ECLI:NL:RBZWB:2025:1860

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
2 april 2025
Publicatiedatum
1 april 2025
Zaaknummer
02-043866-24
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor gewapende overval op supermarkt met bedreiging van personeel

Op 2 april 2025 heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die samen met anderen een gewapende overval heeft gepleegd op een supermarkt in Sluis. De verdachte, geboren in 1988 en gedetineerd in de Penitentiaire Inrichting te Grave, werd bijgestaan door raadsman mr. J.W. Vedder. De inhoudelijke behandeling vond plaats op 19 maart 2025, waarbij de officier van justitie, mr. M. Poirters, en de verdediging hun standpunten naar voren brachten. De tenlastelegging hield in dat de verdachte zich samen met anderen schuldig had gemaakt aan een gewapende overval, waarbij geweld en bedreiging met geweld tegen twee minderjarige medewerkers van de supermarkt werd gebruikt. De rechtbank oordeelde dat de verdachte wettig en overtuigend schuldig was aan de tenlastegelegde feiten, mede op basis van de bekennende verklaring van de verdachte en de verklaringen van getuigen.

De rechtbank legde een gevangenisstraf van 30 maanden op, rekening houdend met de ernst van de feiten, de impact op de slachtoffers en het strafblad van de verdachte. De rechtbank oordeelde dat de overval een grote impact had op de slachtoffers, die angst en psychische problemen ondervonden als gevolg van de bedreiging. Daarnaast werd de verdachte veroordeeld tot betaling van schadevergoeding aan de benadeelde partijen, elk voor een bedrag van € 2.000,=, vermeerderd met wettelijke rente. De rechtbank achtte de vordering van de benadeelde partijen toewijsbaar, gezien de onrechtmatige daad van de verdachte en de directe gevolgen daarvan voor de slachtoffers. De uitspraak benadrukt de ernst van gewapende overvallen en de gevolgen daarvan voor de slachtoffers.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT
Strafrecht
Zittingsplaats: Middelburg
parketnummer: 02-043866-24
vonnis van de meervoudige kamer van 2 april 2025
in de strafzaak tegen
[verdachte] ,
geboren op [geboortedag] 1988 te [geboorteplaats] ,
gedetineerd in de Penitentiaire Inrichting te Grave,
raadsman mr. J.W. Vedder, advocaat te Rotterdam.

1.Onderzoek van de zaak

De zaak is inhoudelijk behandeld op de zitting van 19 maart 2025, waarbij de officier van justitie, mr. M. Poirters, en de verdediging hun standpunten kenbaar hebben gemaakt.

2.De tenlastelegging

De tenlastelegging is als bijlage I aan dit vonnis gehecht.
De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat verdachte zich samen met anderen schuldig heeft gemaakt aan een gewapende overval in een supermarkt.

3.De voorvragen

De dagvaarding is geldig.
De rechtbank is bevoegd.
De officier van justitie is ontvankelijk in de vervolging.
Er is geen reden voor schorsing van de vervolging.

4.De beoordeling van het bewijs

4.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte de ten laste gelegde diefstal met geweld heeft gepleegd.
4.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging is van mening dat het feit kan worden bewezen, maar dat niet kan worden vastgesteld dat er is gedreigd met een vuurwapen. Het betrof een op een vuurwapen gelijkend voorwerp.
4.3
Het oordeel van de rechtbank
4.3.1
De bewijsmiddelen
Aangezien verdachte ten aanzien van het feit een bekennende verklaring heeft afgelegd en ter zake daarvan geen vrijspraak is bepleit, zal worden volstaan met een opgave van de bewijsmiddelen als bedoeld in artikel 359, derde lid, van het Wetboek van Strafvordering.
De rechtbank acht het feit wettig en overtuigend bewezen, gelet op:
- de bekennende verklaring van verdachte afgelegd tijdens de zitting van 19 maart 2025;
- het proces-verbaal van aangifte van [aangever] namens Albert Heijn [plaats] van 4 december 2023;
- het proces-verbaal van verhoor van getuige [getuige 1] van 3 december 2023;
- het proces-verbaal van verhoor van getuige [getuige 2] van 3 december 2023.
4.4
De bewezenverklaring
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte
op 3 december 2023 te [plaats], gemeente Sluis tezamen en in vereniging met een of meer anderen een hoeveelheid geld, die geheel aan de AH te [plaats] toebehoorde heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl deze diefstal werd voorafgegaan
envergezeld van geweld en bedreiging met geweld tegen [getuige 1] en [getuige 2] , gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden of gemakkelijk te maken, door die [getuige 1] vast te pakken en een wapen te tonen en de woorden - zakelijk weergegeven- toe te voegen de kassa open te doen en die [getuige 2] bij de nek vast te pakken en naar een kassa te trekken/duwen en een wapen te tonen en de woorden - zakelijk weergegeven- toe te voegen de kassa open te maken.
Voor zover er in de tenlastelegging kennelijke taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn die fouten in de bewezenverklaring verbeterd. Verdachte is daardoor niet in zijn verdediging geschaad.
De rechtbank acht niet bewezen hetgeen meer of anders is ten laste gelegd. Verdachte zal daarvan worden vrijgesproken.

