ECLI:NL:RBZWB:2025:1771

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
27 maart 2025
Publicatiedatum
28 maart 2025
Zaaknummer
02-088527-23 (O)
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ontneming van wederrechtelijk verkregen voordeel uit hennepkwekerij

Op 27 maart 2025 heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant in Breda uitspraak gedaan in een ontnemingszaak tegen een betrokkene die veroordeeld was voor het telen van hennep en diefstal van elektriciteit. De officier van justitie vorderde ontneming van het wederrechtelijk verkregen voordeel, dat volgens haar € 135.028,15 bedroeg, gebaseerd op zes gerealiseerde oogsten. De verdediging betwistte deze vordering en stelde dat er slechts één oogst had plaatsgevonden, waarvoor de betrokkene geen vergoeding had ontvangen. De rechtbank oordeelde dat de betrokkene in de periode van 27 oktober 2021 tot 2 maart 2023 illegaal hennep had geteeld en dat er meermalen geoogst moest zijn. De rechtbank nam het rapport van de politie als uitgangspunt voor de berekening van het wederrechtelijk verkregen voordeel en schatte dit op € 130.109,45, na aftrek van een schadevergoeding aan de benadeelde partij Enexis B.V. van € 4.918,70. De rechtbank legde de betrokkene de verplichting op tot betaling van dit bedrag aan de staat, met een gijzeling van 1.080 dagen bij niet-betaling.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT
Strafrecht
Zittingsplaats: Breda
Parketnummer: 02-088527-23
vonnis van de rechtbank d.d. 27 maart 2025
in de ontnemingszaak tegen
[betrokkene]
geboren op [geboortedag] 1969 te [geboorteplaats] ( [land] )
wonende te [woonadres]
raadsman mr. N.P.C.C. Langenberg, advocaat te Breda

1.De procedure

Betrokkene is op 27 maart 2025 door de rechtbank veroordeeld voor het telen van hennep en de diefstal van elektriciteit tot de in die uitspraak vermelde straf.
De officier van justitie heeft ontneming van het wederrechtelijk verkregen voordeel gevorderd.
De vordering is inhoudelijk behandeld op de zitting van 13 maart 2025, waarbij de officier van justitie mr. S.A.A.P. van Hees en de verdediging hun standpunten kenbaar hebben gemaakt.
De officier van justitie heeft daarbij de vordering gewijzigd.

2.Het standpunt van de officier van justitie

De officier van justitie heeft haar vordering grotendeels gebaseerd op het rapport van de politie met betrekking tot het wederrechtelijk verkregen voordeel. In dit rapport wordt uitgegaan van zes gerealiseerde oogsten met een totaal behaald voordeel van € 162.033,78. De officier van justitie is echter van mening dat met vijf gerealiseerde en verkochte oogsten gerekend zou moeten worden, nu de aangetroffen hoeveelheid gedroogde henneptoppen ongeveer een hele oogst vertegenwoordigt en nog niet verkocht was. Volgens de officier van justitie heeft betrokkene dan ook een wederrechtelijk verkregen voordeel behaald ter hoogte van vijf/zesde deel van € 162.033,78, te weten van € 135.028,15.

3.Het standpunt van de verdediging

De verdediging is van mening dat de vordering moet worden afgewezen. Zij stelt zich op het standpunt dat er sprake is geweest van slechts één eerdere oogst, waarvoor betrokkene
van een derde een vergoeding van € 1.000,- zou ontvangen. Maar dit bedrag heeft hij uiteindelijk niet eens gekregen. Daarbij is opgemerkt dat betrokkene niet beschikte over luxe goederen en dat er geen contante geldbedragen in zijn woning zijn aangetroffen. Ook is aangevoerd dat in het rapport van de politie onvoldoende is onderbouwd waarom wordt uitgegaan van zes eerdere oogsten. De verdediging wijst in dit verband op de mogelijkheid dat vervuiling, zoals stof en kalkaanslag, op de kweekbenodigdheden niet het gevolg zijn van meerdere eerdere oogsten maar van het gebruik van tweedehands spullen. Verder is verzocht rekening te houden met de toegewezen vordering van de benadeelde partij Enexis B.V. in de hoofdzaak.

