ECLI:NL:RBZWB:2025:1769

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
28 maart 2025
Publicatiedatum
28 maart 2025
Zaaknummer
BRE 24/7116
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vordering tot proceskostenvergoeding in bestuursrechtelijke procedure tegen UWV na intrekking beroep

Op 28 maart 2025 heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant uitspraak gedaan in de zaak tussen verzoekster en het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (UWV) inzake een verzoek om proceskostenvergoeding. Verzoekster had eerder beroep ingesteld tegen het uitblijven van een beslissing op bezwaar door het UWV, maar trok dit beroep in nadat het UWV op 8 november 2024 alsnog een beslissing had genomen. De rechtbank heeft het UWV in de gelegenheid gesteld om te reageren op het verzoek om proceskostenveroordeling, maar het UWV heeft geen inhoudelijk commentaar gegeven.

De rechtbank heeft vervolgens het verzoek om proceskostenveroordeling toegewezen. Volgens de wet kan een bestuursorgaan worden veroordeeld in de proceskosten als het geheel of gedeeltelijk tegemoetkomt aan de indiener van het beroepschrift. In dit geval heeft het UWV dat gedaan door alsnog een beslissing te nemen, waardoor de rechtbank oordeelde dat het verzoek kennelijk gegrond was. Verzoekster kreeg een vergoeding van € 453,50 voor de proceskosten, berekend op basis van het Besluit proceskosten bestuursrecht. Daarnaast werd het UWV verplicht om het door verzoekster betaalde griffierecht van € 51,- te vergoeden.

De uitspraak is gedaan door mr. M. Snoeks, rechter, en is openbaar gemaakt op rechtspraak.nl. Partijen hebben de mogelijkheid om verzet aan te tekenen tegen deze uitspraak binnen zes weken na verzending.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT
Bestuursrecht
zaaknummer: BRE 24/7116 WIA

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 28 maart 2025 in de zaak tussen

[verzoekster], uit [plaats], verzoekster

(gemachtigde: mr. J. Jansen),
en
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen(UWV; kantoor Breda).

Inleiding

1. In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het verzoek van verzoekster om een veroordeling van het UWV in de proceskosten. Verzoekster heeft dit verzoek gedaan bij de intrekking van haar beroep tegen het uitblijven van een beslissing op bezwaar van het UWV. Zij heeft het beroep ingetrokken omdat het UWV op 8 november 2024 alsnog een beslissing op bezwaar heeft genomen.
1.1.
De rechtbank heeft het UWV in de gelegenheid gesteld te reageren op het verzoek om veroordeling in de proceskosten. Het UWV heeft de rechtbank meegedeeld dat zij geen inhoudelijk commentaar heeft op het verzoek.
1.2.
De rechtbank doet zonder zitting uitspraak op het verzoek om proceskostenveroordeling. [1]

Beoordeling door de rechtbank

2. De rechtbank wijst het verzoek om proceskostenveroordeling toe. Zij legt hierna uit hoe zij tot dit oordeel komt.
Wanneer wordt een bestuursorgaan in de proceskosten veroordeeld?
3. Als een beroep wordt ingetrokken omdat het bestuursorgaan geheel of gedeeltelijk aan de indiener van het beroepschrift is tegemoetgekomen, kan de bestuursrechter op verzoek van de indiener dat bestuursorgaan bij afzonderlijke uitspraak veroordelen in de proceskosten. [2]
Is het UWV aan verzoekster tegemoetgekomen?
4. De rechtbank moet dus beoordelen of het UWV geheel of gedeeltelijk aan verzoekster is tegemoetgekomen.
4.1.
Op 10 oktober 2024 heeft verzoekster beroep ingesteld tegen het niet tijdig nemen van een beslissing op haar bezwaar. Het UWV heeft op 8 november 2024 alsnog een beslissing op bezwaar genomen. Hiermee is het UWV tegemoetgekomen aan het beroep van verzoekster.
Welk bedrag aan proceskosten moet het UWV aan verzoekster vergoeden?
5. De rechtbank wijst het verzoek als kennelijk gegrond toe. Verzoekster krijgt een vergoeding van haar proceskosten. Het UWV moet deze vergoeding betalen. De vergoeding is met toepassing van het Besluit proceskosten bestuursrecht als volgt berekend. Deze vergoeding bedraagt € 453,50 (1 punt voor het indienen van het beroepschrift met een waarde van € 907,- per punt met een wegingsfactor 0,5). De rechtbank hanteert een wegingsfactor van 0,5 omdat de zaak alleen gaat over de vraag of de beslistermijn is overschreden. Verder zijn er geen kosten gemaakt die vergoed kunnen worden.
Krijgt verzoekster een vergoeding van het griffierecht?
6. De rechtbank wijst erop dat het UWV verplicht is het door verzoekster betaalde griffierecht van € 51,- te vergoeden. [3] Verzoekster moet zich hiervoor dan ook tot het UWV wenden.

Beslissing

De rechtbank veroordeelt het UWV tot betaling van € 453,50 aan proceskosten aan verzoekster.
Deze uitspraak is gedaan door mr. M. Snoeks, rechter, in aanwezigheid van S.E. van Noort, griffier, op 28 maart 2025, en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op rechtspraak.nl.
griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Informatie over verzet

Als partijen het niet eens zijn met deze uitspraak, kunnen zij een verzetschrift sturen naar de rechtbank waarin zij uitleggen waarom zij het niet eens zijn met deze uitspraak. Het verzetschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Als partijen graag een zitting willen om het verzetschrift toe te lichten, moeten zij dit in het verzetschrift vermelden.

Voetnoten

1.Met toepassing van artikel 8:54, eerste lid, in samenhang met artikel 8:75a, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb).
2.Dit volgt uit artikel 8:75a van de Awb en is nader uitgewerkt in het Besluit proceskosten bestuursrecht (Bpb).
3.Dit volgt uit artikel 8:41, zevende lid, van de Awb.