ECLI:NL:RBZWB:2025:1819

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
26 maart 2025
Publicatiedatum
31 maart 2025
Zaaknummer
11184576 \ CV EXPL 24-2148 (E)
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Procedures
  • Bodemzaak
Rechters
  • mr. Van den Boom
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vordering tot betaling van de koopsom en montagekosten na levering van aluminium deuren

In deze civiele zaak heeft de curator van een failliet bedrijf, [bedrijf] B.V., een vordering ingesteld tegen [persoon] voor betaling van de resterende koopsom en montagekosten na de levering van aluminium deuren. De overeenkomst voor de levering werd op 19 december 2022 telefonisch gesloten, waarbij de prijs van € 4.794,- exclusief btw en montage werd overeengekomen. De deuren zijn medio april 2023 geleverd en gemonteerd, maar [persoon] heeft slechts een deel van het bedrag betaald. De curator vordert nu het resterende bedrag van € 5.599,12, vermeerderd met rente en incassokosten.

De kantonrechter heeft vastgesteld dat [persoon] niet tijdig heeft geklaagd over de geleverde deuren, ondanks dat gebreken direct kenbaar waren. Hierdoor is [persoon] in verzuim geraakt en is hij verplicht het resterende bedrag te betalen. De kantonrechter oordeelt dat de curator recht heeft op betaling van de koopsom en een redelijk bedrag voor de montagekosten, maar wijst de gevorderde rente en buitengerechtelijke incassokosten af, omdat deze onredelijk bezwarend zijn voor [persoon].

Uiteindelijk wordt [persoon] veroordeeld tot betaling van € 3.227,94 aan de curator, evenals de proceskosten van € 1.204,54, te betalen binnen veertien dagen na aanschrijving. De beslissing is uitvoerbaar bij voorraad en het meer of anders gevorderde wordt afgewezen.

Uitspraak

RECHTBANKZEELAND-WEST-BRABANT
Civiel recht
Kantonrechter
Zittingsplaats Bergen op Zoom
Zaaknummer: 11184576 \ CV EXPL 24-2148
Vonnis van 26 maart 2025
in de zaak van
MR. [de curator] Q.Q., in hoedanigheid van curator in het faillissement van
[bedrijf] B.V.,
kantoorhoudende te [plaats 1],
eisende partij,
hierna te noemen: de curator en [bedrijf] ,
gemachtigde: mr. M. de Graauw,
tegen
[persoon],
wonende te [plaats 2] ,
gedaagde partij,
hierna te noemen: [persoon] ,
gemachtigde: mr. K.G.A.P. Boemaars.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het tussenvonnis van 18 september 2024 met de daarin genoemde stukken,
- de mondelinge behandeling van 7 februari 2025, waarvan door de griffier aantekeningen zijn gemaakt en de overgelegde en voorgedragen spreekaantekeningen van mr. De Graauw en mr. Boemaars.
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.De feiten

2.1.
[persoon] heeft met [bedrijf] op 19 december 2022 telefonisch een overeenkomst gesloten voor de levering van twee aluminium deuren. [bedrijf] heeft de gemaakte afspraken per e-mail van 20 december 2022 aan [persoon] bevestigd. In de e-mail staat dat [bedrijf] en [persoon] een koopprijs van € 4.794,- exclusief btw en exclusief montage zijn overeengekomen.
2.2.
[bedrijf] heeft de deuren medio april 2023 geleverd en gemonteerd.
2.3.
[bedrijf] heeft met de factuur van 17 april 2023 in totaal € 8.799,12 incl. btw in rekening gebracht. [bedrijf] heeft € 4.794,- excl. btw in rekening gebracht voor de levering van de deuren en € 2.477,00 excl. btw voor de montage daarvan.
2.4.
Per e-mail van 20 april 2023 heeft [persoon] [bedrijf] gevraagd om een specificatie van de montagekosten. [bedrijf] heeft per e-mail van 9 mei 2023 geantwoord dat € 2.073,60 in rekening is gebracht voor 32 uur montage en € 403,20 voor 8 uur voor het aanpassen van de pui.
2.5.
[bedrijf] is bij vonnis van 6 juni 2023 van deze rechtbank in staat van faillissement verklaard, met de benoeming van mr. Leijten tot curator.
2.6.
De curator heeft [persoon] gesommeerd om tot betaling over te gaan. [persoon] heeft op 22 mei 2024 € 3.200,- betaald aan de curator. Ondanks herhaalde sommatie is [persoon] niet tot betaling van het restant overgegaan.

