ECLI:NL:RBZWB:2025:1726

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
25 maart 2025
Publicatiedatum
25 maart 2025
Zaaknummer
AWB 25_1354
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Voorlopige voorziening
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Voorlopige voorziening niet-ontvankelijk wegens niet voldoen aan formele vereisten

Op 25 maart 2025 heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant uitspraak gedaan in een zaak betreffende een verzoek om voorlopige voorziening. Verzoekers, die niet nader zijn genoemd, hebben een bezwaarschrift ingediend bij de rechtbank, maar dit verzoek voldeed niet aan de formele vereisten. De voorzieningenrechter heeft op 5 maart 2025 verzocht om verduidelijking of de verzoekers een verzoek om voorlopige voorziening wilden indienen of enkel het bezwaarschrift ter kennisgeving wilden indienen. Verzoekers hebben hierop niet gereageerd.

De voorzieningenrechter heeft vastgesteld dat de verzoekers geen besluit hebben overgelegd, het verzoek niet hebben ondertekend en geen volledig adres hebben opgegeven. Hierdoor is het verzoek niet-ontvankelijk verklaard, omdat niet voldaan is aan de formele vereisten voor het indienen van een verzoekschrift. De voorzieningenrechter heeft verzoekers de gelegenheid gegeven om het verzuim te herstellen binnen een gestelde termijn, maar ook hierop is geen reactie gekomen.

De uitspraak houdt in dat de voorzieningenrechter het verzoek niet inhoudelijk beoordeelt en er geen aanleiding is voor een proceskostenveroordeling. De beslissing is openbaar uitgesproken en een afschrift is verzonden aan de betrokken partijen.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT
Bestuursrecht
zaaknummer: BRE 25/1354

uitspraak van de voorzieningenrechter van 25 maart 2025 in de zaak tussen

[verzoeker] , uit [plaats] , verzoekers

en

het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Altena, het college.

Inleiding

1. In deze uitspraak beslist de voorzieningenrechter op een brief van verzoekers gericht tegen een besluit van het college. Het oordeel van de voorzieningenrechter heeft een voorlopig karakter en bindt de rechtbank in een (eventueel) bodemgeding niet.
1.1.
Omdat het verzoek kennelijk niet-ontvankelijk is doet de voorzieningenrechter uitspraak zonder zitting. Artikel 8:83, derde lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) maakt dat mogelijk. De voorzieningenrechter legt hierna uit waarom het verzoek kennelijk niet-ontvankelijk is.

Beoordeling door de voorzieningenrechter

2. Verzoekers hebben een bezwaarschrift ingediend bij de rechtbank in een envelop, ter adressering van de voorzieningenrechter. De voorzieningenrechter heeft op 5 maart 2025 verzoekers verzocht om kenbaar te maken of zij hebben bedoeld een verzoek om voorlopige voorziening in te dienen of hebben bedoeld om het bezwaarschrift enkel ter kennisgeving toe te zenden aan de voorzieningenrechter. Verzoekers hebben hierop niet gereageerd. Volledigheidshalve gaat de voorzieningenrechter ervanuit dat verzoekers hebben bedoeld een verzoek om voorlopige voorziening in te dienen.
2.1.
Verzoekers hebben verder geen besluit overgelegd, het verzoek/bezwaar niet ondertekend en geen volledig adres opgegeven. Hiermee hebben verzoekers niet voldaan aan de formele vereisten [1] voor het indienen van een verzoekschrift. Het verzoek wordt niet-ontvankelijk verklaard indien niet wordt voldaan aan die formele vereisten, mits de indiener de gelegenheid heeft gehad om het verzuim te herstellen binnen een hem daartoe gestelde termijn. [2] De voorzieningenrechter heeft verzoekers bij brief van 5 maart 2025 verzocht om binnen één week het verzuim te herstellen. Verzoekers hebben ook hierop niet gereageerd.

Conclusie en gevolgen

2. Het verzoek is daarom kennelijk niet-ontvankelijk. Dat betekent dat de voorzieningenrechter het verzoek niet inhoudelijk beoordeelt. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De voorzieningenrechter verklaart het verzoek om voorlopige voorziening niet-ontvankelijk.
Deze uitspraak is gedaan door mr. R.P. Broeders, voorzieningenrechter, in aanwezigheid van mr. "T.A.A. van Hooijdonk", griffier.
Uitgesproken in het openbaar op 25 maart 2025.
griffier
voorzieningenrechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Tegen deze uitspraak staat geen hoger beroep of verzet open.

Voetnoten

1.Artikel 6:5, in samenhang met 8:81, vierde lid, van de Awb.
2.Artikel 6:6, onder a, in samenhang met 8:81, vierde lid, van de Awb.