ECLI:NL:RBZWB:2025:1918

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
4 april 2025
Publicatiedatum
3 april 2025
Zaaknummer
02-136488-24
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor ernstige verkeersdelicten met onvoorwaardelijke gevangenisstraf en ontzegging rijbevoegdheid

Op 4 april 2025 heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die op 28 februari 2023 op de Rijksweg A16 te Breda een personenauto bestuurde. De verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan het ernstig overtreden van de verkeersregels door met een snelheid van 166 kilometer per uur te rijden, terwijl de maximumsnelheid 100 kilometer per uur was. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte meerdere verkeersregels heeft geschonden, waaronder het inhalen van voertuigen met hoge snelheid en het abrupt remmen. De officier van justitie heeft de verdachte in zijn afwezigheid vervolgd en vorderde een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van vier weken en een ontzegging van de rijbevoegdheid voor zes maanden. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van vier weken en een ontzegging van de rijbevoegdheid voor zes maanden, waarbij zij heeft overwogen dat het gedrag van de verdachte levensgevaarlijk was voor andere weggebruikers. De rechtbank heeft de verdachte ook vrijgesproken van andere tenlasteleggingen die niet bewezen zijn verklaard. De uitspraak is gedaan door een meervoudige kamer, waarbij de voorzitter en twee andere rechters aanwezig waren. De uitspraak is openbaar gemaakt op 4 april 2025.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Strafrecht
Zittingsplaats: Breda
parketnummer: 02-136488-24
vonnis van de meervoudige kamer van 4 april 2025
in de strafzaak tegen
[verdachte]
geboren op [geboortedag] 2000 te [geboorteplaats] ( [land] )
wonende te [woonadres]

1.Onderzoek van de zaak

De zaak is inhoudelijk behandeld op de zitting van 21 maart 2025. Tegen verdachte is verstek verleend. De officier van justitie, mr. I. Klein, heeft haar standpunt kenbaar gemaakt.

2.De tenlastelegging

De tenlastelegging is als bijlage I aan dit vonnis gehecht.
De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat verdachte op
28 februari 2023 een personenauto heeft bestuurd en zich zodanig heeft gedragen dat hij de verkeersregels in ernstige mate heeft geschonden, waardoor levensgevaar of gevaar voor zwaar lichamelijk letsel voor een ander te duchten was, dan wel dat verdachte gevaar op de weg heeft veroorzaakt.

3.De voorvragen

De dagvaarding is geldig.
De rechtbank is bevoegd.
De officier van justitie is ontvankelijk in de vervolging.
Er is geen reden voor schorsing van de vervolging.