4.Het oordeel van de rechtbank

4.1
Schatting van het wederrechtelijk verkregen voordeel
Dat betrokkene het bewezenverklaarde heeft begaan blijkt uit de bewijsmiddelen die de rechtbank ten grondslag heeft gelegd aan haar vonnis van heden in de zaak van betrokkene onder hetzelfde parketnummer. Daarin is vastgesteld dat betrokkene in de periode van
27 oktober 2021 tot en met 2 maart 2023 illegaal hennep heeft geteeld. Gelet op deze lange periode moet er ook meermalen zijn geoogst, waarmee betrokkene een financieel voordeel als bedoeld in artikel 36e van het Wetboek van Strafrecht heeft gehad.
Evenals de officier van justitie neemt de rechtbank het rapport berekening wederrechtelijk verkregen voordeel van de politie als uitgangspunt voor de berekening van het voordeel.
Het verweer dat een derde bij de hennepkwekerij zou zijn betrokken, van wie betrokkene een bedrag van € 1.000,- per oogst zou ontvangen, wordt door de rechtbank gepasseerd. De rechtbank gaat er van uit dat betrokkene alleen de hennepkwekerij heeft opgebouwd en bestierd. Dat een andere persoon daarbij een rol heeft gespeeld, is niet aannemelijk geworden, zoals is overwogen in het vonnis in de hoofdzaak.
Opbrengst per oogst
Naar het oordeel van de rechtbank kan het volgende worden vastgesteld:
- de hennepkwekerij van betrokkene was opgebouwd in twee kweekruimten, te weten in de kruipruimte en in een ruimte op zolder;
- in de kruipruimte werden 150 hennepplanten onder 16 assimilatielampen aangetroffen. Omdat één lamp gemiddeld 1m2 beslaat, kan worden gesteld dat er gemiddeld 10 planten per m2 werden geteeld;
- in de ruimte op zolder werden 80 hennepplanten onder 12 lampen aangetroffen. Per m2 bevonden zich dus gemiddeld 7 planten in deze ruimte;
- bij het vastgestelde aantal planten per m2 in de kruipruimte is de opbrengst blijkens het BOOM-rapport 30,5 gram per plant;
- bij het vastgestelde aantal planten per m2 op de zolderverdieping is de opbrengst blijkens het BOOM-rapport 31,8 gram per plant;
- volgens het BOOM-rapport geldt als verkoopprijs van hennep een bedrag van € 4,07 per gram.
- de totale bruto opbrengst per oogst bedraagt dan vervolgens € 28,974,33.
(150 hennepplanten x 30,5 gram = 4.575 gram x € 4,07 per gram = € 18.620,25
80 hennepplanten x 31,8 gram = 2.544 gram x € 4,07 per gram = € 10.354,08)
De kosten die hierop in mindering moeten worden gebracht bedragen in totaal € 1.968,80 per oogst, bestaande uit:
* de afschrijvingskosten: bij een aantal van 230 planten zijn deze blijkens het BOOM-rapport € 200,- per oogst;
* de kosten voor de hennepstekken: de inkoopprijs voor een hennepstek is volgens het BOOM-rapport € 3,81, zodat de kosten voor de hennepstekken in totaal € 876,30 per oogst bedragen (230 x € 3,81);
* de variabele kosten: deze bedragen volgens het BOOM-rapport € 3,88 per plant. In totaal aldus € 892,40 (230 x € 3,88).
Gelet op het vorenstaande stelt de rechtbank het bedrag waarop het wederrechtelijk verkregen voordeel per oogst wordt geschat, vast op € 27.005,63.
(€ 28.974,33 -/- € 1.968,80)
Aantal oogsten
