ECLI:NL:RBZWB:2025:1884

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
2 april 2025
Publicatiedatum
2 april 2025
Zaaknummer
24/6063
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Procedures
  • Proces-verbaal
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beoordeling van het beroep tegen de beslissing op bezwaar van het college inzake handhaving van bestemmingsplan met betrekking tot verlichting aan de paardenbak

Op 2 april 2025 heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant uitspraak gedaan in de zaak tussen eiser en het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Zundert. Eiser had beroep aangetekend tegen de beslissing op bezwaar van het college van 18 juni 2024, die een last onder dwangsom oplegde voor het beëindigen van het met het bestemmingsplan strijdige gebruik van verlichting aan de paardenbak. De rechtbank heeft het beroep gegrond verklaard en het bestreden besluit vernietigd. De rechtbank oordeelde dat het college geen bevoegdheid had om handhavend op te treden, omdat er op het moment van het bestreden besluit een omgevingsvergunning was verleend voor de verlichting. Hierdoor was er geen sprake meer van een overtreding van het bestemmingsplan. De rechtbank heeft het college opgedragen de last onder dwangsom in te trekken en het bezwaar van eiser gegrond te verklaren. Tevens is het college veroordeeld tot betaling van het griffierecht en proceskosten aan eiser. De uitspraak is gedaan in het openbaar en partijen zijn gewezen op de mogelijkheid om in hoger beroep te gaan.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT
Zittingsplaats Breda
Bestuursrecht
zaaknummer: BRE 24/6063
proces-verbaal van de mondelinge uitspraak van de enkelvoudige kamer van 2 april 2025 in de zaak tussen

[eiser], uit [plaats], eiser

(gemachtigde: mr. M.A.M. van Dooren),
en

Het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Zundert

(gemachtigde: mr. S. Valkenburg).
Als derde-partij neemt aan de zaak deel: [naam] uit [plaats]
(gemachtigde: mr. G.R.R. Knarren).

Inleiding

1. In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiser tegen de beslissing op bezwaar van het college van 18 juni 2024 (bestreden besluit), over de last onder dwangsom om het met het bestemmingsplan strijdige gebruik van de verlichting aan de paardenbak te beëindigen en beëindigd te houden.
1.1.
Het college heeft op het beroep gereageerd met een verweerschrift.
1.2.
De rechtbank heeft het beroep op 2 april 2025 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: eiser, de gemachtigde van eiser en de gemachtigde van het college.
1.3.
Na afloop van zitting heeft de rechtbank onmiddellijk uitspraak gedaan.

Beslissing

2. De rechtbank:
- verklaart het beroep gegrond;
- vernietigt het bestreden besluit van 18 juni 2024;
- verklaart het bezwaar gegrond en trekt de last onder dwangsom in;
- bepaalt dat deze uitspraak in de plaats komt van het vernietigde bestreden besluit;
- bepaalt dat het college het griffierecht van € 187,- aan eiser moet vergoeden;
- veroordeelt het college tot betaling van € 1.814,- aan proceskosten aan eiser.

Waarom is het beroep gegrond?

3. De rechtbank oordeelt dat het college geen bevoegdheid heeft om handhavend op te treden en legt hierna uit waarom.
4. Het college heeft de last onder dwangsom in het bestreden besluit als volgt geformuleerd: “…
gelasten wij de overtreding op grond van het bestemmingsplan te beëindigen en beëindigd te houden.
5. Tussen partijen is niet in geschil dat er, op het moment van het nemen van het bestreden besluit, een omgevingsvergunning was verleend voor de verlichting aan de paardenbak. Het college heeft hierover in het verweerschrift aangegeven: “
Door verlening van een legaliserende omgevingsvergunning was geen sprake meer van een overtreding.”Ter zitting heeft het college aangegeven dat hij eerst de bezwaarprocedure wilt afwachten.
6. De rechtbank oordeelt dat er zonder overtreding geen bevoegdheid is tot handhaven. Door het verlenen van de omgevingsvergunning is de geconstateerde overtreding op grond van het bestemmingsplan beëindigd en was het college niet meer bevoegd om handhavend op te treden. Dat had voor het college aanleiding moeten geven om de last in te trekken en het bezwaar gegrond te verklaren.

Conclusie en gevolgen

7. Het beroep is gegrond en het bestreden besluit wordt vernietigd. Uit het oogpunt van definitieve geschilbeslechting zal de rechtbank zelf in de zaak voorzien door het bezwaar alsnog gegrond te verklaren, de last onder dwangsom in te trekken en te bepalen dat deze uitspraak in de plaats komt van het vernietigde bestreden besluit.
7.1.
Omdat beroep gegrond is moet het college het griffierecht aan eiser vergoeden en krijgt eiser ook een vergoeding van zijn proceskosten. Het college moet deze vergoeding betalen. Deze vergoeding bedraagt € 1.814,- omdat de gemachtigde van eiser een beroepschrift heeft ingediend en aan de zitting heeft deelgenomen.
8. Partijen zijn gewezen op de mogelijkheid om tegen de mondelinge uitspraak in hoger beroep te gaan op de hieronder omschreven wijze.
Deze uitspraak is uitgesproken in het openbaar op 2 april 2025 door mr. A.M.L.E. Ides Peeters, rechter, in aanwezigheid van mr. S.J.E. Loontjens, griffier.
griffier
rechter
Een afschrift van dit proces-verbaal is verzonden aan partijen op:

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop dit proces-verbaal is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.