4.De beoordeling van het bewijs

4.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie acht het primair ten laste gelegde wettig en overtuigend bewezen.
4.2
Het oordeel van de rechtbank
4.2.1
De bewijsmiddelen
De bewijsmiddelen zijn in bijlage II aan dit vonnis gehecht.
4.2.2
De bijzondere overwegingen met betrekking tot het bewijs
Vaststelling feiten
Op basis van de bewijsmiddelen stelt de rechtbank de volgende feiten en omstandigheden vast.
Op 28 februari 2023 omstreeks 11:33 uur reden twee verbalisanten in een onopvallend dienstvoertuig, vanaf de A58, de A16 op in de richting van Breda. Zij zagen twee personenauto’s, een Mercedes met een Bulgaars [kenteken] en een BMW, die hen met zeer hoge snelheid naderden. Op dat moment reden de verbalisanten ongeveer 125 kilometer per uur. Verdachte was de bestuurder van de Mercedes. De verbalisanten zagen dat eerst de BMW en vervolgens verdachte hen met hoge snelheid via de rechterzijde passeerde en dat verdachte zeer dicht achter de BMW reed. Verdachte maakte vervolgens een scherpe stuurbeweging bij het wisselen van de rijstrook. De verbalisanten zagen dat verdachte enkele honderden meters uitliep op hen. Op de weg bevond zich ook een wavevlak, waar meerdere weggebruikers in- en uitvoegden. Volgens de verbalisanten was het op dat moment druk op de weg. De snelheid van verdachte was veel hoger dan die van de overige weggebruikers. Ze besloten om een achtervolging in te zetten. Omstreeks 11:37 uur reden de verbalisanten 180 kilometer per uur over een lengte van 1.500 meter. Over deze lengte liep verdachte nog steeds uit ten opzichte van de verbalisanten. [verbalisant] had de indruk dat de auto’s bezig waren met een straatrace omdat beide voertuigen naast elkaar reden met een gelijke snelheid. De verbalisanten hebben daarna de optische en geluidssignalen van het dienstvoertuig aangezet. Verdachte merkte de geluidssignalen op en verminderde abrupt zijn snelheid. Hierna is verdachte op de Backer en Ruebweg in Breda staande gehouden. Geconstateerd is dat verdachte heeft gereden met een gecorrigeerde snelheid van 166 kilometer per uur, terwijl 100 kilometer per uur was toegestaan.
Artikel 5a WVW
De rechtbank moet voor het primair ten laste gelegde beoordelen of verdachte de verkeersregels heeft geschonden, of hij dat in ernstige mate heeft gedaan, of hij dat opzettelijk heeft gedaan en of daardoor gevaar was te duchten voor zwaar lichamelijk letsel of het leven van anderen.
Schending verkeersregels?
Zoals hierboven is vastgesteld, heeft verdachte de wettelijk toegestane maximumsnelheid ernstig overschreden, waarbij hij meerdere voertuigen van links en van rechts heeft ingehaald. Daarnaast reed verdachte met deze hoge snelheid zeer dicht op een ander voertuig. Dit zijn gedragingen die in artikel 5a, eerste lid, WVW uitdrukkelijk zijn benoemd als voorbeelden van het schenden van de verkeersregels. De lijst met genoemde verkeersgedragingen onder het eerste lid is echter niet limitatief. Het op een hoge snelheid langere tijd naast een ander voertuig rijden, het scherp sturend van rijbaan wisselen en het abrupt remmen met een hoge snelheid kunnen naar het oordeel van de rechtbank ook worden aangemerkt als gevaarzettend rijgedrag. Door deze gedragingen kunnen verkeersdeelnemers op de naastgelegen rijstrook of de verkeersdeelnemers die achter hem rijden, plotseling worden geconfronteerd met onvoorspelbaar rijgedrag.
Gelet op het voorgaande heeft verdachte meerdere verkeersregels als bedoeld in artikel 5a, eerste lid, WVW geschonden.
Ernstig en opzet?
Artikel 5a WVW is alleen van toepassing als sprake is van ernstig verkeersgevaarlijk gedrag. Daarbij kan onder meer gedacht worden aan een langere periode met een hoge snelheid rijden. Uit de waarnemingen van de verbalisanten volgt dat verdachte in ieder geval 1.500 meter ruim boven de toegestane snelheid heeft gereden, namelijk 166 kilometer per uur. Met deze snelheid heeft hij daarbij meerdere verkeersregels overtreden. Onder deze omstandigheden, in samenhang bezien, is de rechtbank van oordeel dat verdachte de verkeersregels in ernstige mate heeft geschonden en het niet anders kan dan dat hij dat met opzet heeft gedaan.
Gevaar te duchten?
Voor de vaststelling dat gevaar voor zwaar lichamelijk letsel of het leven van anderen te duchten is geweest, moet het gevaar ten tijde van het handelen naar algemene ervaringsregels reëel voorzienbaar zijn geweest. Verdachte heeft de maximum toegestane snelheid over een lange afstand ruim overschreden en daarbij meerdere verkeersregels overtreden. Daarbij komt dat het rijgedrag heeft plaatsgevonden op een dinsdagochtend rond 11:33 uur. Het is een feit van algemene bekendheid dat op dat tijdstip op een autosnelweg veel andere weggebruikers zijn. Dit was ook het geval, zo blijkt uit het proces-verbaal van de verbalisanten. Relevant is verder dat verdachte een wavevlak passeerde waar weggebruikers konden in- en uitvoegen. Het was niet ondenkbaar dat een voertuig zou opschuiven van rijstrook om zo andere voertuigen te laten voegen.
De rechtbank is van oordeel dat door de gedragingen van verdachte onder de gegeven omstandigheden gevaar voor zwaar lichamelijk letsel of het leven van anderen te duchten was en dit ook voorzienbaar was.
Conclusie
De rechtbank is van oordeel dat wettig en overtuigende bewezen kan worden dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan overtreding van artikel 5a WVW.
4.3
De bewezenverklaring
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte
op 28 februari 2023 te Breda als bestuurder van een voertuig
(personenauto), daarmee rijdende op de weg, de Rijksweg A16, zich opzettelijk zodanig heeft gedragen dat de verkeersregels in ernstige mate werden geschonden door
- de wettelijk toegestane maximumsnelheid ter plaatse in ernstige
mate te overschrijden, en
- hierbij één of meer voertuig(en) links of rechts in te halen, en
- hierbij te bumperkleven, en
- één of meerdere keren scherp sturend van rijbaan te wisselen en
- met voornoemde een veel hogere snelheid dan ter plaatse was
toegestaan naast een andere personenauto te blijven rijden en
- abrupt diens snelheid aanzienlijk te verlagen,
door welke verkeersgedragingen van verdachte levensgevaar of gevaar voor zwaar
lichamelijk letsel voor (een) ander(en) te duchten was;
(art 5a lid 1 Wegenverkeerswet 1994)
De rechtbank acht niet bewezen hetgeen meer of anders is ten laste gelegd. Verdachte zal daarvan worden vrijgesproken.

