ECLI:NL:RBZWB:2025:1756
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
- Voorlopige voorziening
- Rechtspraak.nl
Afwijzing verzoek om voorlopige voorziening in het kader van de Wet maatschappelijke ondersteuning
Op 27 maart 2025 heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant uitspraak gedaan in een zaak betreffende een verzoek om een voorlopige voorziening. Verzoeker had bezwaar gemaakt tegen een besluit van het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Tilburg, dat op 12 februari 2025 had besloten om de maatwerkvoorziening individuele begeleiding, die verzoeker ontving op grond van de Wet maatschappelijke ondersteuning (Wmo), per 30 oktober 2024 te beëindigen. Verzoeker verzocht de voorzieningenrechter om een voorlopige voorziening, omdat hij meende dat er sprake was van spoedeisend belang. De voorzieningenrechter oordeelde echter dat er geen spoedeisend belang aanwezig was. Verzoeker was inmiddels weer ingeschreven in de Basisregistratie Personen (BRP) en kon een nieuwe Wmo-aanvraag indienen. De voorzieningenrechter concludeerde dat verzoeker niet voldoende had onderbouwd dat hij in een financiële noodsituatie verkeerde of dat hij niet in staat was om zorg te ontvangen. De voorzieningenrechter wees het verzoek om voorlopige voorziening af als kennelijk ongegrond en er werd geen proceskostenveroordeling opgelegd. De uitspraak werd openbaar gemaakt op www.rechtspraak.nl.