3.Het geschil

3.1.
De curator vordert – samengevat – bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad, veroordeling van [persoon] tot betaling van € 5.599,12, te vermeerderen met contractuele rente en € 709,12 aan buitengerechtelijke incassokosten, te vermeerderen met wettelijke rente, met veroordeling van [persoon] in de proceskosten, te vermeerderen met wettelijke rente vanaf de datum van het vonnis.
3.2.
De curator legt aan de vorderingen het volgende ten grondslag. [persoon] moet de op hem rustende betalingsverplichting nakomen en de factuur betalen. Ondanks sommatie heeft [persoon] niet het volledige bedrag betaald. [persoon] verkeert in verzuim en is daarom op grond van de algemene voorwaarden contractuele rente van minimaal 12% per jaar verschuldigd. De curator maakt aanspraak op vergoeding van buitengerechtelijke incassokosten.
3.3.
[persoon] voert verweer en concludeert tot afwijzing van de vorderingen van de curator, met uitvoerbaar bij voorraad te verklaren veroordeling van de curator in de kosten van deze procedure. [persoon] betwist dat de algemene voorwaarden van [bedrijf] op de overeenkomst van toepassing zijn, omdat deze niet ter hand zijn gesteld. Omdat het werk nog niet is opgeleverd, is [persoon] nog niet gehouden om tot betaling over te gaan. [persoon] verkeert daarom niet in verzuim. Eén van de twee deuren is niet goed geplaatst en is gebrekkig. [persoon] vindt daarom dat hij slechts voor één deur hoeft te betalen. [bedrijf] en [persoon] zijn alleen een prijs voor de levering van de deuren overeengekomen, niet voor de montage. De montagewerkzaamheden zijn in twee ochtenden uitgevoerd door twee medewerkers van [bedrijf] . De in rekening gebrachte montagekosten zijn onredelijk hoog. Als [persoon] iets verschuldigd is, moet dat worden verrekend met herstelkosten.
3.4.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover nodig, nader ingegaan.

