ECLI:NL:RBZWB:2025:1797

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
28 maart 2025
Publicatiedatum
28 maart 2025
Zaaknummer
02-107840-24
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verkeersongeval met zwaar lichamelijk letsel door onoplettendheid en snelheidsovertreding

Op 28 maart 2025 heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die op 23 augustus 2023 te Middelburg betrokken was bij een verkeersongeval. De verdachte, geboren in 1988, reed met een snelheid van 88 km/u op de N57, waar de maximumsnelheid 80 km/u was. Tijdens het rijden was hij afgeleid door zijn tas en een telefoongesprek, waardoor hij een langzaam rijdende auto, bestuurd door het slachtoffer, niet opmerkte. Het ongeval resulteerde in zwaar lichamelijk letsel voor het slachtoffer, waaronder een hersenkneuzing en meerdere botbreuken. De rechtbank oordeelde dat de verdachte zich schuldig had gemaakt aan aanmerkelijke onvoorzichtigheid en onoplettendheid, wat leidde tot de conclusie dat hij schuld had in de zin van artikel 6 van de Wegenverkeerswet 1994. De rechtbank achtte het primair ten laste gelegde feit wettig en overtuigend bewezen. De verdachte werd veroordeeld tot een taakstraf van 80 uren, met een vervangende hechtenis van 40 dagen, en een voorwaardelijke ontzegging van de bevoegdheid om motorrijtuigen te besturen voor de duur van zes maanden met een proeftijd van twee jaar. De rechtbank hield rekening met de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, waaronder de noodzaak om zijn rijbewijs te behouden voor zijn werk.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Strafrecht
Zittingsplaats: Middelburg
parketnummer: 02/107840-24
vonnis van de meervoudige kamer van 28 maart 2025
in de strafzaak tegen
[verdachte] ,
geboren op [geboortedag] 1988 te [geboorteplaats] ,
wonende te [woonadres] ,
raadsvrouw mr. R.T.K. Davidse, advocaat te Middelburg.

1.Onderzoek van de zaak

De zaak is inhoudelijk behandeld op de zitting van 14 maart 2025, waarbij de officier van justitie mr. R.M.A. in ’t Veld en de verdediging hun standpunten kenbaar hebben gemaakt.

2.De tenlastelegging

De tenlastelegging is als bijlage I aan dit vonnis gehecht.
De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat verdachte op 23 augustus 2023 te Middelburg door het schenden van verkeersregels een aan zijn schuld te wijten verkeersongeval heeft veroorzaakt, waarbij een persoon zwaar lichamelijk letsel heeft opgelopen, dan wel dat verdachte gevaar op de weg heeft veroorzaakt.

3.De voorvragen

De dagvaarding is geldig.
De rechtbank is bevoegd.
De officier van justitie is ontvankelijk in de vervolging.
Er is geen reden voor schorsing van de vervolging.

