ECLI:NL:RBZWB:2025:1781

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
27 maart 2025
Publicatiedatum
28 maart 2025
Zaaknummer
11561275 VV EXPL 25-19 (E)
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Procedures
  • Kort geding
Rechters
  • mr. Rouwen
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ontruiming van een woning vanwege structurele overlast door de huurder

In deze zaak vordert WonenBreburg in kort geding ontruiming van de woning die door [huurder] wordt gehuurd, vanwege aanhoudende en ernstige overlast. De gedaagde partij, [huurder], is niet ter zitting verschenen, waardoor verstek is verleend. De kantonrechter heeft de vordering van WonenBreburg toegewezen, onderbouwd door de feiten dat [huurder] zich niet als een goed huurder heeft gedragen en dat er meerdere meldingen van overlast zijn gedaan door omwonenden. De overlast omvatte geluidsoverlast, vernielingen en het delen van privé-informatie op sociale media. De begeleidingsovereenkomst van [huurder] is beëindigd, wat heeft geleid tot de beëindiging van de huurovereenkomst. De kantonrechter oordeelt dat de ontruiming gerechtvaardigd is, gezien het belang van WonenBreburg om een veilige woonomgeving te waarborgen. De kantonrechter heeft de ontruiming binnen acht dagen na betekening van het vonnis bevolen en de proceskosten aan [huurder] opgelegd.

Uitspraak

RECHTBANKZEELAND-WEST-BRABANT
Civiel recht
Kantonrechter
Zittingsplaats Breda
Zaaknummer: 11561275 \ VV EXPL 25-19
Vonnis in kort geding van 27 maart 2025
in de zaak van
STICHTING WONENBREBURG,
te Tilburg,
eisende partij,
hierna te noemen: WonenBreburg,
gemachtigde: mr. M.M. de Cock,
tegen
[huurder],
te [plaats 1] ,
gedaagde partij,
hierna te noemen: [huurder] ,
procederend in persoon.

1.De zaak in het kort

1.1.
In deze zaak gaat het om het volgende. WonenBreburg vordert in kort geding ontruiming van de door [huurder] gehuurde woning vanwege structurele overlast. [huurder] is noch in persoon, noch bij gemachtigde ter zitting verschenen. Tegen [huurder] is verstek verleend.
1.2.
De kantonrechter wijst de vordering van WonenBreburg toe. Hieronder legt de kantonrechter dit oordeel uit.

2.De procedure

2.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- de dagvaarding met 10 producties;
- de aanvullende producties (producties 12 tot en met 20) van WonenBreburg;
- het e-mailbericht van mevrouw [naam] van 17 maart 2025 met 1 productie;
- de mondelinge behandeling van 17 maart 2025, waarvan door de griffier aantekeningen zijn gemaakt.
2.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.

3.De feiten

3.1.
[huurder] huurt van WonenBreburg sinds 10 januari 2025 de portiekwoning aan [adres] (hierna: het gehuurde) op grond van een huurovereenkomst voor bepaalde tijd met begeleid wonen. De (woon)begeleiding vindt plaats door Stichting SWADT (hierna: SWADT). Op de huurovereenkomst zijn de algemene huurvoorwaarden van WonenBreburg van toepassing.
3.2.
SWADT heeft op 19 februari 2025 de begeleidingsovereenkomst die gekoppeld is aan de huurovereenkomst beëindigd, omdat [huurder] zich niet begeleidbaar opstelt.
3.3.
WonenBreburg heeft [huurder] bij brief van 20 februari 2025 bericht dat de huurovereenkomst per 19 februari 2025 is beëindigd vanwege de opzegging van de begeleidingsovereenkomst. Ook heeft WonenBreburg in deze brief aan [huurder] medegedeeld dat zij gehouden is het gehuurde te ontruimen en leeg en schoon op te leveren binnen een maand na beëindiging van de huurovereenkomst.

