ECLI:NL:RBZWB:2025:1773

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
28 maart 2025
Publicatiedatum
28 maart 2025
Zaaknummer
02-000763-24
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vrijspraak in verkrachtingszaak wegens onvoldoende geloofwaardige verklaring van aangeefster

In de strafzaak tegen de verdachte, geboren in 1976, heeft de rechtbank Zeeland-West-Brabant op 28 maart 2025 uitspraak gedaan. De zaak betreft een beschuldiging van verkrachting door de verdachte op 1 januari 2024. De rechtbank heeft de zaak inhoudelijk behandeld op 14 maart 2025, waarbij de officier van justitie, mr. C.M.J.M. van Buul, en de verdediging hun standpunten hebben gepresenteerd. De officier van justitie heeft de verdachte vrijgesproken, omdat er onvoldoende wettig en overtuigend bewijs was dat de verdachte het ten laste gelegde feit had begaan. De verdediging heeft betoogd dat de verklaring van de aangeefster niet betrouwbaar is, en dat de seksuele handelingen met instemming van de aangeefster hebben plaatsgevonden.

De rechtbank heeft vastgesteld dat de verklaringen van de aangeefster inconsistent zijn en niet overeenkomen met camerabeelden. De rechtbank concludeert dat de verklaringen van de aangeefster onvoldoende geloofwaardig en betrouwbaar zijn. Daarom heeft de rechtbank de verdachte vrijgesproken van het primair tenlastegelegde feit. De benadeelde partij, de aangeefster, heeft een schadevergoeding van € 7.500,- gevorderd, maar omdat de verdachte is vrijgesproken, heeft de rechtbank de benadeelde partij niet-ontvankelijk verklaard in haar vordering. De rechtbank heeft ook de kosten van de verdachte, tot nu toe begroot op nihil, aan de benadeelde partij opgelegd.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT
Strafrecht
Zittingsplaats: Middelburg
parketnummer: 02-000763-24
vonnis van de meervoudige kamer van 28 maart 2025
in de strafzaak tegen
[verdachte] ,
geboren op [geboortedag] 1976 te [geboorteplaats] ( [land] ),
wonende te [woonadres] ,
raadsman mr. J.C. Hage, advocaat te Terneuzen.

1.Onderzoek van de zaak

De zaak is inhoudelijk behandeld op de zitting van 14 maart 2025, waarbij de officier van justitie, mr. C.M.J.M. van Buul, en de verdediging hun standpunten kenbaar hebben gemaakt.

2.De tenlastelegging

De tenlastelegging is als bijlage I aan dit vonnis gehecht.
De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat verdachte op
1 januari 2024 [aangeefster] heeft verkracht.

3.De voorvragen

De dagvaarding is geldig.
De rechtbank is bevoegd.
Er is geen reden voor schorsing van de vervolging.
3.1
De ontvankelijkheid van de officier van justitie
3.1.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie begrijpt dat het voor verdachte bijzonder vervelend is geweest dat de politie hem stellig heeft voorgehouden dat er sperma is aangetroffen terwijl dat een onjuiste weergave van het rapport van het Nederlands Forensisch Instituut (NFI) bleek te zijn. Dit is echter onvoldoende om een ernstige schending van de behoorlijke procesorde vast te stellen.
3.1.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging stelt zich op het standpunt dat de officier van justitie niet-ontvankelijk moet worden verklaard vanwege een ernstige inbreuk op de beginselen van een behoorlijke procesorde. Door de politie is het rapport van het NFI, met daarin de onderzoeksresultaten van het aangetroffen DNA bij aangeefster, verkeerd geïnterpreteerd. Hierdoor is verdachte tijdens zijn verhoor ten onrechte voorgehouden dat er diep vaginaal sperma van hem bij aangeefster is aangetroffen. Er is dan ook sprake van een ernstige inbreuk op de beginselen van een behoorlijke procesorde.
3.1.3
Het oordeel van de rechtbank
Slechts in geval van ernstige inbreuken op de beginselen van een behoorlijke procesorde, waardoor doelbewust of met grove veronachtzaming van de belangen van verdachte aan diens recht op een eerlijke behandeling van zijn zaak is tekortgedaan kan sprake zijn van niet-ontvankelijkheid van de officier van justitie. De beslissing om tot vervolging over te gaan leent zich in zeer beperkte mate voor een inhoudelijke rechterlijke toetsing in die zin dat slechts in uitzonderlijke gevallen plaats is voor een nietontvankelijk verklaring van de officier van justitie op de grond dat het instellen of voortzetten van die vervolging onverenigbaar is met beginselen van een behoorlijke procesorde.
De rechtbank stelt vast dat het rapport van het NFI onjuist is geïnterpreteerd door de politie en dat aan verdachte ten onrechte is voorgehouden dat er diep vaginaal sperma bij aangeefster was aangetroffen. Hoewel deze handelwijze ongetwijfeld impact heeft gehad op verdachte, levert dit geen ernstige inbreuk op de beginselen van een behoorlijke procesorde op. De rechtbank verwerpt het verweer en verklaart de officier van justitie ontvankelijk.

