Op 24 maart 2025 heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant uitspraak gedaan in een rekestprocedure betreffende een zorgmachtiging voor betrokkene, geboren in 1970. De officier van justitie verzocht om een zorgmachtiging voor de duur van zes maanden, omdat betrokkene lijdt aan een psychische stoornis, waaronder paranoïde schizofrenie en middelenafhankelijkheid. Tijdens de zitting, die achter gesloten deuren plaatsvond, zijn verschillende getuigen gehoord, waaronder de betrokkene zelf, zijn advocaat, een psychiater, een verslavingsarts en een begeleider. Betrokkene toonde zich tegen de zorgmachtiging en ontkende drugsgebruik, terwijl de verslavingsarts en behandelaar wezen op de noodzaak van verplichte zorg om de geestelijke gezondheid van betrokkene te stabiliseren. De rechtbank oordeelde dat er ernstig nadeel zou ontstaan zonder zorgmachtiging, waaronder lichamelijk letsel, psychische schade en maatschappelijke teloorgang. De rechtbank verleende de zorgmachtiging en legde verschillende vormen van verplichte zorg op, waaronder het toedienen van medicatie en het beperken van de bewegingsvrijheid. De rechtbank concludeerde dat er geen minder bezwarende alternatieven beschikbaar waren en dat de toegewezen zorgvormen evenredig en effectief waren. De beschikking is mondeling gegeven en op schrift gesteld op 26 maart 2025, met de mogelijkheid tot cassatie.