4.De beoordeling van het bewijs

4.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het primair ten laste gelegde feit en baseert zich daarbij op de bewijsmiddelen in het dossier. Het handelen van verdachte kan als aanmerkelijk onvoorzichtig en onoplettend worden aangemerkt. Aan het slachtoffer is zwaar lichamelijk letsel toegebracht. Om die reden is sprake van schuld in de zin van artikel 6 van de Wegenverkeerswet 1994 (hierna: WVW).
4.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging is van mening dat niet bewezen kan worden dat verdachte een aan zijn schuld te wijten verkeersongeval heeft veroorzaakt in de zin van artikel 6 WVW. De gedragingen van verdachte betreffen geen aanmerkelijke mate van verwijtbare onvoorzichtigheid. De verdediging refereert zich voor wat betreft de bewezenverklaring ten aanzien van het subsidiair ten laste gelegde feit.
4.3
Het oordeel van de rechtbank
4.3.1
De bewijsmiddelen
Indien hoger beroep wordt ingesteld zullen de bewijsmiddelen worden uitgewerkt en opgenomen in een bijlage die aan het vonnis zal worden gehecht
4.3.2
De bijzondere overwegingen omtrent het bewijs
Feiten en omstandigheden
Uit de bewijsmiddelen volgt dat verdachte op 23 augustus 2023 als bestuurder van een motorrijtuig (een bedrijfswagen Renault Trafic) heeft gereden op de N57 te Middelburg. De N57 betreft een rechte, overzichtelijke enkelbaanse weg. Verdachte is daar op de voor hem langzaam rijdende personenauto (Peugeot 108) gebotst. Die Peugeot werd bestuurd door [slachtoffer] . Zo’n vijf seconden voor het ongeval reed verdachte met een snelheid van 88 kilometer per uur, terwijl de ter plaatse wettelijke toegestane snelheid 80 kilometer per uur is. [slachtoffer] heeft ten gevolge van dit ongeval letsel opgelopen, te weten een hersenkneuzing en een gebroken arm, schaambeen en heiligbeen. Dat dit letsel te kwalificeren valt als zwaar lichamelijk letsel staat niet ter discussie.
Verdachte heeft verklaard dat hij tijdens het rijden aan het rommelen was in zijn tas om zijn lunch eruit te pakken en dat hij gelijktijdig handsfree (met oordopjes in) aan het bellen was. Hij had niet verwacht dat het verkeer halverwege de weg stil zou staan en heeft de stilstaande c.q. langzaam rijdende personenauto’s voor hem niet opgemerkt. Voor hij er erg in had, is hij tegen de personenauto die voor hem langzaam reed aangereden.
Schuld in de zin van artikel 6 WVW
De rechtbank moet in de eerste plaats beoordelen of verdachte door zijn gedragingen schuld heeft aan het verkeersongeval. Het komt hierbij aan op het geheel van de gedragingen van verdachte, de aard en de ernst daarvan en de overige omstandigheden van het geval. Daarbij komt dat niet reeds uit de ernst van de gevolgen van het verkeersgedrag dat in strijd is met één of meer wettelijke gedragsregels in het verkeer kan worden afgeleid dat sprake is van schuld in de zin van artikel 6 WVW. Van die schuld is pas sprake bij een aanmerkelijke mate van verwijtbare onvoorzichtigheid.
De rechtbank overweegt hierover dat uit het dossier, naast dat verdachte tijdens het rijden zijn aandacht bij zijn tas, de inhoud daarvan en zijn telefoon(gesprek) heeft gehouden, niet blijkt van overige omstandigheden die kunnen verklaren waarom verdachte de voor hem stilstaande c.q. langzaam rijdende personenauto’s niet eerder heeft opgemerkt. Hij reed immers op een rechte en overzichtelijke weg, op een route die hij al vaker had gereden. De rechtbank gaat er daarmee van uit dat verdachte de personenauto’s niet heeft opgemerkt omdat hij zijn aandacht gedurende een langere tijd niet op de weg had. Uit het proces-verbaal snelheid- en impactanalyse blijkt namelijk dat de auto voor hem al op zijn minst 4,5 seconden langzaam reed (minder dan 40 km/u) en aan het remmen was. Verdachte heeft dit niet gezien. Bij de snelheid die verdachte toen reed, te weten ca. 88 km/u, betekent dit dat verdachte over een afstand van meer dan 100 meter geen aandacht heeft gehad voor het verkeer voor hem op de weg. Anders dan de verdediging is de rechtbank dan ook van oordeel dat geen sprake is geweest van een enkel moment van onoplettendheid.
Door met een snelheid te rijden die hoger lag dan de ter plaatste wettelijke toegestane maximumsnelheid en zijn aandacht voor langere tijd deels bij zijn gesprek via de mobiele telefoon en de (inhoud) van zijn tas te hebben, is er naar het oordeel van de rechtbank sprake van een aanmerkelijke mate van onoplettendheid en onvoorzichtigheid en daarmee van schuld in de zin van artikel 6 WVW. De rechtbank acht het primair ten laste gelegde feit dan ook wettig en overtuigend bewezen.
4.3.3
De bewezenverklaring
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte
op 23 augustus 2023 te Middelburg als verkeersdeelnemer, namelijk als bestuurder van een motorrijtuig, daarmede rijdende over de weg, de N57, zich zodanig heeft gedragen dat een aan zijn schuld te wijten verkeersongeval heeft plaatsgevonden door aanmerkelijk onvoorzichtig en onoplettend
- te rijden met een snelheid die hoger lag dan de ter plaatse wettelijk toegestane
maximumsnelheid van 80 km/u en
- tijdens het rijden zijn aandacht deels bij
eenmobiele telefoon en deels bij een tas en de inhoud hiervan te houden die naast hem, verdachte, stond, en
- zich er onvoldoende van te vergewissen dat de weg voor hem vrij was en vrij zou blijven, en zijn, verdachtes, motorrijtuig niet tot stilstand te brengen binnen een afstand waarover verdachte de weg kon overzien en deze vrij was,
waardoor een ander (genaamd [slachtoffer] ) zwaar lichamelijk letsel, te weten een hersenkneuzing en een gebroken arm en een gebroken schaambeen en heiligbeen, werd toegebracht.
Voor zover er in de tenlastelegging kennelijke taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn die fouten in de bewezenverklaring verbeterd. Verdachte is daardoor niet in zijn verdediging geschaad.
De rechtbank acht niet bewezen hetgeen meer of anders is ten laste gelegd. Verdachte zal daarvan worden vrijgesproken.

