ECLI:NL:RBZWB:2025:1753
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Afwijzing verzoek om proceskostenvergoeding na intrekking beroep tegen uitblijven besluit WOO-verzoek
In deze uitspraak van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 27 maart 2025, wordt het verzoek van verzoeker om een veroordeling van de Staatssecretaris van Financiën in de proceskosten beoordeeld. Verzoeker had eerder beroep ingesteld tegen het uitblijven van een besluit op zijn WOO-verzoek van 28 mei 2024, maar trok dit beroep in nadat de Staatssecretaris op 18 juli 2024 alsnog een besluit had genomen. De Staatssecretaris heeft in een brief van 20 november 2024 aangegeven bereid te zijn het betaalde griffierecht te vergoeden, maar betwistte de proceskostenvergoeding omdat verzoeker niet aannemelijk maakte dat hij daadwerkelijk kosten had gemaakt.
De rechtbank heeft zonder zitting uitspraak gedaan op het verzoek om proceskostenveroordeling. De rechtbank wijst het verzoek af, omdat de Staatssecretaris weliswaar tegemoet is gekomen aan het beroep van verzoeker, maar er geen aanleiding is voor een proceskostenveroordeling. De rechtbank stelt vast dat het bezwaarschrift niet is ingediend door een derde die beroepsmatig rechtsbijstand verleent en dat er geen proceskosten zijn die voor vergoeding in aanmerking komen volgens het Besluit proceskosten bestuursrecht. De rechtbank wijst het verzoek als kennelijk ongegrond af, maar benadrukt dat de Staatssecretaris verplicht is het door verzoeker betaalde griffierecht van € 187,- te vergoeden.
De uitspraak is openbaar gemaakt en partijen zijn geïnformeerd over de mogelijkheid om verzet aan te tekenen tegen deze uitspraak binnen zes weken na verzending. De rechtbank heeft de relevante artikelen van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) en het Besluit proceskosten bestuursrecht (Bpb) in overweging genomen bij haar beslissing.