4.De beoordeling van het bewijs

4.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie acht onvoldoende wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het ten laste gelegde feit heeft begaan en verzoekt hem vrij te spreken.
4.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging is van mening dat de rechtbank niet tot een bewezenverklaring kan komen en wijst daarbij op het volgende. De verklaring van aangeefster is niet betrouwbaar, zij heeft inconsistent verklaard en ook haar letsel en de camerabeelden passen niet bij de door haar geuite beschuldigingen. Volgens verdachte is er geen sprake geweest van enige dwang door verdachte tot het ondergaan van seksuele handelingen. De handelingen die hebben plaatsgevonden waren met instemming van aangeefster en bovendien op haar initiatief. Verdachte moet derhalve worden vrijgesproken.
4.3
Het oordeel van de rechtbank
Vaststelling van de feiten
De rechtbank stelt op grond van de bewijsmiddelen en wat tijdens de zitting is besproken het volgende vast.
Verdachte en aangeefster zijn buren. In de nieuwjaarsnacht van 31 december 2023 op 1 januari 2024 komen zij elkaar na middernacht tegen op straat als Aangeefster een rondje door de straat loopt met haar dochter. Aangeefster en verdachte wensen elkaar gelukkig nieuwjaar. Verdachte gaat hierna naar het huis van aangeefster. Rond 3:30 uur in de nacht verlaten verdachte en aangeefster haar woning. Zij lopen naar het huis van verdachte. In het huis van verdachte vinden seksuele handelingen plaats tussen aangeefster en verdachte. Om 6:12 uur gaat aangeefster via haar voortuin haar woning in.
Juridisch kader
Vooropgesteld wordt dat zedenzaken zich doorgaans kenmerken door het gegeven
dat slechts twee personen aanwezig waren bij de ten laste gelegde seksuele handelingen:
het vermeende slachtoffer en de vermeende dader. In het geval dat de veronderstelde dader ontkent, moet de rechter allereerst beoordelen of aan het bewijsminimum is voldaan.
Betrouwbaarheid verklaring aangeefster
De verklaringen van aangeefster en verdachte over welke seksuele handelingen en op welke wijze deze hebben plaatsgevonden lopen uiteen. Aangeefster heeft verklaard dat zij door verdachte is gedwongen. Verdachte heeft dit ontkend en heeft verklaard dat het initiatief van aangeefster kwam en zij heeft ingestemd met de verrichte seksuele handelingen.
De eerste vraag die de rechtbank dient te beantwoorden om te kunnen beoordelen of kan worden bewezen dat aangeefster door verdachte is gedwongen tot de seksuele handelingen, is of de verklaring van aangeefster geloofwaardig en betrouwbaar is. Aangeefster heeft op drie momenten verklaard over wat zich in het huis van verdachte zou hebben afgespeeld. Zij heeft tegen de ter plaatse gekomen verbalisanten (kort) verklaard: “dat ze alles had uitgedaan en dat hij daarna alles had gedaan”. Tijdens het informatief gesprek zeden heeft zij verklaard dat verdachte zijn hand onder haar trui deed, haar bh heeft los gemaakt en hierna haar broek en onderbroek heeft uitgetrokken. Verdachte heeft haar op de grond gelegd tussen het bankstel en de tafel en heeft zijn vingers in haar vagina gestopt. Verdachte is ook kort met zijn penis in haar vagina geweest. Verdachte is niet klaargekomen. Aangeefster heeft meermaals aangegeven dat zij dit niet wilde en heeft geprobeerd verdachte van haar af te duwen. Zij heeft zich uiteindelijk weten aan te kleden en is naar de tuin van haar woning gerend waar zij haar zoon aantrof. Tot slot heeft aangeefster in de aangifte verklaard dat verdachte aangeefster heeft aangeraakt en zij, omdat zij deze aanrakingen niet prettig vond, heeft aangegeven naar huis te gaan. In reactie hierop heeft verdachte haar vastgepakt en op een stoelgedrukt. Hierna heeft hij haar geduwd, waardoor zij viel tussen de bank en tafel. Er ontstond een worsteling en tijdens deze worsteling heeft verdachte haar broek uitgetrokken en moest zij van verdachte haar trui uittrekken. Verdachte is hardhandig met zijn vingers en daarna met zijn penis in haar vagina geweest. Aangeefster kon verdachte van haar afduwen en zag kans om naar buiten te komen. Op dat moment had zij niet al haar kleding aan. Zij is naar huis gelopen en via de voordeur naar binnen gegaan, aldus aangeefster.
De verklaringen van aangeefster komen op verschillende punten niet overeen. Niet alleen heeft aangeefster inconsistent verklaard, haar verklaringen komen tevens niet, overeen met de camerabeelden. Op de camerabeelden is namelijk te zien dat aangeefster om 6.12 uur geheel gekleed naar haar woning loopt. Ook blijkt uit de camerabeelden dat aangeefster langer bij verdachte is geweest dan zij verklaart. Gelet hierop komt de rechtbank tot de conclusie dat de verklaringen van aangeefster onvoldoende geloofwaardig en betrouwbaar zijn.
De rechtbank acht niet wettig en overtuigend bewezen dat er sprake is geweest van seks onder dwang door verdachte en spreekt verdachte vrij van het primair tenlastegelegde.

