In deze zaak heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 21 maart 2025 uitspraak gedaan in een rekestprocedure betreffende de wijziging van een machtiging tot voortzetting van een crisismaatregel. De zaak betreft een verzoek van de officier van justitie om de bestaande machtiging, die eerder op 13 maart 2025 was verleend, te wijzigen. De betrokkene, geboren in 1972, verblijft in een High Intensive Care (HIC) accommodatie en heeft te maken met een psychotische stoornis. De rechtbank heeft de zitting met gesloten deuren gehouden op 25 maart 2025, waarbij de betrokkene, haar advocaat en enkele zorgverleners aanwezig waren. De officier van justitie was niet aanwezig.
De rechtbank heeft vastgesteld dat het psychotische toestandsbeeld van de betrokkene niet is verbeterd en dat haar telefoongebruik bijdraagt aan de verergering van haar toestand. De gz-psycholoog en de begeleider hebben aangegeven dat het noodzakelijk is om beperkingen op te leggen aan het telefoongebruik van de betrokkene. De advocaat van de betrokkene heeft gepleit voor afwijzing van het verzoek, maar de rechtbank heeft geoordeeld dat de wijziging van de machtiging noodzakelijk is om ernstig nadeel te voorkomen.
De rechtbank heeft besloten om de machtiging te wijzigen, zodat naast de reeds toegestane vormen van verplichte zorg, ook beperkingen in het gebruik van communicatiemiddelen kunnen worden opgelegd. Deze beslissing is genomen met het oog op de veiligheid van de betrokkene en de noodzaak om ambulante zorg te kunnen inzetten zodra zij uit de accommodatie kan worden ontslagen. De gewijzigde machtiging geldt tot en met 3 april 2025.