In deze zaak heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 21 maart 2025 uitspraak gedaan in een rekestprocedure betreffende een zorgmachtiging voor betrokkene, geboren in 1998. De officier van justitie heeft verzocht om een zorgmachtiging voor de duur van twaalf maanden, ondanks dat het momenteel goed gaat met betrokkene en er geen verplichte zorg wordt toegepast. De rechtbank heeft de procedure op 19 maart 2025 met gesloten deuren behandeld, waarbij betrokkene en haar advocaat aanwezig waren. De casemanager heeft aangegeven dat betrokkene momenteel goed functioneert, maar dat er zorgen zijn over de verlaging van haar medicatie. De rechtbank heeft vastgesteld dat betrokkene lijdt aan verschillende psychische stoornissen, waaronder een autismespectrumstoornis en een posttraumatische stressstoornis, en dat deze stoornissen ernstig nadeel veroorzaken, zoals lichamelijk letsel en verwaarlozing. De rechtbank oordeelt dat verplichte zorg noodzakelijk is om ernstig nadeel te voorkomen, vooral gezien de mogelijkheid dat betrokkene haar medicatie niet trouw inneemt. De rechtbank verleent de zorgmachtiging en legt de voorwaarden voor verplichte zorg vast, waaronder het toedienen van medicatie en het verrichten van medische controles. De machtiging geldt tot en met 21 maart 2026.