ECLI:NL:RBZWB:2025:1782

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
28 maart 2025
Publicatiedatum
28 maart 2025
Zaaknummer
02-235553-24
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor verkeersongeval met zwaar lichamelijk letsel door onoplettendheid en verkeersovertredingen

Op 28 maart 2025 heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die op 17 juli 2024 in Tilburg een verkeersongeval heeft veroorzaakt. De verdachte, een taxichauffeur, reed met een personenauto op de Spoorlaan en negeerde een rood verkeerslicht. Tijdens het passeren van het verkeerslicht had hij zijn aandacht niet op de weg gericht, maar was hij afgeleid door zijn mobiele telefoon. Hierdoor kwam hij in aanrijding met drie voetgangers, waaronder [slachtoffer 1], die zwaar lichamelijk letsel opliep in de vorm van een dubbele gecompliceerde enkelbreuk. De rechtbank oordeelde dat de verdachte zich schuldig had gemaakt aan aanmerkelijk onoplettend en onvoorzichtig rijgedrag, wat resulteerde in de veroordeling voor overtredingen van artikel 6 en artikel 5 van de Wegenverkeerswet 1994. De rechtbank legde een taakstraf van 80 uur op, met een ontzegging van de rijbevoegdheid van zes maanden, waarvan drie maanden voorwaardelijk. De verdediging had vrijspraak bepleit, maar de rechtbank achtte de feiten wettig en overtuigend bewezen. De uitspraak benadrukt de ernst van verkeersveiligheid en de gevolgen van afleiding tijdens het rijden.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT
Strafrecht
Zittingsplaats: Breda
parketnummer: 02-235553-24
vonnis van de meervoudige kamer van 28 maart 2025
in de strafzaak tegen
[verdachte]
geboren op [geboortedag] 1995 te [geboorteplaats] ( [land] )
wonende te [woonadres]
raadsvrouw mr. W. van Nunen, advocaat te Breda

1.Onderzoek van de zaak

De zaak is inhoudelijk behandeld op de zitting van 14 maart 2025, waarbij de officier van justitie, mr. I. Klein, en de verdediging hun standpunten kenbaar hebben gemaakt.

2.De tenlastelegging

De tenlastelegging is gewijzigd overeenkomstig artikel 313 van het Wetboek van Strafvordering. De tenlastelegging is als bijlage I aan dit vonnis gehecht.
De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan
feit 1: het veroorzaken van een verkeersongeval waardoor [slachtoffer 1] zwaar lichamelijk letsel heeft opgelopen, dan wel het veroorzaken van gevaar en hinder op de weg;
feit 2: het veroorzaken van gevaar en hinder op de weg.

3.De voorvragen

De dagvaarding is geldig.
De rechtbank is bevoegd.
De officier van justitie is ontvankelijk in de vervolging.
Er is geen reden voor schorsing van de vervolging.

