3.1.Tussen partijen staan de navolgende feiten in rechte vast.
a. WonenBreburg verhuurt aan [gedaagde] met ingang van 26 juli 2013 de zelfstandige woning staande en gelegen aan de [adres] [plaats] (hierna: de woning / het gehuurde).
b. In de huurovereenkomst staat dat het gehuurde uitsluitend mag worden gebruikt als woonruimte en dat de huur iedere maand bij vooruitbetaling dient te worden voldaan. De laatstelijk verschuldigde huurprijs bedraagt € 716,30 per maand.
c. Op de gesloten huurovereenkomst zijn algemene huurvoorwaarden van toepassing.
In deze voorwaarden is, voor zover hier relevant, het volgende vermeld:
" 6.7.1
Huurder dient ervoor zorg te dragen dat aan omwonenden geen overlast of hinder wordt veroorzaakt door hemzelf, zijn huisgenoten, (huis)dieren of door derden die zich vanwege huurder in het gehuurde of in de gemeenschappelijke ruimten bevinden.(…)
6.7.2
Het is huurder niet toegestaan in het gehuurde met zijn aanhorigheden, in de eventuele gemeenschappelijke ruimten, of in een deel daarvan, althans in de directe omgeving van het gehuurde hennep te (doen) kweken of te verhandelen of het gehuurde in te richten als hennepkwekerij, hennepdrogerij, hennepknipperij, dan wel andere activiteiten te verrichten die bij of krachtens de Opiumwet strafbaar zijn gesteld. Huurder is bekend met het feit dat het hebben van een hennepkwekerij, -drogerij en/of knipperij leidt tot schade aan het gehuurde, alsmede gevaarzetting en overlast voor de omgeving veroorzaakt.
6.7.3
Het is huurder evenmin toegestaan in het gehuurde of in eventuele gemeenschappelijke ruimten of een deel daarvan danwel in de directe omgeving van het gehuurde qat, soft drugs, hard drugs of andere verboden middelen te verhandelen, te produceren of in groepsverband te gebruiken, te laten gebruiken of aanwezig te hebben. Het is huurder is bekend dat het handelen in strijd met voormelde gepaard kan gaan met overlast zoals vervuiling, vandalisme, aantrekken van criminaliteit etc. (…)
6.7.5
Huurder is niet toegestaan enig strafbaar feit te plegen (…)."
d. Op 30 januari 2024 heeft de politie, na een opsporingsonderzoek op bevel van de officier van justitie de woning doorzocht, waarna [gedaagde] op heterdaad is aangehouden. Hij bleek in het bezit te zijn van harddrugs. Hierna is het gehuurde doorzocht door de politie en zijn op meerdere plekken verdovende middelen en contant geld in het gehuurde aangetroffen, te weten: 379,02 gram cocaïne; 185,48 gram hennep; 93,75 gram hasjiesj, 3 joints; 2.045 gram onbekend stof; 149 gripzakjes; € 4.659,25 aan contant geld; een pan met residu en ammoniak.
e. Bij brief van 8 februari 2024 heeft WonenBreburg aan [gedaagde] medegedeeld dat hij met de aangetroffen drugs in strijd handelt met de huurovereenkomst en gelegenheid gegeven om de huurovereenkomst op te zeggen. Daarnaast heeft WonenBreburg medegedeeld dat zij bij uitblijvende opzegging een ontbindingsprocedure zal starten.
f. Bij brief van 4 juni 2024 heeft de burgemeester van de gemeente Tilburg aan [gedaagde] medegedeeld dat hij het voornemen heeft om gebruik te maken van de bevoegdheid om op grond van artikel 13b van de Opiumwet een last onder bestuursdwang op te leggen en [gedaagde] in dat kader te gelasten om de woning te sluiten en afgesloten te houden voor de duur van één maand.
g. Bij brief van 21 juni 2024 heeft WonenBreburg aan [gedaagde] medegedeeld dat hij met de aangetroffen drugs in strijd handelt met de huurovereenkomst en gelegenheid gegeven om de huurovereenkomst op te zeggen. Daarnaast heeft WonenBreburg medegedeeld dat zij bij feitelijke sluiting van de woning de huurovereenkomst buitengerechtelijk zal ontbinden tenzij [gedaagde] de huurovereenkomst vrijwillig heeft opgezegd.
h. Bij besluit van 22 augustus 2024 heeft de burgermeester een last onder bestuursdwang opgelegd om de woning te sluiten en afgesloten te houden met ingang van 10 september 2024 voor een periode van één maand.
i. [gedaagde] heeft een voorlopige voorziening gevraagd bij de bestuursrechter. De burgemeester heeft besloten om de uitkomst van die procedure af te wachten alvorens de woning te sluiten.
j. Bij uitspraak van 21 oktober 2024 heeft de bestuursrechter de vorderingen van [gedaagde] in de voorlopige voorziening afgewezen.
k. De woning is op 29 oktober 2024 op last van de burgemeester gesloten.
l. [gedaagde] heeft op 3 september 2024 een bezwaarschift ingediend tegen het besluit van de burgemeester van 22 augustus 2024.
m. Bij brief van 31 oktober 2024 heeft WonenBreburg de huurovereenkomst per die datum buitengerechtelijk ontbonden op grond van artikel 7:231 lid 2 van het Burgerlijk Wetboek (hierna te noemen: BW).
n. [gedaagde] heeft de woning niet ontruimd.