematiek die bij de vader speelt. Ten tijde van de aanhouding van de vader zag [minderjarige] er onverzorgd uit, hij had meerdere blauwe plekken in zijn gezicht en op zijn lichaam en was mager en angstig. [minderjarige] heeft korte tijd in het ziekenhuis verbleven om te worden nagekeken op letsel. Het Openbaar Ministerie pakt het onderzoek naar mogelijke kindermishandeling ambtshalve op. De woning van de vader en de moeder bleek ontzettend smerig en vol. Bij [minderjarige] is sprake van een motorische achterstand. [jeugdzorg] is eerder betrokken geweest in het gezin en heeft bij de Raad aangegeven dat de vader extreme ideeën had vanuit het Christendom en dat hij sprak over demonen en duivels die hij in mensen meende waar te nemen. Het gezin leefde de afgelopen twee jaar geïsoleerd. [minderjarige] ging niet naar school. De vader heeft een afkeer van de familie moederszijde. Het is lastig vast te stellen wat [minderjarige] heeft meegemaakt, omdat alleen hij en de vader hier iets over kunnen vertellen. [minderjarige] vertelt sinds het overlijden van de moeder steeds meer over wat hij heeft meegemaakt, onder ander over huiselijk geweld. In feite is hij nu zijn beide ouders verloren. Zijn gevoel van basisveiligheid en stabiliteit is aangetast en er is een kans op trauma bij hem.
Met [minderjarige] gaat het nu naar omstandigheden goed. Maar de vraag is hoe hij zich gaat ontwikkelen. Hij heeft eerst bij oma moederszijde verbleven. Zij heeft aangegeven de zorg voor hem op termijn niet te kunnen dragen in verband met haar leeftijd en de vrees voor represailles vanuit vaderszijde. Bovendien ziet de vader geen rol voor de familie van moeder in het leven van [minderjarige] . Verblijf bij oma vaderszijde is evenmin een optie, omdat daar ook de broer en zus van vader komen en vader hen ook niet wil toelaten in het leven van [minderjarige] . De invloed van de vader op oma vaderszijde wordt in dit verband niet in het belang van [minderjarige] geacht. [minderjarige] verblijft daarom tijdelijk in een neutraal zorggezin.
De GI moet op zoek naar een perspectiefbiedend pleeggezin voor [minderjarige] . Er moet daarnaast ondersteuning geregeld worden voor [minderjarige] bij de verwerking van wat hem is overkomen. Tevens moet er gekeken worden naar de mogelijkheden van contact tussen [minderjarige] en de vader. [minderjarige] houdt van zijn vader, maar de vader is ook onderdeel van alle ellende in zijn leven. Op dit moment wil [minderjarige] geen contact. De Raad kan nog geen advies geven over een omgangsregeling, omdat het afhankelijk is van de ontwikkeling van [minderjarige] of er bij hem ruimte gaat komen om dit contact aan te gaan en op welke wijze. De Raad stelt daarom voor om de regie over de omgang bij de GI te beleggen.
Daartoe moet de voogdij worden belegd bij de GI. Het verzoek van de vader om hem te belasten met het gezag moet worden afgewezen. De vader denkt niet in het belang van [minderjarige] , hij stelt eisen en voorwaarden ten aanzien van de verzorging en opvoeding van [minderjarige] waar op dit moment geen ruimte voor is en onduidelijk is vooralsnog hoe het contact tussen de vader en [minderjarige] zich zal gaan ontwikkelen. Omdat er rust en duidelijkheid moet komen en er onmiddellijk en veel gehandeld moet kunnen worden, heeft het niet de voorkeur de beslissing ten aanzien van het gezag aan te houden.
De GI kan de vader eenmaal per maand informeren over [minderjarige] , maar aangezien deze informatieverstrekking al onderdeel uitmaakt van de taak van de GI hoeft dit niet opgelegd te worden door de rechtbank. Dit geldt ook voor de consultatie.