4.De beoordeling van het bewijs

4.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie acht de onder 1 primair en onder 2 ten laste gelegde feiten wettig en overtuigend bewezen. Verdachte reed op de Spoorlaan in Tilburg en heeft met toenemende snelheid een rood verkeerslicht gepasseerd. Op de dashcambeelden is te zien dat verdachte kort voor de aanrijding zijn aandacht niet op de weg gericht had. Verdachte had zijn telefoon in zijn rechterhand en keek naar links waarna de aanrijding met [slachtoffer 1] , [slachtoffer 2] en [slachtoffer 3] plaatsvond. Als gevolg van deze aanrijding heeft verdachte zwaar lichamelijk letsel veroorzaakt bij [slachtoffer 1] . Er is sprake van aanmerkelijk onvoorzichtig en onoplettend rijgedrag in de zin van artikel 6 van de Wegenverkeerswet 1994 (hierna: WVW). Daarnaast heeft verdachte gevaar op de weg veroorzaakt in de zin van artikel 5 van de WVW.
4.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging bepleit voor het onder 1 primair ten laste gelegde feit vrijspraak. Volgens de verdediging staat het vasthouden van de telefoon niet in causaal verband met het verkeersongeval, omdat de verdachte op de momenten voorafgaand aan het verkeersongeval niet op zijn telefoon heeft gekeken en hierdoor ook niet was afgeleid. Verdachte heeft door een kort moment van onoplettendheid het rode verkeerslicht niet gezien.
Deze enkele verkeersfout maakt niet dat verdachte zich aanmerkelijk onvoorzichtig, onoplettend en onachtzaam heeft gedragen en is niet te kwalificeren als (aanmerkelijke) schuld in de zin van artikel 6 van de WVW. Daarnaast is het letsel van [slachtoffer 1] niet te kwalificeren als zwaar lichamelijk letsel, vanwege het ontbreken van medische stukken. Ten aanzien van de onder 2 ten laste gelegde overtreding van artikel 5 van WVW refereert de verdediging zich aan het oordeel van de rechtbank.
4.3
Het oordeel van de rechtbank
4.3.1
De bewijsmiddelen
De bewijsmiddelen zijn in bijlage II aan dit vonnis gehecht.
4.3.2
De bijzondere overwegingen met betrekking tot het bewijs
Vaststelling van de feiten
De rechtbank stelt vast dat op 17 juli 2024 op de Spoorlaan in Tilburg een verkeersongeval heeft plaatsgevonden waarbij een personenauto en drie voetgangers betrokken waren. Verdachte was de bestuurder van de personenauto. [slachtoffer 1] , [slachtoffer 2] en [slachtoffer 3] waren de betrokken voetgangers. Ten tijde van het verkeersongeval was er sprake van een gewijzigde verkeerssituatie, in verband met de Tilburgse kermis, waardoor een tijdelijk verkeerslicht was geplaatst.
Op de Spoorlaan, ter hoogte van de Stationsstraat, is een voetgangersoversteekplaats gelegen. Ten tijde van het ongeval was deze oversteekplaats voorzien van verkeerslichten. De voetgangers staken de voetgangersoversteekplaats over toen het verkeerslicht voor hen groen was. Op het moment dat zij op de voetgangersoversteekplaats liepen, werden zij aangereden door het voertuig van verdachte. Op de dashcambeelden van het voertuig van verdachte is te zien dat verdachte, zijn snelheid verhogend en rijdend met een snelheid van 37 kilometer per uur, het voor hem rood uitstralende verkeerslicht heeft gepasseerd en niet is gestopt. De slachtoffers belandden op zijn motorkap en vielen daarna op de straat. Door de aanrijding heeft [slachtoffer 1] onder meer een dubbele gecompliceerde enkelbreuk opgelopen, die operatief ingrijpen vergde. [slachtoffer 2] heeft een hoofdwond, gekneusde ribben en meerdere blauwe plekken opgelopen.
Feit 1 primair - artikel 6 WVW
Aan zijn schuld te wijten