5.De strafbaarheid

Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het feit uitsluiten. Dit levert het in de beslissing genoemde strafbare feit op.
Verdachte is strafbaar, omdat niet is gebleken van een omstandigheid die zijn strafbaarheid uitsluit.

6.De strafoplegging

6.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie vordert aan verdachte op te leggen een taakstraf van 80 uren, te vervangen door 40 dagen hechtenis. Daarnaast vordert de officier van justitie een voorwaardelijke ontzegging van de bevoegdheid motorrijtuigen te besturen voor de duur van zes maanden met een proeftijd van twee jaar.
6.2
Het standpunt van de verdediging
Door de verdediging is verzocht om bij de strafoplegging rekening te houden met de noodzaak van verdachte om zijn rijbewijs te behouden, Zij verzoekt de rechtbank daarom geen onvoorwaardelijke ontzegging van de bevoegdheid motorrijtuigen te besturen aan verdachte op te leggen en een geldboete in plaats van een taakstraf.
6.3
Het oordeel van de rechtbank
Verdachte heeft op 23 augustus 2023 een ernstig verkeersongeval veroorzaakt. Als gevolg daarvan heeft het slachtoffer zwaar lichamelijk letsel opgelopen. De rechtbank realiseert zich dat verdachte dit ongeval op geen enkele manier heeft gewild, maar dat neemt niet weg dat het ongeval en de gevolgen hiervan een direct resultaat zijn van het handelen van verdachte.
De rechtbank overweegt dat strafoplegging niet alleen plaatsvindt met inachtneming van de gevolgen van het veroorzaakte ongeval, maar ook vooral moet worden afgezet tegen de ernst van de verkeersfouten en de mate van schuld daaraan van verdachte. Zoals hiervoor overwogen heeft de rechtbank de verkeersfouten van verdachte aangemerkt als aanmerkelijk onvoorzichtig en onoplettend.
De oriëntatiepunten voor straftoemeting van het Landelijk Overleg Vakinhoud Strafrecht (LOVS) geven bij zwaar lichamelijk letsel waarbij geen alcohol bij verdachte in het spel was als uitgangspunt een taakstraf van 120 uur en een ontzegging van de rijbevoegdheid motorrijtuigen te besturen voor de duur van zes maanden onvoorwaardelijk.
De rechtbank houdt rekening met de persoonlijke omstandigheden van verdachte zoals deze tijdens de zitting naar voren zijn gebracht. Zo is duidelijk geworden dat het rijbewijs van verdachte voor hem onmisbaar is voor het uitoefenen van zijn werkzaamheden. Ook heeft verdachte zich al meteen na de aanrijding schuldbewust getoond en geprobeerd om met het slachtoffer in contact te komen. Voor en na dit ongeluk is hij ook niet(meer) met politie en justitie in aanraking gekomen.
Alles afwegende acht de rechtbank de door de officier van justitie geëiste straf passend en geboden. Zij zal daarom conform de eis en lager dan de LOVS-oriëntatiepunten aan verdachte opleggen een onvoorwaardelijke taakstraf van 80 uren. Ten aanzien van de rijontzegging houdt de rechtbank rekening met het feit dat verdachte een eigen bedrijf heeft en hij zijn rijbewijs daarvoor nodig heeft. Een onvoorwaardelijke ontzegging van de rijbevoegdheid zal voor hem teveel nadelige gevolgen hebben. Om die reden zal zij een geheel voorwaardelijke rijontzegging voor de duur van zes maanden opleggen met een proeftijd van twee jaar.

7.De wettelijke voorschriften

De beslissing berust op de artikelen 9, 14a, 14b, 14c, 22c en 22d van het Wetboek van Strafrecht en de artikelen 6, 175 en 179 van de Wegenverkeerswet 1994 zoals deze artikelen luidden ten tijde van het bewezenverklaarde.

