In deze uitspraak van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 27 maart 2025, wordt het beroep van eiseres beoordeeld tegen het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (UWV). Eiseres had bezwaar gemaakt tegen de beslissing van het UWV om per 5 december 2023 geen WIA-uitkering toe te kennen. Het bezwaar werd op 31 januari 2024 ingediend, maar het UWV heeft niet tijdig beslist. De rechtbank oordeelt dat het beroep kennelijk gegrond is en doet uitspraak zonder zitting, zoals toegestaan onder artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb). De rechtbank stelt vast dat het UWV de beslistermijn heeft overschreden en dat eiseres het UWV op 23 september 2024 in gebreke heeft gesteld. De rechtbank bepaalt dat het UWV binnen twee maanden na de uitspraak alsnog een besluit moet nemen en legt een dwangsom op van € 100,- per dag bij overschrijding van deze termijn, met een maximum van € 15.000,-. Daarnaast moet het UWV het griffierecht van € 53,- en proceskosten van € 453,50 aan eiseres vergoeden. De uitspraak is openbaar gemaakt en partijen zijn geïnformeerd over de mogelijkheid tot verzet.