5.De benadeelde partij

De benadeelde partij [aangeefster] vordert een schadevergoeding van € 7.500,- aan immateriële schade.
Verdachte wordt vrijgesproken van het feit waaruit de schade zou zijn ontstaan. De rechtbank zal daarom de benadeelde partij niet-ontvankelijk verklaren in de vordering.

6.De beslissing

De rechtbank:
Vrijspraak
-
spreekt verdachte vrijvan het aan hem ten laste gelegde feit;
Benadeelde partij
- verklaart de benadeelde partij [aangeefster] niet-ontvankelijk in de vordering;
- veroordeelt de benadeelde partij [aangeefster] in de kosten van verdachte, tot nu toe begroot op nihil.
Dit vonnis is gewezen door mr. L.W. Boogert, voorzitter, mr. H. Skalonjic en mr. R.H.M. Pooyé, rechters, in tegenwoordigheid van mr. C.A. Lequin, griffier, en is uitgesproken ter openbare zitting op 28 maart 2025.
Mr. Pooyé is niet in de gelegenheid dit vonnis mede te ondertekenen.

7.Bijlage I

De tenlastelegging
hij op of omstreeks 1 januari 2024 te [plaats] , gemeente Terneuzen, althans in Nederland,
door geweld of een andere feitelijkheid en/of bedreiging met geweld of een andere feitelijkheid, te weten,
- het voorbijgaan aan de verbale en/of non-verbale protesten van [aangeefster] ,
- het vastpakken en/of in de stoel drukken van die [aangeefster] , en/of
- het op de grond duwen van die [aangeefster] , en/of
- het bij de keel pakken van die [aangeefster] ,
[aangeefster] heeft gedwongen tot het ondergaan van een of meer handelingen die bestonden uit of mede bestonden uit het seksueel
binnendringen van het lichaam van die [aangeefster] , te weten
- het betasten van en/of knijpen in de borsten van die [aangeefster] , en/of
- het likken van de vagina van die [aangeefster] , en/of
- het brengen van zijn vingers in de vagina van die [aangeefster] , en/of
- het brengen van zijn penis in de vagina van die [aangeefster] ;
( art 242 Wetboek van Strafrecht )