8.De beslissing

De rechtbank:
Bewezenverklaring
- verklaart het tenlastegelegde bewezen, zodanig als hierboven onder 4.4 is omschreven;
- spreekt verdachte vrij van wat meer of anders is ten laste gelegd;
Strafbaarheid
- verklaart dat het bewezenverklaarde het volgende strafbare feit oplevert:
overtreding van artikel 6 van de Wegenverkeerswet 1994, terwijl het een ongeval betreft waardoor een ander lichamelijk letsel wordt toegebracht;
- verklaart verdachte strafbaar;
Strafoplegging
- veroordeelt verdachte tot
een taakstraf van 80 (tachtig) uren;
- beveelt dat indien verdachte de taakstraf niet naar behoren verricht,
vervangende hechteniszal worden toegepast van
40 (veertig) dagen;
- veroordeelt verdachte tot
een ontzegging van de bevoegdheid om motorrijtuigen te besturen van 6 (zes) maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 2 (twee) jaar;
- bepaalt dat de voorwaardelijke rijontzegging niet ten uitvoer wordt gelegd, tenzij de rechter tenuitvoerlegging gelast omdat verdachte zich voor het einde van een proeftijd schuldig maakt aan een strafbaar feit.
Dit vonnis is gewezen door mr. R.J.H. de Brouwer, voorzitter, mr. H. Skalonjic en mr. L.W. Boogert, rechters, in tegenwoordigheid van mr. J.E. Lorello-Willeboordse, griffier, en is uitgesproken ter openbare zitting op 28 maart 2025.
De voorzitter is niet in de gelegenheid dit vonnis mede te ondertekenen.

9.Bijlage I

De tenlastelegging
hij op of omstreeks 23 augustus 2023 te Middelburg als verkeersdeelnemer, namelijk als bestuurder van een motorrijtuig, daarmede rijdende over de weg, de N57, zich zodanig heeft gedragen dat een aan zijn schuld te wijten verkeersongeval heeft plaatsgevonden door roekeloos, in elk geval zeer, althans aanmerkelijk, onvoorzichtig en/of onoplettend,
immers had verdachte de voor hem op de weg rijdend/stilstaand motorrijtuig moeten opmerken - nu zijn zicht op dit motorrijtuig reeds geruime/enige tijd niet door een andere weggebruiker noch enige andere omstandigheid werd ontnomen - en vervolgens zijn snelheid/verkeersgedrag daarop moeten aanpassen,
- te rijden met een snelheid die hoger lag dan de ter plaatse wettelijk toegestane
maximumsnelheid van 80 km/u, althans met een snelheid die hoger lag dan voor een veilig verkeer ter plaatse geboden was, en/of
- tijdens het rijden een mobiel elektronisch apparaat, te weten een mobiele telefoon, vast te houden dan wel in zijn nabijheid aanwezig te hebben en/of zijn aandacht (deels) bij die mobiele telefoon te houden, en/of tijdens het rijden zijn aandacht (deels) bij een tas en/of de inhoud hiervan te houden die naast hem, verdachte, stond, en/of
- zich er onvoldoende van te vergewissen dat de weg voor hem vrij was en/of vrij zou blijven is blijven rijden, en/of zijn, verdachtes, motorrijtuig niet tot stilstand te brengen waarover verdachte de weg kon overzien en deze vrij was,
waardoor een ander (genaamd [slachtoffer] ) zwaar lichamelijk letsel, te weten een hersenkneuzing en/of een gebroken arm en/of een gebroken schaambeen en/of heiligbeen, of zodanig lichamelijk letsel werd toegebracht, dat daaruit tijdelijke ziekte of verhindering in de uitoefening van de normale bezigheden is ontstaan;
( art 6 Wegenverkeerswet 1994 )
subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij op of omstreeks 23 augustus 2023 te Middelburg als bestuurder van een voertuig (bedrijfsauto), daarmee rijdende op de weg, de N57, heeft gereden met een snelheid die hoger lag dan de ter plaatse wettelijk toegestane maximumsnelheid van 80 km/u, althans met een snelheid die hoger lag dan voor een veilig verkeer ter plaatse geboden was, en/of
tijdens het rijden een mobiel elektronisch apparaat, te weten een mobiele telefoon, vast heeft gehouden dan wel in zijn nabijheid aanwezig heeft gehad en/of zijn aandacht (deels) bij die mobiele telefoon heeft gehouden, en/of tijdens het rijden zijn aandacht (deels) bij een tas en/of de inhoud hiervan heeft gehouden die naast hem, verdachte, stond, en/of zich er onvoldoende van heeft vergewist dat de weg voor hem vrij was en/of vrij zou blijven is blijven rijden, en/of zijn, verdachtes, motorrijtuig niet tot stilstand heeft gebracht waarover verdachte de weg kon overzien en deze vrij was, door welke gedraging(en) van verdachte gevaar op die weg werd veroorzaakt, althans kon worden veroorzaakt, en/of het verkeer op die weg werd gehinderd, althans kon worden gehinderd.
( art 5 Wegenverkeerswet 1994 )