4.De beoordeling

De overeenkomst
4.1.
In deze zaak gaat het om een gemengde overeenkomst. Uit de e-mail van 20 december 2022 volgt dat [bedrijf] en [persoon] op 19 december 2022 zijn overeengekomen dat [bedrijf] twee deuren aan [persoon] zou leveren voor een totaalbedrag van € 4.794,- exclusief btw en exclusief montage. Vaststaat dat [bedrijf] de deuren heeft geleverd én heeft gemonteerd. Daarom is sprake van zowel een koopovereenkomst als van aanneming van werk.
4.2.
[bedrijf] is de op haar rustende verplichtingen nagekomen door de deuren te leveren en te monteren. Dat houdt in dat [persoon] in beginsel gehouden is om het daarvoor verschuldigde bedrag aan de curator te betalen.
Klachtplicht
4.3.
Volgens [persoon] is één van de twee geleverde deuren gebrekkig en is hij daarom niet verplicht om méér te betalen dan de betaling van € 3.200,- die hij al heeft verricht.
4.4.
Als meest verstrekkende verweer met betrekking tot de door [persoon] gestelde gebreken heeft de curator aangevoerd dat [persoon] niet heeft voldaan aan zijn klachtplicht. Dit verweer slaagt. De kantonrechter zal dit toelichten.
4.5.
Bij de montage van de deuren medio april 2023 bleek dat deze niet op een goede manier in het kozijn konden worden gemonteerd. Na overleg heeft [bedrijf] het kozijn naar de werkplaats meegenomen en aangepast, zodat de deuren alsnog konden worden geplaatst. [persoon] heeft bij antwoord en tijdens de mondelinge behandeling verklaard dat een medewerker van [bedrijf] aangaf dat één deur niet op de juiste manier ingehangen kon worden. Ter zitting heeft [persoon] ook verklaard dat hij daar op moment mee akkoord is gegaan, omdat de pui dan in ieder geval dichtzat. Het werk was op dat moment klaar voor oplevering, ondanks dat het deurbeslag kennelijk nog ontbrak. Op dat moment begon ook de redelijke termijn te lopen waarin [persoon] [bedrijf] van de gebreken op de hoogte had moeten stellen, nu de gebreken direct kenbaar waren voor [persoon] . Niet is gebleken dat [persoon] vóór de e-mail van 27 juli 2023 heeft geklaagd. Door pas op 27 juli 2023 te reageren, heeft [persoon] naar oordeel van de kantonrechter de redelijke klachttermijn overschreden. Dat houdt in dat de door [persoon] gestelde gebreken voor zijn eigen rekening komen en een beroep op verrekening niet slaagt.
[persoon] moet alsnog betalen
4.6.
Het voornoemde houdt in dat [persoon] alsnog voor de geleverde deuren en de montage daarvan moet betalen. Omdat [persoon] de hoogte van de factuur heeft betwist, zal hierna worden toegelicht welk bedrag [persoon] aan de curator moet betalen en waarom.
4.7.
Uit de e-mail van 20 december 2022 volgt dat [bedrijf] en [persoon] een prijs van € 4.794,- exclusief btw (dus € 5.800,74 inclusief btw) zijn overeengekomen voor de levering van de deuren. [persoon] dient dit bedrag dan ook te betalen, omdat [bedrijf] de deuren heeft geleverd.
4.8.
Uit de voornoemde e-mail blijkt dat niet dat [bedrijf] en [persoon] afspraken hebben gemaakt over de montagekosten. Dat is ook niet vreemd, aangezien [bedrijf] in beginsel alleen de deuren zou leveren. De door [bedrijf] per e-mail van 9 mei 2023 opgegeven montagekosten komen neer op een uurtarief van € 78,40 inclusief btw. [persoon] heeft de juistheid van dit uurtarief niet betwist. Bij antwoord en ter zitting heeft [persoon] aangevoerd dat de twee medewerkers van [bedrijf] slechts twee ochtenden bezig zijn geweest met de montage. Dit komt de kantonrechter niet onredelijk voor. Naar oordeel van de kantonrechter is [persoon] daarom nog tweemaal vier uur aan redelijk loon voor de montagekosten verschuldigd. Dit komt neer op een bedrag van € 627,20 inclusief btw.
4.9.
[persoon] heeft op 22 mei 2024 € 3.200,- betaald. Dit houdt in dat [persoon] in totaal nog € 3.227,94 (zijnde € 5.800,74 plus € 627,20 minus € 3.200,-) aan de curator verschuldigd is.
Rente
4.10.
De curator maakt aanspraak op vergoeding van contractuele rente op grond van de algemene voorwaarden. In artikel 17.7 van de algemene voorwaarden is daarover een beding opgenomen. De kantonrechter moet daarom beoordelen of dit artikel onredelijk bezwarend is voor [persoon] als bedoeld in artikel 6:233 onder a van het Burgerlijk Wetboek (BW), ook als daarop geen beroep is gedaan.
4.11.
De bedongen rente is hoger dan de wettelijke rente voor handelstransacties was op het moment dat de overeenkomst werd gesloten. Een rechtvaardiging voor dit verschil is niet gesteld of gebleken. Door die hoge bedongen rente wordt het evenwicht tussen de uit de overeenkomst voortvloeiende rechten en plichten van partijen ten nadele van de consument aanzienlijk verstoord. Om die reden is het rentebeding onredelijk bezwarend en wordt het door de kantonrechter vernietigd. Als gevolg daarvan moet de gevorderde rentevergoeding worden afwezen.
Buitengerechtelijke incassokosten
4.12.
De curator maakt aanspraak op vergoeding van gemaakte buitengerechtelijke incassokosten. In artikel 17.9 van de algemene voorwaarden is daarover een beding opgenomen. De kantonrechter moet ambtshalve beoordelen of het genoemde artikel in de algemene voorwaarden oneerlijk is ten opzichte van [persoon] . Daarbij is relevant dat de omvang van de in rekening te brengen vergoeding is beperkt in artikel 6:96 lid 5 en lid 6 BW en het daarop gebaseerde Besluit vergoeding voor buitengerechtelijke incassokosten (hierna: het Besluit).
4.13.
De bedongen vergoeding is altijd ten minste € 75,- en daarmee hoger dan de vergoeding conform het Besluit. De kantonrechter is van oordeel dat het beding daardoor ten nadele van consumenten aanzienlijk afwijkt van de wettelijke regeling over de vergoeding van buitengerechtelijke incassokosten. Het beding is aldus oneerlijk ten opzichte van [persoon] en wordt daarom vernietigd. Als gevolg daarvan wordt de gevorderde vergoeding voor gemaakte buitengerechtelijke incassokosten afgewezen.
Proceskosten
4.14.
[persoon] is grotendeels in het ongelijk gesteld en moet daarom de proceskosten (inclusief nakosten) betalen. De kantonrechter sluit voor de hoogte van het griffierecht en het salaris gemachtigde aan bij de tarieven behorende bij de toewijsbare hoofdsom. De proceskosten van de curator worden begroot op:
- kosten van de dagvaarding
113,54
- griffierecht
496,00
- salaris gemachtigde
476,00
(2 punten × € 238,00)
- nakosten
119,00
(plus de kosten van betekening zoals vermeld in de beslissing)
Totaal
1.204,54
4.15.
De gevorderde wettelijke rente over de proceskosten wordt toegewezen zoals vermeld in de beslissing.

5.De beslissing

De kantonrechter
5.1.
veroordeelt [persoon] om aan de curator te betalen een bedrag van € 3.227,94,
5.2.
veroordeelt [persoon] in de proceskosten van € 1.204,54, te betalen binnen veertien dagen na aanschrijving daartoe, te vermeerderen met de kosten van betekening als [persoon] niet tijdig aan de veroordelingen voldoet en het vonnis daarna wordt betekend,
5.3.
veroordeelt [persoon] tot betaling van de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 BW over de proceskosten als deze niet binnen veertien dagen na aanschrijving zijn betaald,
5.4.
verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad,
5.5.
wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr. Van den Boom en in het openbaar uitgesproken op 26 maart 2025.