4.3.2De bijzondere overwegingen met betrekking tot het bewijs
Het vormverzuim
Blijkens artikel 9, eerste lid, aanhef en onder b, van de Opiumwet hebben opsporingsambtenaren alleen toegang tot een plaats als daar een overtreding van de Opiumwet wordt gepleegd of als redelijkerwijs vermoed kan worden dat aldaar zo’n overtreding plaatsvindt. Deze bepaling behelst aldus het “redelijk vermoeden”. De Algemene wet op het binnentreden voegt daaraan toe dat de opsporingsambtenaren, als de door hen te betreden plaats een woning is, een machtiging tot binnentreden bij zich moeten dragen voor het geval de bewoner geen toestemming tot het betreden geeft.
Dat betekent dat de (hulp)officier van justitie, voordat hij zo’n machtiging afgeeft, moet vaststellen dat er voldoende aanwijzingen zijn om van een redelijk vermoeden te kunnen spreken.
Uit het proces-verbaal van bevindingen van hulpofficier van justitie [naam 1] in het onderhavige dossier is op te maken dat op 2 maart 2023 omstreeks 08.00 uur bij de politie informatie vanuit Enexis was binnengekomen dat er een henneppatroon gemeten was in het stroomverbruik ergens in [plaats]. De fraude-inspecteur van Enexis had aangegeven dat dit vermoedelijk zou gaan om [perceelnummer] aan de [straat] te [plaats], zijnde het adres van verdachte en de medeverdachte. Naar aanleiding van die informatie was [naam 1] dezelfde ochtend met twee opsporingsambtenaren naar voormeld adres gegaan. Zij constateerden ter plaatse dat er meerdere camera's en een ringdeurbel aan de voorzijde van de woning waren bevestigd. Daarnaast namen zij waar dat de rolluiken dicht waren. Op basis van deze uiterlijke kenmerken en de positieve netmeting werd door [naam 1] een machtiging tot binnentreden uitgeschreven.
Gelet op vaste jurisprudentie kan naar het oordeel van de rechtbank louter op basis van de meetbevindingen redelijkerwijs niet worden vastgesteld dat een objectief vermoeden aanwezig was dat een overtreding van de Opiumwet plaatsvond. Er kunnen namelijk andere oorzaken zijn voor het hoge stroomverbruik. Evenmin kan het redelijk vermoeden uit de overige gegeven omstandigheden worden afgeleid. Veel huizen zijn tegenwoordig immers voorzien van camera’s en een ringdeurbel. Ook is het niet bijzonder dat rolluiken van een woning in de ochtend gesloten zijn. Deze omstandigheden wijzen daarom niet op de mogelijke aanwezigheid van een hennepkwekerij in de woning van verdachte.
De hulpofficier van justitie had dus de machtiging niet mogen verstrekken. Dit betekent dat de opsporingsambtenaren in dit geval niet gerechtigd zijn geweest om de woning van de verdachte te betreden. Dit is een onherstelbaar vormverzuim als bedoeld in artikel 359a van het Wetboek van Strafvordering.
Het rechtsgevolg
Bij de beantwoording van de vraag welk rechtsgevolg aan dit vormverzuim moet worden verbonden, dient er rekening te worden gehouden met de in artikel 359a, tweede lid, van het Wetboek van Strafvordering genoemde factoren, te weten het belang van het geschonden voorschrift, de ernst van het verzuim en het nadeel dat daardoor wordt veroorzaakt. Bij de beoordeling daarvan is onder meer van belang of en in hoeverre de verdachte door het verzuim daadwerkelijk in zijn verdediging is geschaad. Daarbij verdient opmerking dat het belang van de verdachte dat het gepleegde feit niet wordt ontdekt, niet kan worden aangemerkt als een rechtens te respecteren belang, zodat een eventuele schending van dit belang als gevolg van een vormverzuim niet een nadeel oplevert als bedoeld in artikel 359a, tweede lid, van het Wetboek van Strafvordering.
In onderhavige geval is er inbreuk gemaakt op het recht op eerbiediging van het privéleven van de verdachte, zoals neergelegd in artikel 8 van het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens (EVRM). Niet gebleken is dat het recht op een eerlijk proces, zoals bedoeld in artikel 6 van het EVRM, is geschonden.