Om tot een bewezenverklaring te kunnen komen van artikel 6 van de WVW is onder meer vereist dat het verkeersongeval aan de schuld van verdachte te wijten is. Het komt hierbij aan op het geheel van de gedragingen van verdachte, de aard en de ernst daarvan en de overige omstandigheden van het geval. Niet reeds uit de ernst van de gevolgen van verkeersgedrag dat in strijd is met één of meer wettelijke gedragsregels in het verkeer kan worden afgeleid dat sprake is van schuld in vorenbedoelde zin. Indien de schuld wordt vastgesteld kan deze, in juridische zin, bestaan in verschillende gradaties: van aanmerkelijk onvoorzichtig tot roekeloos.
Naar het oordeel van de rechtbank is er, anders dan de verdediging stelt, geen sprake van enkel een kortdurend moment van onoplettendheid. Verdachte heeft meerdere verkeersovertredingen begaan. Op de dashcambeelden van de binnenkant van de auto, gericht naar verdachte, is te zien dat verdachte zijn telefoon op zijn schoot en in zijn rechterhand heeft. Kort voor het verkeersongeval kijkt verdachte op zijn telefoon en kijkt hij kort naar links. Vervolgens kijkt verdachte iets langer naar links. Op het moment dat hij zijn blik terug op de weg richt schrikt hij en vindt direct het verkeersongeval plaats. Uit die dashcambeelden maakt de rechtbank op dat verdachte op de beschreven momenten voorafgaand aan het verkeersongeval zijn aandacht niet op de weg gericht had. Op de dashcambeelden gericht naar buiten is te zien dat verdachte met toenemende snelheid het rode verkeerslicht passeert, zonder dit te zien en daarvoor te stoppen. Het passeren van een rood verkeerslicht is een ernstige verkeersovertreding. Kijkend naar de gedragingen van verdachte kan hieraan geen andere conclusie worden verbonden dat dat hij geen oog heeft gehad voor de verkeerssituatie ter plaatse. Verdachte heeft ter zitting erkend dat hij afgeleid was, mede door zijn privéomstandigheden en slechte nachtrust, dat hij onoplettend is geweest, en het rode licht en de overstekende voetgangers niet (tijdig) heeft gezien. Hij heeft niet alleen een mobiele telefoon in zijn hand gehouden, maar ook zijn aandacht niet voortdurend op de weg voor zich gehouden, en met toenemende snelheid het rode verkeerslicht gepasseerd zonder daarbij voorrang te verlenen aan de overstekende voetgangers. De rechtbank neemt ten slotte in overweging dat de omstandigheden ter plaatse gunstig waren. Het was overdag, het was droog en het zicht op de weg werd niet belemmerd. Ook het verkeerslicht was, anders dan de verdediging stelt, duidelijk zichtbaar. De rechtbank acht bewezen dat verdachte met dit samenstel van gedragingen aanmerkelijk onoplettend en onvoorzichtig heeft gehandeld, waardoor hij in aanrijding is gekomen met de voetgangers, waaronder [slachtoffer 1] . Het verkeersongeval is derhalve aan de schuld van verdachte, als bedoeld in artikel 6 van de WVW, te wijten.
Zwaar lichamelijk letsel
Vervolgens dient de rechtbank de vraag te beantwoorden of er door het verkeersongeval letsel is ontstaan dat is te kwalificeren als zwaar lichamelijk letsel.
Anders dan de verdediging is de rechtbank van oordeel dat het letsel van [slachtoffer 1] is aan te merken als zwaar lichamelijk letsel. De rechtbank baseert zich hierbij op de verklaring van het slachtoffer, de geneeskundige verklaring en de mediation slotovereenkomst. Als algemene uitgangspunten voor de beantwoording van de vraag of van zwaar lichamelijk letsel (als bedoeld in artikel 82 van het Wetboek van Strafrecht) sprake is, kunnen worden aangemerkt de aard van het letsel, de eventuele noodzaak en aard van medisch ingrijpen en het uitzicht op (volledig) herstel. De rechtbank stelt vast dat het slachtoffer een dubbele gecompliceerde enkelbreuk heeft opgelopen door het verkeersongeval. Uit de geneeskundige