5.De strafbaarheid

Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het feit uitsluiten. Dit levert het in de beslissing genoemde strafbare feit op.
Verdachte is strafbaar, omdat niet is gebleken van een omstandigheid die zijn strafbaarheid uitsluit.

6.De strafoplegging

6.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie vordert aan verdachte op te leggen een gevangenisstraf van 48 maanden, met aftrek van voorarrest en de tijd die verdachte in overleveringsdetentie heeft doorgebracht. Zij heeft bij haar eis rekening gehouden met de straffen die doorgaans voor soortgelijke feiten worden opgelegd en de strafverzwarende omstandigheden die aan de orde zijn, zoals het gebruik van wapens waarmee de twee slachtoffers onder schot zijn gehouden, het strafblad van verdachte en de recidive op het gebied van geweld.
6.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging is van mening dat een gevangenisstraf voor de duur van twee jaar passend is, gelet op de straffen die voor soortgelijke zaken worden opgelegd en de strafmatigende (persoonlijke) omstandigheden die aan de orde zijn, zoals het ontbreken van echte wapens, de relatief beperkte gevolgen, de zware tijd die verdachte in overleveringsdetentie heeft gehad en de openheid van zaken die verdachte heeft gegeven.
6.3
Het oordeel van de rechtbank
Verdachte heeft zich samen met een ander schuldig gemaakt aan een gewapende overval op een supermarkt. Verdachte en de mededader hebben twee minderjarige medewerkers van de supermarkt bedreigd met op vuurwapens lijkende voorwerpen om hen ertoe te dwingen de kassa open te maken. Ook heeft verdachte bij een klant in de supermarkt dat wapen tegen het hoofd gedrukt. Verdachte en de medeverdachte hebben bij de overval 130 euro buitgemaakt. Dat verdachte het feit samen met een ander heeft gepleegd, dat zij een nep vuurwapen hebben gebruikt en dat zij geweld hebben gepleegd tegen twee minderjarige slachtoffers én een klant in de winkel hebben bedreigd, vindt de rechtbank strafverzwarende omstandigheden.
Het spreekt voor zich dat de overval voor de slachtoffers een erg angstige ervaring moet zijn geweest. Dat blijkt ook uit de slachtofferverklaringen. Daaruit volgt dat het feit een flinke impact op hen heeft gehad. Zij ervaarden gevoelens van onveiligheid, bleven terugdenken aan de overval en hebben daardoor last gehad van slaapproblemen en moeite op school. [getuige 1] had last van concentratieproblemen en is daarom een aantal dagen niet naar school gegaan. Bij [getuige 2] heeft het feit ook invloed gehad op haar sociale leven, omdat zij door angstgevoelens bepaalde dingen vermeed. Ook durfde zij een tijdlang niet meer ’s avonds te werken. Zij heeft benoemd dat het feit haar leven voor een deel heeft verwoest.
Verdachte heeft kennelijk alleen oog gehad voor zijn eigen financiële gewin om – naar eigen zeggen – drugs te kunnen kopen en heeft geen rekening gehouden met de gevolgen die zijn handelen voor de slachtoffers zouden hebben. Daarnaast zorgen overvallen in algemene zin voor gevoelens van onveiligheid in de maatschappij, zeker als dit soort feiten plaatsvinden terwijl er winkelende mensen aanwezig zijn.
De rechtbank heeft acht geslagen op het Nederlandse en Poolse strafblad van verdachte. Hieruit volgt dat verdachte meermalen is veroordeeld voor strafbare feiten, onder meer voor een geweldsdelict in 2023. De rechtbank acht dit strafverzwarend.
Alles afwegende is de rechtbank van oordeel dat een gevangenisstraf voor de duur van 30 maanden, met aftrek van voorarrest en de tijd die verdachte in overleveringsdetentie heeft doorgebracht, passend en noodzakelijk is. De rechtbank ziet geen ruimte voor een andere of lichtere sanctie. Bij de bepaling van de duur van die straf heeft de rechtbank rekening gehouden met de straffen die doorgaans voor soortgelijke feiten worden opgelegd en de ernst van de feiten en de strafverzwarende omstandigheden zoals hiervoor omschreven. Ook heeft de rechtbank meegewogen dat verdachte openheid van zaken heeft gegeven en verantwoordelijkheid neemt voor wat hij heeft gedaan.
Tenuitvoerlegging van de op te leggen gevangenisstraf zal volledig plaatsvinden binnen de penitentiaire inrichting, tot het moment dat aan de verdachte voorwaardelijke invrijheidstelling wordt verleend als bedoeld in artikel 6:2:10 van het Wetboek van Strafvordering.

