Op 3 april 2025 heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant uitspraak gedaan in de zaak tussen eiseres, vertegenwoordigd door mr. D.M. Koot-Timmers, en het UWV. Eiseres had beroep ingesteld omdat het UWV niet tijdig had beslist op haar bezwaar van 19 juni 2024 tegen een besluit van 15 mei 2024 over de hoogte van haar WIA-uitkering. De rechtbank oordeelde dat het beroep kennelijk gegrond was, omdat het UWV de beslistermijn had overschreden. De rechtbank heeft vastgesteld dat het UWV uiterlijk op 4 december 2024 had moeten beslissen, maar dit niet had gedaan. Eiseres had het UWV op 6 december 2024 in gebreke gesteld, waarna de rechtbank besloot dat het UWV alsnog binnen twee weken na de uitspraak een besluit moest nemen. De rechtbank heeft het UWV een termijn van vier maanden gegeven om dit te doen, rekening houdend met de noodzaak voor een zorgvuldige heroverweging. Tevens is er een dwangsom van € 100,- per dag opgelegd voor elke dag dat de beslistermijn wordt overschreden, met een maximum van € 15.000,-. Eiseres heeft recht op vergoeding van het griffierecht en proceskosten, die door het UWV moeten worden betaald. De uitspraak is openbaar gemaakt en partijen zijn geïnformeerd over hun recht om verzet aan te tekenen.