verklaring blijkt dat de enkel een afwijkende stand had en dat opereren geïndiceerd is. Het slachtoffer is verwezen naar het [ziekenhuis] en is daar geopereerd. Er is een pin in haar enkel is geplaatst. Deze pin is vervolgens scheef gegroeid. De rechtbank leidt uit de beschikbare gegevens af dat het slachtoffer na medisch ingrijpen, lang heeft moeten revalideren en het de vraag is of zij volledig zal herstellen. De rechtbank is van oordeel dat het letsel gelet op de aard en de gevolgen daarvan zoals uit de bewijsmiddelen naar voren komt, moet worden aangemerkt als zwaar lichamelijk letsel.
Conclusie
De rechtbank acht het onder 1 primair ten laste gelede feit wettig en overtuigend bewezen.
Feit 2 – artikel 5 van de WVW
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het veroorzaken van gevaar en hinder op de weg in de zin van artikel 5 WVW. Verdachte had [slachtoffer 2] en [slachtoffer 3] voorrang moeten verlenen op de voetgangersoversteekplaats, maar heeft dit niet gedaan. Doordat verdachte was afgeleid en met een toenemende snelheid het rode verkeerslicht heeft gepasseerd, heeft hij gevaar op de weg veroorzaakt en het overige verkeer gehinderd. Dit gevaar heeft zich ook verwezenlijkt in een verkeersongeval.
4.4
De bewezenverklaring
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte
1.
op 17 juli 2024 te Tilburg als verkeersdeelnemer, namelijk als bestuurder van een motorrijtuig (personenauto), daarmede rijdende over de weg, de Spoorlaan zich zodanig heeft gedragen dat een aan zijn schuld te wijten verkeersongeval heeft plaatsgevonden door aanmerkelijk onvoorzichtig en onoplettend,
- een mobiele telefoon in zijn hand vast te houden en zijn blik eenmaal op die mobiele telefoon gericht te houden en zijn aandacht niet voortdurend op de weg voor zich
te houdenen
- ter plaatse waar een driekleurig verkeerslicht voor het in zijn, verdachtes, richting rood licht uitstraalde, niet te stoppen voor het rode licht en de aldaar op het wegdek geplaatste gele stopstreep en
- vervolgens - met toenemende snelheid - de voetgangersoversteekplaats op te rijden en aldaar geen voorrang te verlenen aan de overstekende voetgangers,
waardoor het door hem, verdachte, bestuurde motorrijtuig, in aanrijding is gekomen met voetgangers, waardoor een ander (genaamd [slachtoffer 1] ) zwaar lichamelijk letsel, te weten, een dubbele gecompliceerde enkelbreuk (waarvoor
eenoperatie
nodig was).
2
op 17 juli 2024 te Tilburg als bestuurder van een voertuig (personenauto), daarmee rijdende op de weg, de Spoorlaan,
- een mobiele telefoon in zijn hand heeft vast gehouden en zijn blik eenmaal op die mobiele telefoon heeft gericht en zijn aandacht niet voortdurend op de weg voor zich heeft gehouden en
- ter plaatse waar een driekleurig verkeerslicht voor het in zijn, verdachte s, richting rood licht uitstraalde, niet heeft gestopt voor het rode licht en de aldaar op het wegdek geplaatste gele stopstreep en
- vervolgens — met toenemende snelheid - de voetgangersoversteekplaats is opgereden en aldaar geen voorrang heeft verleend aan de overstekende voetgangers,
waardoor het door hem, verdachte, bestuurde motorrijtuig, in aanrijding is gekomen met voetgangers, te weten [slachtoffer 2] en [slachtoffer 3]
door welke gedragingen van verdachte gevaar op die weg werd veroorzaakt en het verkeer op die weg werd gehinderd;
Voor zover er in de tenlastelegging kennelijke taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn die fouten in de bewezenverklaring verbeterd. Verdachte is daardoor niet in zijn verdediging geschaad.
De rechtbank acht niet bewezen hetgeen meer of anders is ten laste gelegd. Verdachte zal daarvan worden vrijgesproken.