De rechtbank gaat uit van 27 oktober 2021 als de datum waarop betrokkene met het kweken van hennep is begonnen. De rechtbank heeft daarvoor ten eerste in aanmerking genomen de startdatum die betrokkene zelf in zijn notitieblokje met het kweekschema heeft genoteerd. Op de tweede plaats heeft de rechtbank acht geslagen op de bevindingen van de politie, die heeft geconstateerd dat de assimilatielampen en elektriciteitssnoeren waren voorzien van een dikke laag stof, dat de koolstoffilters ernstig waren vervuild en dat op onder meer het watervat, de dompelpomp, aansluitslangen van het irrigatiesysteem, de kweekpotten en het grondzeil een flinke kalkaanzetting aanwezig was. Deze mate van vervuiling duidt op langdurig gebruik en daarmee op meerdere oogsten. Gezien de aard en de ernst van de vervuiling, is het onwaarschijnlijk dat de spullen in die staat tweedehands zijn aangeschaft.
Zoals ook door de politie is aangegeven, is de rechtbank van oordeel dat er vanaf 27 oktober 2021 tot aan de doorzoeking van de politie op 2 maart 2023 continu is gekweekt.
Dit zijn 67 weken. Een kweekperiode duurt gemiddeld negen tot tien weken. In het voordeel van betrokkene wordt de duur afgerond op tien weken. De rechtbank gaat mee met hetgeen door de officier van justitie is betoogd voor wat betreft de aangetroffen hoeveelheid gedroogde henneptoppen, waaruit geen opbrengst is voortgekomen. Ook de rechtbank zal dus uitgaan van vijf eerdere oogsten. Dat betekent: 5 x € 27.005,63 is € 135.028,15.
Toegewezen vordering van de benadeelde partij
Tijdens het onderzoek ter terechtzitting is namens de benadeelde partij Enexis B.V. een verzoek tot schadevergoeding ingediend, welke vordering ook gedeeltelijk door de rechtbank in haar vonnis is toegewezen tot een bedrag van € 4.918,70. De rechtbank is van oordeel dat dit toegekende bedrag in mindering moet worden gebracht op het te ontnemen bedrag, nu dit bedrag verband houdt met de kweek van de hennepplanten.
De rechtbank zal op grond daarvan het genoten wederrechtelijke verkregen voordeel schatten op € 130.109,45 (€ 135.028,15 -/- € 4.918,70).
Conclusie
Het netto wederrechtelijk verkregen voordeel wordt daarom geschat op
€ 130.109,45, conform de berekening van de officier van justitie.
4.2
Vaststelling ontnemingsbedrag
Door de verdediging is geen draagkrachtverweer gevoerd. De rechtbank ziet ook verder geen omstandigheden op basis waarvan het vast te stellen ontnemingsbedrag gematigd zou moeten worden. De rechtbank zal het terug te betalen bedrag daarom vaststellen op een bedrag van
€ 130.109,45.

5.De wettelijke voorschriften

De beslissing berust op artikel 36e van het Wetboek van Strafrecht.

6.De beslissing

De rechtbank:
- stelt het bedrag waarop het wederrechtelijk verkregen voordeel wordt geschat vast op
€ 130.109,45.
- legt betrokkene de verplichting op tot betaling aan de staat van een geldbedrag ter grootte van
€ 130.109,45, ter ontneming van het wederrechtelijk verkregen voordeel;
- bepaalt de duur van de gijzeling, die bij niet betaling van het ontnemingsbedrag kan worden gevorderd, op
1.080 dagen.
Dit vonnis is gewezen door mr. D.L.J. Martens, voorzitter, mr. C.H.M. Pastoors en
mr. H. Remerie, rechters, in tegenwoordigheid van mr. D.A.C.M. Roebroeks, griffier, en is uitgesproken ter openbare zitting op 27 maart 2025.
Mr. Martens en mr. Remerie zijn niet in de gelegenheid dit vonnis mede te ondertekenen.