Uit vaste jurisprudentie van de Hoge Raad volgt dat er bij een inbreuk op artikel 8 EVRM in de regel geen bewijsuitsluiting volgt, tenzij er sprake is van een belangrijk (strafvorderlijk) voorschrift of rechtsbeginsel dat in aanzienlijke mate is geschonden en waarbij toepassing van bewijsuitsluiting noodzakelijk wordt geacht als middel om toekomstige vergelijkbare vormverzuimen die onrechtmatige bewijsgaring tot gevolg hebben te voorkomen en een krachtige stimulans te laten bestaan tot handelen in overeenstemming met de voorgeschreven norm. Hierbij moet sprake zijn van een zeer ingrijpende inbreuk op een grondrecht van de verdachte.
Naar het oordeel van de rechtbank is van een dergelijke situatie geen sprake. Tevens is niet gebleken dat het betreffende vormverzuim zozeer bij herhaling voorkomt dat zijn structureel karakter vaststaat en dat de verantwoordelijke autoriteiten zich onvoldoende inspanningen hebben getroost overtredingen van het desbetreffende voorschrift te voorkomen.
Verder heeft de rechtbank in aanmerking genomen dat de medeverdachte toestemming aan de politie heeft gegeven, ook met bijstand van een tolk, om de woning te doorzoeken.
Tot slot overweegt de rechtbank dat er geen bijzonder nadeel – naast de schending van het huisrecht die naar haar aard een nadeel is – is vast komen te staan, nu de verdediging hieromtrent niets heeft aangevoerd.
Gelet op het voorgaande verwerpt de rechtbank het verweer van de verdediging dat hetgeen door het vormverzuim is aangetroffen dient te worden uitgesloten van het bewijs.
Aan het vormverzuim wordt geen rechtsgevolg verbonden.
De mate van betrokkenheid van verdachte
De rechtbank ziet zich voor de vraag gesteld of en in welke mate verdachte betrokken is geweest bij de hennepkwekerij in zijn woning en de diefstal van stroom.
Verdachte en de medeverdachte waren ten tijde van het tenlastegelegde gezamenlijk eigenaar van de woning aan de [woonadres] te [plaats] en waren daar ook woonachtig. Op 2 maart 2023 werd in die woning een in werking zijnde hennepkwekerij aangetroffen, ingericht op de zolderverdieping en in de kruipruimte onder de woning. Deze ruimten waren voor de bewoners vrij toegankelijk. Op zolder stonden 80 hennepplanten. In de kruipruimte waren 150 hennepplanten aanwezig. Hierin lagen eveneens meerdere grote sealbags met gedroogde henneptoppen, in totaal 5.950 gram. Op de overloop op de eerste verdieping stond een kleine koelkast met daarin meerdere hennepstekjes. In één van de slaapkamers bevond zich een nieuwe kweektent. In de slaapkamer waar verdachte en medeverdachte sliepen werd een notitieblokje gevonden met daarop kweekdata en informatie over wanneer bepaalde hoeveelheden water en groeimiddel moesten worden toegevoegd. In dit kweekschema worden diverse groeimiddelen genoemd, die enkel zijn te verkrijgen bij leveranciers van benodigdheden voor hennepkwekerijen en die in de verschillende fases bij de hennepkweek worden gebruikt. Verpakkingen van deze groeimiddelen zijn eveneens in de woning gevonden. Op het notitieblok is als startdatum vermeld 27 oktober 2021. De kwekerij werd voorzien van elektriciteit die niet door de elektriciteitsmeter werd geregistreerd. Door de fraude-inspecteur van Enexis is namelijk geconstateerd dat er op amateuristische wijze een illegale aftakking was gemaakt in de meterkast. Daarnaast werd een illegale aftakking op de aansluitkabel buiten aangetroffen.
Uit de verklaring van verdachte volgt dat hij op de hoogte was van de hennepkwekerij. Hij heeft verklaard dat hij degene is geweest die de aantekeningen in het notitieblokje heeft gemaakt en dat hij zelf de daarin genoemde groeimiddelen heeft gekocht en heeft gebruikt. Hij wist tegenover de politie ook te vertellen dat er ongeveer iets meer dan 200 hennepplanten in de kwekerij stonden, wat in de buurt komt van het werkelijke aantal planten (230).