5.De strafbaarheid

Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten. Dit levert de in de beslissing genoemde strafbare feiten op.
Verdachte is strafbaar, omdat niet is gebleken van een omstandigheid die zijn strafbaarheid uitsluit.

6.De strafoplegging

6.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie vordert, ten aanzien van feit 1, aan verdachte op te leggen een taakstraf voor de duur van tachtig uur, te vervangen door veertig dagen hechtenis en daarnaast een ontzegging van de bevoegdheid om motorrijtuigen te besturen van zes maanden, waarvan drie maanden voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaar en aftrek van de tijd dat het rijbewijs al ingevorderd is geweest. Voor feit 2, een overtreding, vordert de officier van justitie toepassing te geven aan artikel 9a Wetboek van Strafrecht, gelet op de samenhang tussen beide feiten.
6.2
Het standpunt van de verdediging
Indien de rechtbank ten aanzien van feit 1 de bepleite vrijspraak niet volgt, verzoekt de verdediging in de strafmaat rekening te houden met het feit dat er sprake is van de laagste gradatie in de mate van schuld, aanmerkelijke schuld. Ten aanzien van feit 2 vraagt de verdediging de eis van de officier van justitie te volgen. Daarnaast vraagt de verdediging rekening te houden met de samenloop tussen de beide feiten en de persoonlijke omstandigheden van verdachte. Het rijbewijs van verdachte is reeds drie maanden ingevorderd geweest. De verdediging verzoekt geen langere onvoorwaardelijke rijontzetting op te leggen, waardoor verdachte zijn rijbewijs opnieuw zou kwijtraken. Verdachte wil graag zo spoedig mogelijk een VOG kunnen aanvragen, om zijn beroep van chauffeur weer te kunnen uitoefenen. Hij is vader van een jong gezin en moeder heeft rugklachten. Hij is momenteel werkloos en kan door zijn privé-omstandigheden moeilijk ander werk vinden, die hem in staat stellen vier dagen per week te werken en ook voor zijn gezin te zorgen.
6.3
Het oordeel van de rechtbank
Op 17 juli 2024 heeft er een verkeersongeval plaatsgevonden op de Spoorlaan in Tilburg. Die dag was er sprake van een gewijzigde verkeerssituatie in verband met de Tilburgse kermis. Verdachte was die dag werkzaam als taxichauffeur. Nadat hij twee klanten had opgehaald in de nabijheid van het station is hij de Spoorlaan opgereden. Ter hoogte van de Stationslaan heeft hij een rood stoplicht genegeerd en vervolgens de voetgangers [slachtoffer 1] , [slachtoffer 2] en [slachtoffer 3] die zich op de voetgangersoversteekplaats bevonden, aangereden. Op dashcambeelden is te zien dat verdachte voor de aanrijding zijn aandacht veelvuldig op zijn telefoon en links van de weg had gericht. Net voor de aanrijding keek verdachte in een andere richting dan de rijrichting en werd hij verrast door de voetgangers.
Gelet op het feit dat verdachte werkzaam was als taxichauffeur, bekend was met de situatie ter plaatse, er sprake was van een drukke verkeerssituatie (nabij de ingang van het station, bij een voetgangersoversteekplaats) en er aldaar sprake was van een recent gewijzigde verkeerssituatie, had van verdachte extra oplettendheid mogen worden verwacht. Echter, verdachte heeft hiervan geen blijk gegeven. Als gevolg van de aanrijding is [slachtoffer 1] zwaar lichamelijk letsel toegebracht. Uit de mediation slotovereenkomst blijkt dat het slachtoffer een dubbele gecompliceerde enkelbreuk heeft opgelopen, waaraan zij is geopereerd. De pin die in haar enkel is geplaatst is vervolgens scheef gegroeid, waardoor een langdurige revalidatie in de rede ligt waarbij het de vraag is of volledig herstel zal volgen.
De rechtbank heeft hiervoor overwogen dat er sprake is van schuld in de zin van aanmerkelijke onvoorzichtigheid of onoplettendheid. Dit is, in de zin van artikel 6 van de WVW, de laagste schuldgradatie. De rechtbank zal dit in de strafmaat meewegen. Ook heeft verdachte door zijn gedragingen hinder op de weg veroorzaakt.
Tevens weegt de rechtbank in het voordeel van verdachte mee dat er een geslaagde mediation heeft plaatsgevonden tussen verdachte en twee slachtoffers. Uit de slotovereenkomst blijkt dat verdachte zijn excuses en hulp heeft aangeboden aan de slachtoffers. De slachtoffers hebben de instelling van verdachte als helpend ervaren en het gesprek heeft hen goed gedaan.
De rechtbank heeft kennisgenomen van het strafblad van verdachte van 4 februari 2025 waaruit blijkt dat hij niet eerder met politie en justitie in aanraking is gekomen.
Alle omstandigheden in ogenschouw genomen is de rechtbank van oordeel dat de door de officier van justitie geëiste straf passend en geboden is. De rechtbank veroordeelt verdachte voor feit 1 tot een taakstraf van tachtig uur, bij niet goed verrichten te vervangen door veertig dagen hechtenis. Daarnaast legt de rechtbank een ontzegging van de bevoegdheid om motorrijtuigen te besturen voor de duur van zes maanden op waarvan drie maanden voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaar en aftrek van de tijd dat het rijbewijs al ingevorderd is geweest. Gelet op de samenloop tussen de feiten 1 en 2 acht de rechtbank het niet passend om voor feit 2 een afzonderlijke straf op te leggen, zodat de rechtbank toepassing zal geven aan artikel 9a van het Wetboek van Strafrecht.