4.Het geschil en de beoordeling

4.1.
WonenBreburg vordert ontruiming van het gehuurde. WonenBreburg legt aan de vordering samengevat ten grondslag dat omwonenden vanaf aanvang van de huurovereenkomst ernstige overlast van [huurder] ervaren. De overlast uit zich door bonken, gillen, schreeuwen en schelden in en rondom de woning. Ook is er sprake van vernielingen en bedreigingen. [huurder] plaatst bovendien ongevraagd video-opnames van ruzies met omwonenden en brieven van medewerkers van WonenBreburg op sociale media (TikTok). Dat er sprake is van ernstige overlast blijkt volgens WonenBreburg onder meer uit de door haar overgelegde meldingen en video-opnames. WonenBreburg heeft [huurder] en haar begeleiding naar aanleiding van de overlastmeldingen uitgenodigd voor een ordegesprek op 17 februari 2025. [huurder] is niet op dit gesprek verschenen. Ook bij een later gepland gesprek is zij niet (tijdig) verschenen. SWADT heeft hierop per 19 februari 2025 de begeleidingsovereenkomst die gekoppeld is aan de huurovereenkomst beëindigd, omdat [huurder] zich niet begeleidbaar opstelt. WonenBreburg stelt dat de tekortkomingen in een bodemprocedure de ontbinding van de huurovereenkomst rechtvaardigen en de ontruiming op die grond in kort geding toewijsbaar is.
Verstek
4.2.
[huurder] is niet ter zitting van 17 maart 2025 verschenen. Mevrouw [naam] , specialistisch Begeleider Behandeling-Crisisunit bij [zorgorganisatie] te [plaats 2] , heeft voorafgaand aan de zitting (e-mailbericht van 17 maart 2025 te 11:27 uur) aan de griffier bericht dat [huurder] gedwongen is opgenomen, waardoor ze niet ter zitting kan verschijnen. [naam] heeft bij dit bericht een Episode journaal gevoegd waaruit blijkt dat [huurder] op zondag 16 maart 2025 te 03:52 uur een IBS-WZD maatregel opgelegd heeft gekregen. Hoewel [huurder] feitelijk niet in staat was om ter zitting te verschijnen, zal de kantonrechter wel aan [huurder] verstek verlenen. De kantonrechter motiveert dit als volgt.
4.3.
[huurder] is op 26 februari 2025 gedagvaard om op donderdag 6 maart 2025 te 15:00 uur ter zitting te verschijnen. [huurder] heeft in de ochtend van 6 maart 2025 schriftelijk om uitstel van de mondelinge behandeling verzocht. [huurder] schrijft in haar e-mail dat haar oma is overleden en dat ze graag nog wat tijd krijgt om het dossier door te nemen en een advocaat in te schakelen. De kantonrechter heeft het uitstelverzoek van [huurder] toegestaan en de mondelinge behandeling nader bepaald op maandag 17 maart 2025 te 13:30 uur. [huurder] is hierover per aangetekende brief van 7 maart 2025 geïnformeerd.
4.4.
[huurder] is niet (bij gemachtigde) ter zitting van 17 maart 2025 verschenen. [naam] heeft in haar e-mail van 17 maart 2025 alleen medegedeeld dat [huurder] gedwongen is opgenomen, waardoor ze niet ter zitting kan verschijnen. Er is niet (namens [huurder] ) nogmaals verzocht om uitstel van de zitting. Voor zover het verzoek van [naam] wel zo gelezen moet worden overweegt de kantonrechter dat WonenBreburg niet met een tweede verzoek tot aanhouding van de zaak heeft ingestemd. (De gemachtigde van) WonenBreburg heeft ter zitting verklaard dat zij, mede gelet op de belangen van de overige bewoners, graag vonnis wenst.
4.5.
Een eenzijdig uitstelverzoek kan alleen vanwege bijzondere omstandigheden gehonoreerd worden. Een gedwongen opname is in beginsel een bijzondere omstandigheid om niet ter zitting te verschijnen. Hoewel er sprake is van een bijzondere omstandigheid heeft de kantonrechter op de zitting van 17 maart 2025 besloten om de zaak niet nog langer aan te houden en vonnis te wijzen. De kantonrechter overweegt in de eerste plaats dat de zitting eerder is bepaald op 6 maart 2025 en dat de mondelinge behandeling op verzoek van [huurder] is aangehouden. [huurder] heeft vanaf die datum (extra) tijd gekregen om een gemachtigde in te schakelen en/of een schriftelijke reactie op te (laten) stellen. Eerst in de nacht van zaterdag 15 maart op 16 maart 2025 is er een voorval geweest in de woning van [huurder] , waarna zij gedwongen is opgenomen. [huurder] had met andere woorden voor de gedwongen opname al maatregelen kunnen en moeten treffen om zich in rechte te (laten) vertegenwoordigen. Dit heeft zij nagelaten. Nu [huurder] niet (bij gemachtigde) ter zitting van 17 maart 2025 is verschenen wordt tegen [huurder] verstek verleend.
Spoedeisend belang
4.6.
Het spoedeisend belang is naar het oordeel van de kantonrechter met de aard van de vordering en de motivering daarvan gegeven. [huurder] heeft het spoedeisend belang in zoverre ook niet weersproken.
Toetsingskader
4.7.
De kantonrechter stelt voorop dat een bij voorlopige voorziening bevolen ontruiming een maatregel is, die diep ingrijpt in het gebruiksrecht en de daarmee verbonden huurbescherming van de huurder. Bij de beoordeling van een dergelijke vordering moet -volgens vaste jurisprudentie- grote terughoudendheid worden betracht, gelet op de omstandigheid dat in een kortgedingprocedure geen plaats is voor een