Verdachte heeft daarnaast een alternatief scenario geschetst. Hij zou tijdens het Vietnamees Nieuwjaarsfeest door ene ‘[bijnaam]’ zijn benaderd. Deze [bijnaam] had samen met drie of vier andere personen de hennepkwekerij in de woning van verdachte opgezet, inclusief de omlegging van de elektriciteit. Zij verzorgden eveneens de planten. [bijnaam] vroeg soms aan verdachte om water voor de planten klaar te zetten en om het hennepafval op te ruimen. Voor het ter beschikking stellen van zijn woning en het verrichten van de hand- en spandiensten zou verdachte € 1.000,- per oogst ontvangen. Verder heeft verdachte aangegeven dat de groeimiddelen en de aantekeningen in het notitieblokje niet voor het telen van hennepplanten waren bestemd, maar voor het kweken van orchideeën en Aziatische kruiden.
De rechtbank acht het door verdachte gepresenteerde scenario niet aannemelijk geworden. Zijn verklaring over [bijnaam] is op geen enkele manier geconcretiseerd, onderbouwd of verifieerbaar. Zo heeft verdachte geen achternaam, adres- of telefoongegevens van deze [bijnaam] kunnen overleggen. [bijnaam] wordt door hem enkel summier omschreven, namelijk als een Vietnamese man van in de 40 met een donkere huidskleur. Pas op zitting heeft verdachte gezegd dat er naast [bijnaam] nog meer mensen bij hem over de vloer kwamen voor het inrichten van de kwekerij en het voeden van de planten. Maar ook over deze personen heeft hij geen informatie gegeven, zelfs geen signalementen.
De aanwezigheid van de sealbags met 5.950 gram gedroogde henneptoppen vormt een sterke contra-indicatie voor de betrokkenheid van derden. Het is niet plausibel dat anderen de uiteindelijke opbrengst van een (eerdere) oogst bij verdachte in huis laten liggen. Die hoeveelheid henneptoppen vertegenwoordigt een behoorlijke handelswaarde en een kwekerij wordt juist opgezet om de handelswaar te verkopen en grote winsten te behalen.
Voorts bevinden zich geen aanknopingspunten voor de kweek van orchideeën of kruiden in het dossier. Daarbij komt dat een verbalisant met als taakaccent hennep heeft aangegeven dat de groeimiddelen, die in de woning van verdachte zijn aangetroffen en worden genoemd in het notitieblokje, uitsluitend voor het telen van hennep worden gebruikt.
Gelet op de bewijsmiddelen en hetgeen hierboven is beschreven, in onderlinge samenhang bezien, concludeert de rechtbank dat verdachte de hennepkwekerij alleen moet hebben opgezet en bestierd. Ook ten aanzien van de diefstal van elektriciteit ziet de rechtbank geen aanknopingspunten om aan te nemen dat [bijnaam] en/of derden daarbij een rol hebben gespeeld.
De rechtbank neemt aan dat ‘[bijnaam]’ niet bestaat en een verzinsel is van verdachte om zijn eigen daderschap te verhullen of af te zwakken.
De pleegperiode
Tijdens het onderzoek in de hennepkwekerij werden indicatoren aangetroffen waaruit kan worden afgeleid dat de in de kwekerij aangetroffen apparatuur en goederen al langer in gebruik waren en dat al meermalen was geoogst. Zo was er sprake van een flinke kalkaanzetting bij het watervat, de dompelpomp, de aansluitslangen, de kweekpotten en het grondzeil. Ook waren de koolstoffilters ernstig vervuild en waren de kappen van de armaturen van de assimilatielampen en elektriciteitssnoeren bedekt met een laag stof. Voorts werden knipscharen met daarop hennepresten gevonden. Dit bezien in het licht van de datum 27 oktober 2021 die in het notitieblokje van verdachte als startdatum wordt genoemd, gaat de rechtbank uit van 27 oktober 2021 als begindatum van de kwekerij.
Conclusie
De rechtbank acht op basis van het vorenstaande wettig en overtuigend bewezen dat verdachte in de periode van 27 oktober 2021 tot en met 2 maart 2023 opzettelijk ongeveer 5950 gram hennep en ongeveer 230 hennepplanten heeft geteeld (feit 2), alsmede een hoeveelheid elektriciteit heeft gestolen ten behoeve van de hennepkwekerij door verbreking en het aanleggen van twee illegale aftakkingen (feit 1). Verdachte zal worden vrijgesproken van het tenlastegelegde medeplegen, nu het dossier hiervoor onvoldoende bewijs bevat.