Op 3 april 2025 heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die op 22 maart 2024 te Heerhugowaard samen met medeverdachten betrokken was bij de invoer van ongeveer 114 kilo cocaïne. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte en zijn medeverdachten zich schuldig hebben gemaakt aan het medeplegen van de invoer van deze cocaïne, die was verstopt in dozen met gember. De verdachte was op het moment van de inval door de politie bezig met het scheiden van de cocaïne van de deklading. De rechtbank oordeelde dat de verdachte en zijn medeverdachten een cruciale schakel vormden in de grootschalige internationale cocaïnehandel en dat zij een wezenlijke bijdrage hebben geleverd aan de instandhouding hiervan. De rechtbank heeft de ontvankelijkheid van het openbaar ministerie in de vervolging bevestigd en de verdediging verworpen die stelde dat er sprake was van een schending van de verbaliseringsplicht. De verdachte is veroordeeld tot een gevangenisstraf van 40 maanden, met aftrek van voorarrest, en de rechtbank heeft benadrukt dat de handel in cocaïne een ernstige bedreiging vormt voor de volksgezondheid.