Uitspraak
1.De zaak in het kort
2.Het verloop van de procedure
3.De feiten
Uw cliënt zal conform zijn arbeidsovereenkomst uitbetaald worden. Uiteraard verwacht ik de auto spoedig terug aanstaande week (…)”. [directeur] heeft in cc van zijn e-mail 9 andere personen meegenomen.
4.De verzoeken van [werknemer]
- ‘
- Vast te stellen dat de bestuurder van [werkgever] B.V. onrechtmatig handelt en persoonlijk aansprakelijk is op grond van art. 6:162 BW.’
5.Het verweer van [werkgever]
6.De beoordeling
De lonen van de huidige werknemers zijn niet allemaal volledig betaald”. Ook in het verweerschrift is opgenomen dat [werkgever] ‘
thans niet in staat[is]
om de lonen van haar medewerkers volledig te voldoen.’ Hieruit volgt naar het oordeel van de kantonrechter dat andere werknemers anders dan [werknemer] in ieder geval een deel van hun loon ontvangen.
om muiterij te plegen binnen [werkgever]’. [werkgever] heeft ter onderbouwing twee verklaringen van werknemers in het geding gebracht, waarin deze gang van zaken wordt geschetst. Ook heeft [werknemer] op 30 september 2024 een e-mailbericht gestuurd naar een grote klant waarin hij [directeur] ‘
onze verrekte CEO’ heeft genoemd. De kantonrechter begrijpt dat [werkgever] hiermee betoogt dat [werknemer] zelf ernstig verwijtbaar heeft gehandeld.
onze verrekte CEO’ beter niet had kunnen schrijven, maar dat dit voortkwam uit frustratie over het niet nakomen door [directeur] van gemaakte afspraken waardoor de bestelling van de klant niet op tijd geleverd leek te kunnen worden.
onze verrekte CEO’ richting een klant valt niet binnen de categorie goed werknemerschap. Er zijn andere wegen om onvrede te uiten. Hoewel de handelswijze van [werknemer] op deze punten dus zeker niet goed is, wordt naar het oordeel van de kantonrechter de (hoge) lat van ernstig verwijtbaar handelen niet gehaald.
ten aanzien van de verrichte arbeid redelijkerwijze geacht moeten worden elkaars opvolger te zijn.’ Van dit zogenaamde opvolgend werkgeverschap is naar het oordeel van de kantonrechter sprake. [werkgever] heeft in het verweerschrift erkend dat het initiatief om de overstap te maken naar [werkgever] is uitgegaan van [werkgever] , niet van [werknemer] . [werkgever] heeft daarnaast onvoldoende weersproken dat [werknemer] dezelfde werkzaamheden is blijven verrichten. Aan de voorwaarden om te kunnen spreken van opvolgend werkgeverschap wordt voldaan.