5.De strafbaarheid

Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het feit uitsluiten. Dit levert het in de beslissing genoemde strafbare feit op.
Verdachte is strafbaar, omdat niet is gebleken van een omstandigheid die zijn strafbaarheid uitsluit.

6.De strafoplegging

6.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie vordert aan verdachte, conform de richtlijnen van het Openbaar Ministerie, op te leggen een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van vier weken en een ontzegging van de rijbevoegdheid voor zes maanden.
6.2
Het oordeel van de rechtbank
Verdachte heeft op 28 februari 2023 met de auto op de Rijksweg A16 in ernstige mate de verkeersregels overtreden. Hij heeft 66 kilometer per uur harder gereden dan de toegestane snelheid. Daarbij ging hij bumperkleven en meerdere voertuigen links of rechts inhalen. Daarnaast is verdachte scherp sturend van rijbaan gewisseld en heeft hij met een hoge snelheid naast een andere auto gereden. Tot slot heeft hij zijn snelheid abrupt verlaagd.
Het is een feit van algemene bekendheid dat het op de snelwegen in Nederland erg druk is. Door op deze onverantwoorde en levensgevaarlijke wijze te rijden heeft verdachte geen oog gehad voor de veiligheid van de overige weggebruikers. Uitsluitend door de ingreep van de verbalisanten is een eind gekomen aan dit rijgedrag.
Op het moment dat verdachte staande werd gehouden, heeft hij geen rijbewijs kunnen overleggen. Uit het dossier blijkt dat de politie het Europees Rijbewijs Informatie Systeem heeft geraadpleegd, maar dat er op de naam van verdachte geen gegevens bekend zijn. De rechtbank gaat er daarom van uit dat verdachte niet in het bezit is van een rijbewijs. Door toch te rijden in een auto met dergelijke gedragingen heeft verdachte onverantwoordelijk gedrag getoond.
Verder is verdachte niet op de zitting verschenen. De rechtbank weegt deze proceshouding in het nadeel van verdachte mee. Verdachte heeft geen verantwoordelijkheid genomen voor zijn handelen. De rechtbank stelt vast dat verdachte niet eerder in Nederland is veroordeeld voor een strafbaar feit.
Het Landelijk Overleg Vakinhoud Strafrecht (LOVS) heeft voor de overtreding van artikel 5a WVW geen oriëntatiepunt geformuleerd. De rechtbank zoekt daarom aansluiting bij het arrest van het gerechtshof ’s-Hertogenbosch van 29 april 2022 (ECLI:NL:GHSHE:2022:
1679). Uit dit arrest volgt ook dat voor een juiste normhandhaving bij een overtreding van artikel 5a WVW in beginsel een onvoorwaardelijke vrijheidsbeneming in de rede ligt. De rechtbank sluit zich hierbij aan.
Alles afwegend is de rechtbank van oordeel dat de onvoorwaardelijke gevangenisstraf van vier weken die door de officier van justitie gevorderd is, een passende straf is. De rechtbank zal daarom aan verdachte een gevangenisstraf van vier weken opleggen. Daarnaast wordt aan verdachte, ook conform de eis van de officier van justitie, een ontzegging van de rijbevoegdheid opgelegd voor een periode van zes maanden.

7.De wettelijke voorschriften

De beslissing berust op de artikelen 5a, 177 en 179 van de Wegenverkeerswet 1994 zoals deze artikelen luidden ten tijde van het bewezenverklaarde.

8.De beslissing

De rechtbank:
Bewezenverklaring
- verklaart het tenlastegelegde bewezen, zodanig als hierboven onder 4.3 is omschreven;
- spreekt verdachte vrij van wat meer of anders is ten laste gelegd;
Strafbaarheid
- verklaart dat het bewezenverklaarde het volgende strafbare feit oplevert:
Overtreding van artikel 5a van de Wegenverkeerswet 1994;
- verklaart verdachte strafbaar;
Strafoplegging
- veroordeelt verdachte tot
een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van vier weken;
Bijkomende straffen
- veroordeelt verdachte tot
een ontzegging van de bevoegdheid om motorrijtuigen te besturen van zes maanden.
Dit vonnis is gewezen door mr. R. Combee, voorzitter, mr. W.A.H.A. Schnitzler-Strijbos en mr. P.L. Cheung, rechters, in tegenwoordigheid van mr. S.B.H. van Overveld, griffier, en is uitgesproken ter openbare zitting op 4 april 2025.
Mr. P.L. Cheung is niet in de gelegenheid dit vonnis mede te ondertekenen.