ECLI:NL:RBZWB:2025:1727

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
26 maart 2025
Publicatiedatum
26 maart 2025
Zaaknummer
25/1638
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Procedures
  • Voorlopige voorziening
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing verzoek om voorlopige voorziening inzake onttrekking weg aan openbaar verkeer

Op 26 maart 2025 heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant uitspraak gedaan in de zaak tussen verzoekster en de gemeenteraad van de gemeente Tilburg. Verzoekster had bezwaar gemaakt tegen een besluit van de gemeenteraad van 11 oktober 2024, waarin een deel van een weg werd onttrokken aan het openbaar verkeer. Daarnaast verzocht zij om een voorlopige voorziening, omdat zij stelde dat er sprake was van een spoedeisend belang. De voorzieningenrechter oordeelde dat er onvoldoende redenen waren om het verzoek om een voorlopige voorziening toe te wijzen. Verzoekster had niet voldoende gemotiveerd waarom zij de beslissing op bezwaar niet kon afwachten. De voorzieningenrechter merkte op dat de toegang tot de homo-ontmoetingsplaats niet volledig was ontnomen, aangezien een andere toegang aan het openbaar verkeer was gelaten. Daarom werd het verzoek om een voorlopige voorziening afgewezen en werd er geen proceskostenvergoeding toegekend. Deze uitspraak is openbaar gemaakt en een afschrift is verzonden aan de betrokken partijen.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT
Bestuursrecht
zaaknummer: BRE 25/1638

uitspraak van de voorzieningenrechter van 26 maart 2025 in de zaak tussen

[verzoekster] , uit [plaats] , verzoekster,

en

De gemeenteraad van de gemeente Tilburg, (de gemeenteraad).

Inleiding

Verzoekster heeft bezwaar gemaakt tegen het besluit van de gemeenteraad van 11 oktober 2024, over het onttrekken aan het openbaar verkeer van een deel van [locatie] . (bestreden besluit). Zij heeft de voorzieningenrechter daarnaast verzocht om een voorlopige voorziening.
Op grond van artikel 8:83, derde lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) is een zitting achterwege gebleven.

Beoordeling door de voorzieningenrechter

1. Op grond van artikel 8:81, eerste lid, van de Awb kan de voorzieningenrechter van de rechtbank die bevoegd is of kan worden in de hoofdzaak, op verzoek een voorlopige voorziening treffen indien onverwijlde spoed, gelet op de betrokken belangen, dat vereist. Dat betekent dat sprake moet zijn van een situatie waarin – in dit geval – de beslissing op bezwaar niet afgewacht kan worden, omdat het onmogelijk zal zijn om eventuele gevolgen van (de uitvoering van) het besluit te herstellen (onomkeerbaarheid).
2. Verzoekster stelt dat zij een spoedeisend belang heeft bij het verzoek om een voorlopige voorziening. Als gevolg van het bestreden besluit wordt de het gebruik van de weg als de parkeerplaats van een homo-ontmoetingsplaats onmogelijk gemaakt. Daardoor kan niet meer veilig (voor vandalen) worden geparkeerd om de homo-ontmoetingsplaats te kunnen bereiken. De bezoekers van de homo-ontmoetingsplaats worden daardoor buitenproportioneel zwaar benadeeld.
3. Het bij wijze van voorlopige voorziening opdragen dat de weg weer openbaar wordt voor openbaar verkeer, is een vergaande maatregel, die niet lichtvaardig wordt getroffen door de voorzieningenrechter en niet zonder meer past bij het karakter van een voorlopige voorzieningenprocedure. Naar het oordeel van de voorzieningenrechter heeft verzoekster onvoldoende gemotiveerd waarom zij de beslissing op bezwaar niet af kan wachten. Verzoekster heeft alleen gesteld, maar niet nader gemotiveerd waarom de bezoekers buitenproportioneel zwaar worden benadeeld als gevolg van het bestreden besluit. De voorzieningenrechter heeft daar ook bij in aanmerking genomen dat de toegang tot de homo-ontmoetingsplek niet volledig is ontnomen, omdat het aan de andere zijde van die plek gelegen [locatie] niet aan het openbaar verkeer is onttrokken.
4. De voorzieningenrechter zal het verzoek om een voorlopige voorziening daarom afwijzen. Voor een proceskostenvergoeding bestaat daarom geen aanleiding.

Beslissing

De voorzieningenrechter wijst het verzoek om een voorlopige voorziening af.
Deze uitspraak is gedaan door mr. R.P. Broeders, rechter, in aanwezigheid van mr. N. van Asten, griffier, op 26 maart 2025 en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op www.rechtspraak.nl
griffier
voorzieningenrechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Tegen deze uitspraak staat geen hoger beroep of verzet open.