7.De wettelijke voorschriften

De beslissing berust op de artikelen 9, 9a, 22c, 22d en 62 van het Wetboek van Strafrecht en de artikelen 5, 6, 175, 177 en 179 van de Wegenverkeerswet 1994 zoals deze artikelen luidden ten tijde van het bewezenverklaarde.

8.De beslissing

De rechtbank:
Bewezenverklaring
- verklaart het tenlastegelegde bewezen, zodanig als hierboven onder 4.4 is omschreven;
- spreekt verdachte vrij van wat meer of anders is ten laste gelegd;
Strafbaarheid
- verklaart dat het bewezenverklaarde de volgende strafbare feiten oplevert:
feit 1 primair:overtreding van artikel 6 van de Wegenverkeerswet 1994, terwijl het een ongeval betreft waardoor een ander zwaar lichamelijk letsel wordt toegebracht;
feit 2:overtreding van artikel 5 van de Wegenverkeerswet 1994
- verklaart verdachte strafbaar;
Strafoplegging
Feit 1 primair
- veroordeelt verdachte tot
een taakstraf van tachtig uren;
- beveelt dat indien verdachte de taakstraf niet naar behoren verricht,
vervangende hechteniszal worden toegepast van
veertig dagen;
Feit 2
- bepaalt dat
geen straf of maatregel wordt opgelegd;
Bijkomende straf
Feit 1 primair
- veroordeelt verdachte tot
een ontzegging van de bevoegdheid om motorrijtuigen te besturen van zes maanden, waarvan drie maanden voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaar;
- bepaalt dat het voorwaardelijke deel van de rijontzegging niet ten uitvoer wordt gelegd, tenzij de rechter tenuitvoerlegging gelast omdat verdacht zich voor het einde van een proeftijd schuldig maakt aan een strafbaar feit;
- bepaalt dat de tijd dat verdachte zijn rijbewijs al heeft ingeleverd in mindering wordt gebracht op het onvoorwaardelijke deel van de rijontzegging.
Dit vonnis is gewezen door mr. W.A.H.A. Schnitzler-Strijbos, voorzitter, mr. V.M. Schotanus en mr. J.P.E. Mullers, rechters, in tegenwoordigheid van mr. K. Verdult, griffier, en is uitgesproken ter openbare zitting op 28 maart 2025.
Mr. W.A.H.A. Schnitzler-Strijbos en mr. J.P.E. Mullers zijn niet in de gelegenheid om dit vonnis mede te ondertekenen.
Bijlage I
De tenlastelegging
1.
hij op of omstreeks 17 juli 2024 te Tilburg als verkeersdeelnemer, namelijk als bestuurder van een motorrijtuig (personenauto), daarmede rijdende over de weg, de Spoorlaan en/of de Stationsstraat zich zodanig heeft gedragen dat een aan zijn schuld te wijten verkeersongeval heeft plaatsgevonden door roekeloos, in elk geval zeer, althans aanmerkelijk, onvoorzichtig en/of onoplettend,
- een mobiele telefoon in zijn hand vast te houden en/of te bedienen en/of zijn blik meermalen, althans eenmaal op die mobiele telefoon gericht te houden en (aldus doende) zijn aandacht niet voortdurend op de weg voor zich heeft gehouden en/of
- ter plaatse waar een driekleurig verkeerslicht voor het in zijn, verdachte s, richting rood licht uitstraalde, niet te stoppen voor het rode licht en de aldaar op het wegdek geplaatste gele stopstreep en/of