7.De benadeelde partijen

[getuige 2]
De benadeelde partij [getuige 2] vordert een schadevergoeding van € 2.000,=, hoofdelijk en vermeerderd met de wettelijke rente en met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
De rechtbank heeft hiervoor overwogen dat bewezen kan worden verklaard dat verdachte het feit waarvan hij werd verdacht heeft gepleegd. Dit betekent ook dat verdachte onrechtmatig heeft gehandeld tegenover de benadeelde partij en dat hij verplicht is de schade van de benadeelde partij te vergoeden.
De schade staat ook in een voldoende verband met het bewezenverklaarde handelen van verdachte, zodat ook sprake is van schade die een rechtstreeks gevolg is van het bewezenverklaarde feit.
Naar het oordeel van de rechtbank heeft de benadeelde voldoende met concrete gegevens onderbouwd dat zij ernstige nadelige geestelijke gevolgen heeft ondervonden van het bewezenverklaarde handelen van verdachte. Gelet op de aard en de ernst van de normschending en de aard en de ernst van de gevolgen daarvan voor de benadeelde is sprake van een aantasting in de persoon op andere wijze als bedoeld in artikel 6:106 BW. Dit betekent dat de immateriële schade voor vergoeding in aanmerking komt. De vordering is niet betwist. Gelet op alle omstandigheden en de bedragen die in vergelijkbare gevallen zijn toegekend, acht de rechtbank vergoeding van het gevorderde bedrag van € 2.000,= billijk.
De door de benadeelde gevorderde schadevergoeding acht de rechtbank daarom toewijsbaar tot een bedrag van € 2.000,=, bestaande uit immateriële schade, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 3 december 2023 tot aan de dag der voldoening.
[getuige 1]
De benadeelde partij [getuige 1] vordert een schadevergoeding van € 2.000,=, hoofdelijk en vermeerderd met de wettelijke rente en met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
De rechtbank heeft hiervoor overwogen dat bewezen kan worden verklaard dat verdachte het feit waarvan hij werd verdacht heeft gepleegd. Dit betekent ook dat verdachte onrechtmatig heeft gehandeld tegenover de benadeelde partij en dat hij verplicht is de schade van de benadeelde partij te vergoeden.
De schade staat ook in een voldoende verband met het bewezenverklaarde handelen van verdachte, zodat ook sprake is van schade die een rechtstreeks gevolg is van het bewezenverklaarde feit.
Naar het oordeel van de rechtbank heeft de benadeelde voldoende met concrete gegevens onderbouwd dat hij ernstige nadelige geestelijke gevolgen heeft ondervonden van het bewezenverklaarde handelen van verdachte. Gelet op de aard en de ernst van de normschending en de aard en de ernst van de gevolgen daarvan voor de benadeelde is sprake van een aantasting in de persoon op andere wijze als bedoeld in artikel 6:106 BW.. Dit betekent dat de immateriële schade voor vergoeding in aanmerking komt. De vordering is niet betwist. Gelet op alle omstandigheden en de bedragen die in vergelijkbare gevallen zijn toegekend, acht de rechtbank vergoeding van het gevorderde bedrag van € 2.000,= billijk.
De door de benadeelde gevorderde schadevergoeding acht de rechtbank daarom toewijsbaar tot een bedrag van € 2.000,=, bestaande uit immateriële schade en vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 3 december 2023 tot aan de dag der voldoening.
Schadeverdoedingsmaatregel en hoofdelijkheid
De rechtbank zal tevens de schadevergoedingsmaatregel opleggen tot betaling van de toegekende schadebedragen. Dit betekent dat het CJIB de inning zal verzorgen en dat bij niet betaling gijzeling kan worden toegepast als dwangmiddel.
De rechtbank stelt vast dat verdachte het strafbare feit samen met een of meer anderen heeft gepleegd en dat zij naar burgerlijk recht hoofdelijk aansprakelijk zijn voor de gehele schade. Daarom zal de rechtbank de vordering en de schadevergoedingsmaatregel hoofdelijk toewijzen. Dit betekent dat verdachte niet meer hoeft te betalen voor zover het bedrag door één of meer mededaders is betaald, en andersom.

8.De wettelijke voorschriften

De beslissing berust op de artikelen 36f en 312 van het Wetboek van Strafrecht zoals deze artikelen luidden ten tijde van het bewezenverklaarde.