-diepgaand -onderzoek naar bestreden feiten en gezien de vergaande, veelal onomkeerbare gevolgen van een ontruiming in kort geding, zoals in deze zaak aan de orde is. Voor toewijzing zal dan ook slechts plaats zijn indien in hoge mate waarschijnlijk is dat de rechter in een eventuele bodemprocedure tot toewijzing van een vordering tot ontbinding van de huurovereenkomst zal komen.
Overlast en ontruiming
4.8.
Uit artikel 6:265 lid 1 Burgerlijk Wetboek (BW) vloeit voort dat iedere tekortkoming van de schuldenaar in de nakoming van een van zijn verplichtingen kan leiden tot gehele of gedeeltelijke ontbinding van de overeenkomst, tenzij de tekortkoming, gezien haar bijzondere aard of geringe betekenis, deze ontbinding met haar gevolgen niet rechtvaardigt. Hierbij moeten alle door partijen aangevoerde omstandigheden van het geval worden meegewogen.
4.9.
Vooropgesteld wordt dat [huurder] op grond van artikel 7:213 van het Burgerlijk Wetboek verplicht is om zich ten aanzien van het gebruik van het gehuurde als een goed huurder te gedragen. Ook in de huurovereenkomst en de daarop van toepassing zijnde algemene huurvoorwaarden heeft WonenBreburg bepaald dat de huurder zich als een goed huurder moet gedragen door geen overlast (waaronder geluidsoverlast, vervuiling, vandalisme en het maken van inbreuk op de privacy van anderen, bijvoorbeeld door het maken van beeldmateriaal) te veroorzaken. [1] Gedraagt [huurder] zich niet als goed huurder, dan kan dat (onder meer) tot gevolg hebben dat zij niet langer in het gehuurde mag blijven wonen en het gehuurde dus moet worden ontruimd.
4.10.
De kantonrechter concludeert voorshands dat [huurder] zich niet heeft gedragen zoals een goed huurder betaamt. Op grond van de door WonenBreburg overgelegde stukken staat voldoende vast dat [huurder] reeds vanaf aanvang van de huurovereenkomst aanhoudende en bovenmatige overlast heeft veroorzaakt. De overlast heeft zich in verschillende vormen geuit, waaronder het veroorzaken van (ernstige) geluidsoverlast, het aanrichten van vernielingen en het plaatsen van video’s van omwonenden op sociale media, waardoor inbreuk is gemaakt op de privacy van anderen. Voor zover uit de overgelegde informatie zou blijken dat [huurder] vindt dat ook haar buren of buurtgenoten op hun beurt haar overlast aandoen (actie – reactie), vindt de kantonrechter dat dit haar reacties niet kan rechtvaardigen. Verder staat vast dat [huurder] meerdere malen door WonenBreburg is gewezen op haar gedrag. [huurder] is op uitnodigingen voor (orde)gesprekken met WonenBreburg niet verschenen. Ook heeft zij haar gedrag niet verbeterd. De opstelling van [huurder] heeft er bovendien voor gezorgd dat SWADT de (woon)begeleiding per 19 februari 2025 heeft stopgezet. [huurder] lijkt op dit moment niet open te staan voor begeleiding, hetgeen de (woon)situatie van [huurder] niet ten goede komt.
4.11.
De kantonrechter is voorshands van oordeel dat de tekortkoming de ontbinding in een bodemprocedure, en vooruitlopend daarop de ontruiming in kort geding, op dit moment rechtvaardigt. Het belang van WonenBreburg om te zorgen voor een veilige en leefbare woonomgeving voor onder meer andere medebewoners weegt naar het oordeel in dit geval zwaarder dan het belang van [huurder] voor behoud van het gehuurde. Met de beëindiging van de begeleidingsovereenkomst per 19 februari 2025 is tevens een einde gekomen aan de huurovereenkomst. Dit betekent dat [huurder] op dit moment ook zonder recht of titel in het gehuurde verblijft en de ontruiming van het gehuurde ook op die grond gerechtvaardigd is.
4.12.
Uit het vorenstaande volgt dat de kantonrechter de door WonenBreburg gevorderde ontruiming van het gehuurde binnen acht dagen na betekening van dit vonnis zal toewijzen.
Proceskosten
4.13.
[huurder] is in het ongelijk gesteld en moet daarom de proceskosten (inclusief nakosten) betalen.
De proceskosten van WonenBreburg worden begroot op:
- kosten van de dagvaarding
145,45
- griffierecht
135,00
- salaris gemachtigde
543,00
- nakosten
135,00
(plus de kosten van betekening zoals vermeld in de beslissing)
Totaal
958,45
4.14.
De gevorderde wettelijke rente over de proceskosten wordt toegewezen zoals vermeld in de beslissing.

5.De beslissing in kort geding

De kantonrechter
5.1.
veroordeelt [huurder] om binnen 8 dagen na betekening van dit vonnis de woning aan [adres] te ontruimen met alle daarin aanwezige personen en zaken, tenzij deze zaken van WonenBreburg zijn, en de sleutels af te geven aan WonenBreburg,
5.2.
veroordeelt [huurder] in de proceskosten van € 958,45, te betalen binnen veertien dagen na aanschrijving daartoe, te vermeerderen met de kosten van betekening als [huurder] niet tijdig aan de veroordelingen voldoet en het vonnis daarna wordt betekend,
5.3.
veroordeelt [huurder] tot betaling van de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 BW over de proceskosten als deze niet binnen veertien dagen na aanschrijving zijn betaald,
5.4.
verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. Rouwen en in het openbaar uitgesproken op 27 maart 2025.

Voetnoten

1.Artikel 5.4 van de huurovereenkomst en artikel 3 van de algemene huurvoorwaarden van WonenBreburg