- vervolgens — met toenemende snelheid - de voetgangersoversteekplaats op te rijden en aldaar geen voorrang te verlenen aan de overstekende voetgangers,
waardoor het door hem, verdachte, bestuurde motorrijtuig, in aanrijding/botsing is gekomen met een of meer voetgangers, waardoor (een) ander(en) (genaamd [slachtoffer 1] ) zwaar lichamelijk letsel, te weten [slachtoffer 1] , dubbele gecompliceerde enkelbreuk (waarvoor diverse operaties nodig waren)
subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij op of omstreeks 17 juli 2024 te Tilburg als bestuurder van een voertuig (personenauto), daarmee rijdende op de weg, de Spoorlaan en/of de Stationsstraat,
- een mobiele telefoon in zijn hand heeft vast gehouden en/of bediend en/of zijn blik meermalen, althans eenmaal op die mobiele telefoon heeft gericht en (aldus doende) zijn aandacht niet voortdurend op de weg voor zich heeft gehouden en/of
- ter plaatse waar een driekleurig verkeerslicht voor het in zijn, verdachte s, richting rood licht uitstraalde, niet heeft gestopt voor het rode licht en de aldaar op het wegdek geplaatste gele stopstreep en/of
- vervolgens — met toenemende snelheid - de voetgangersoversteekplaats is opgereden en aldaar geen voorrang heeft verleend aan de overstekende voetgangers,
waardoor het door hem, verdachte, bestuurde motorrijtuig, in aanrijding/botsing is gekomen met een of meer voetgangers, te weten [slachtoffer 1] door welke gedraging(en) van verdachte gevaar op die weg werd veroorzaakt, althans kon worden veroorzaakt, en/of het verkeer op die weg werd gehinderd, althans kon worden gehinderd;
(art 5 Wegenverkeerswet 1994)
2
hij op of omstreeks 17 juli 2024 te Tilburg als bestuurder van een voertuig (personenauto), daarmee rijdende op de weg, de Spoorlaan en/of de Stationsstraat,
- een mobiele telefoon in zijn hand heeft vast gehouden en/of bediend en/of zijn blik meermalen, althans eenmaal op die mobiele telefoon heeft gericht en (aldus doende) zijn aandacht niet voortdurend op de weg voor zich heeft gehouden en/of
- ter plaatse waar een driekleurig verkeerslicht voor het in zijn, verdachte s, richting rood licht uitstraalde, niet heeft gestopt voor het rode licht en de aldaar op het wegdek geplaatste gele stopstreep en/of
- vervolgens — met toenemende snelheid - de voetgangersoversteekplaats is opgereden en aldaar geen voorrang heeft verleend aan de overstekende voetgangers,
waardoor het door hem, verdachte, bestuurde motorrijtuig, in aanrijding/botsing is gekomen met een of meer voetgangers, te weten [slachtoffer 2] en/of [slachtoffer 3]
door welke gedraging(en) van verdachte gevaar op die weg werd veroorzaakt, althans kon worden veroorzaakt, en/of het verkeer op die weg werd gehinderd, althans kon worden gehinderd;
(art 5 Wegenverkeerswet 1994)