9.De beslissing

De rechtbank:
Bewezenverklaring
- verklaart het tenlastegelegde bewezen, zodanig als hierboven onder 4.4 is omschreven;
- spreekt verdachte vrij van wat meer of anders is ten laste gelegd;
Strafbaarheid
- verklaart dat het bewezenverklaarde het volgende strafbare feit oplevert:
Diefstal, voorafgegaan en vergezeld van geweld en bedreiging met geweld tegen personen, gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden of gemakkelijk te maken, terwijl het feit wordt gepleegd door twee of meer verenigde personen;
- verklaart verdachte strafbaar;
Strafoplegging
- veroordeelt verdachte tot
een gevangenisstraf van 30 maanden;
- bepaalt dat de tijd die verdachte voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in voorarrest en de tijd die verdachte in detentie in het buitenland ingevolge een Nederlands verzoek om overlevering heeft doorgebracht in mindering wordt gebracht bij de tenuitvoerlegging van de opgelegde gevangenisstraf;
Benadeelde partijen
[getuige 2]
- veroordeelt verdachte tot betaling aan de benadeelde partij [getuige 2] van
€ 2.000,= aan immateriële schade, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 3 december 2023 tot aan de dag der voldoening;
- veroordeelt verdachte in de kosten van de benadeelde partij tot nu toe gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken, tot nu toe begroot op nihil;
- bepaalt dat verdachte met de mededader(s) hoofdelijk aansprakelijk is voor het gehele bedrag;
- legt aan verdachte de verplichting op aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer [getuige 2] , € 2.000,= te betalen, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 3 december 2023 tot aan de dag der voldoening;
- bepaalt dat bij niet betaling 30 dagen gijzeling kan worden toegepast, met dien verstande dat toepassing van de gijzeling de betalingsverplichting niet opheft;
- bepaalt dat verdachte met de mededader(s) hoofdelijk aansprakelijk is voor het gehele bedrag;
- bepaalt dat bij voldoening van de schadevergoedingsmaatregel de betalingsverplichting aan de benadeelde partij vervalt en omgekeerd;
[getuige 1]
- veroordeelt verdachte tot betaling aan de benadeelde partij [getuige 1] van € 2.000,=, aan immateriële schade, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 3 december 2023 tot aan de dag der voldoening;
- veroordeelt verdachte in de kosten van de benadeelde partij tot nu toe gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken, tot nu toe begroot op nihil;
- bepaalt dat verdachte met de mededader(s) hoofdelijk aansprakelijk is voor het gehele bedrag;
- legt aan verdachte de verplichting op aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer [getuige 1] , € 2.000,= te betalen, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 3 december 2023 tot aan de dag der voldoening;
- bepaalt dat bij niet betaling 30 dagen gijzeling kan worden toegepast, met dien verstande dat toepassing van de gijzeling de betalingsverplichting niet opheft;
- bepaalt dat verdachte met de mededader(s) hoofdelijk aansprakelijk is voor het gehele bedrag;
- bepaalt dat bij voldoening van de schadevergoedingsmaatregel de betalingsverplichting aan de benadeelde partij vervalt en omgekeerd.
Dit vonnis is gewezen door mr. J. Bergen, voorzitter, mr. L.W. Louwerse en mr. J.B. Polak, rechters, in tegenwoordigheid van mr. E.J. van der Welle, griffier, en is uitgesproken ter openbare zitting op 2 april 2025.
De oudste rechter is buiten staat te tekenen.

10.Bijlage I

De tenlastelegging
hij op of omstreeks 3 december 2023 te [plaats], gemeente Sluis
tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen,
een hoeveelheid geld, in elk geval enig goed, dat/die geheel of ten dele aan de AH te
[plaats], in elk geval aan een ander dan aan verdachte en/of zijn mededader(s)
toebehoorde(n) heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk
toe te eigenen, terwijl deze diefstal werd voorafgegaan, vergezeld en/of gevolgd van
geweld en/of bedreiging met geweld tegen [getuige 1] en/of [getuige 2] ,
gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden of gemakkelijk te
maken, of om, bij betrapping op heterdaad, aan zichzelf of andere deelnemers aan
het misdrijf hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te
verzekeren, door die [getuige 1] vast te pakken en/of een vuurwapen te tonen en/of
de woorden - zakelijk weergegeven- toe te voegen de kassa open te doen en/of die
[getuige 2] bij de nek vast te pakken en/of naar een kassa te trekken/duwen
en/of een vuurwapen te tonen en/of de woorden - zakelijk weergegeven- toe te
voegen de kassa open te maken;
( art 310 Wetboek van Strafrecht, art 312 lid 1 Wetboek van Strafrecht, art 312 lid 2
ahf/sub 2 Wetboek van Strafrecht )