ECLI:NL:RBZWB:2025:1705

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
21 maart 2025
Publicatiedatum
24 maart 2025
Zaaknummer
C/02/428848 / HA RK 24-220 (E)
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Procedures
  • Bodemzaak
Rechters
  • mr. Vermariën
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verzoek om voorlopig deskundigenbericht inzake authenticiteit van handtekeningen in geldleningsovereenkomsten

In deze zaak heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 21 maart 2025 een beschikking gegeven in een verzoek om een voorlopig deskundigenbericht. Verzoekers, die beiden in Tilburg wonen, hebben een verzoek ingediend om de authenticiteit van handtekeningen op verschillende schuldverklaringen te laten onderzoeken door een deskundige. Dit verzoek is gedaan omdat er onduidelijkheid bestaat over de vraag wie nog geld aan wie verschuldigd is, en de authenticiteit van de ondertekende documenten ter discussie staat. De rechtbank heeft vastgesteld dat het verzoek voldoende concreet is en dat er behoefte is aan deskundigenonderzoek om de relevante feiten vast te stellen. De rechtbank heeft een deskundige benoemd en de kosten van het onderzoek voorlopig ten laste van de staatskas gebracht, aangezien verzoekers op basis van een toevoeging procederen. De deskundige is opgedragen om binnen drie maanden na de beslissing een schriftelijk rapport in te dienen, waarin de bevindingen van het onderzoek worden gepresenteerd. De rechtbank heeft ook benadrukt dat partijen wettelijk verplicht zijn om mee te werken aan het onderzoek en dat zij de deskundige de benodigde informatie moeten verstrekken.

Uitspraak

beschikking

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Cluster II Handelszaken
Breda
zaaknummer / rekestnummer: C/02/428848 / HA RK 24-220
Beschikking van 21 maart 2025
in de zaak van

1.[verzoekster] ,

2.
[verzoeker],
beiden wonende te [plaats 1] ,
verzoekers,
hierna: [verzoekers] ,
advocaat mr. L.L. Ross te Tilburg,
en

1.[gedaagde 1] ,

2.
[gedaagde 2],
beiden wonende te [plaats 2] ,
verweerders,
hierna: [gedaagden] ,
advocaat mr. B.G.M. de Ruijter te Tilburg.

1.Het verloop van de procedure

Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • het verzoekschrift ex artikel 202 Rv, ter griffie binnengekomen op 18 november 2024, met producties 1 tot en met 4,
  • het verweerschrift tevens houdende zelfstandig verzoek, ter griffie binnengekomen op
17 januari 2025, met producties 1 tot en met 6,
- de mondelinge behandeling gehouden op 27 januari 2024.

2.Het verzoek en het verweer

2.1.
[verzoekers] stelt dat hij en [gedaagden] elkaar over en weer geld hebben geleend. Partijen verschillen echter van mening over de vraag wie nog geld is verschuldigd aan wie. [gedaagden] beroept zich op een aantal door [verzoekers] ondertekende schuldverklaringen. [verzoekers] twijfelt aan de authenticiteit van een aantal schuldverklaringen en daarom wenst hij dat een deskundige daar onderzoek naar doet. Duidelijkheid over de authenticiteit van de schuldverklaringen is nodig om de juiste feiten in een bodemprocedure aan de rechtbank te presenteren.
2.2.
[gedaagden] concludeert tot afwijzing van het verzoek omdat deze onvoldoende concreet, onduidelijk, dan wel prematuur is. Verder verzoekt hij bij wege van zelfstandig tegenverzoek, onderzoek te laten doen naar de door hem overgelegde schuldverklaringen in verband met een te entameren bodemprocedure.
2.3.
Tijdens de mondelinge behandeling heeft [verzoekers] erkend dat hij de schuldverklaring van 20 augustus 2023, waarin wordt gerefereerd aan de eerdere schuldverklaringen van 10 mei 2022 en 13 juli 2021, ondertekend heeft. De authenticiteit van al deze schuldverklaringen wordt dan ook niet (meer) betwist. In zoverre vermindert [verzoekers] dan ook zijn verzoek.
2.4.
[gedaagden] deelt mede dat wat hem betreft de schuldverklaring van 20 augustus 2023 dan ook niet te hoeft worden onderzocht door de deskundige, maar wel als referentiemateriaal opgestuurd kan worden.

3.De beoordeling

3.1.
De rechtbank stelt vast dat het verzoek tot het bevelen van een voorlopig deskundigenonderzoek is gedaan met inachtneming van de bepalingen van de artikelen 202-207 (oud) Rv.
3.2.
Een voorlopig deskundigenonderzoek dient ertoe een partij de mogelijkheid te geven aan de hand van het uit te brengen deskundigenbericht zekerheid te verkrijgen over de voor de beslissing van het geschil relevante feiten en omstandigheden en zo beter te kunnen beoordelen of het raadzaam is een procedure te beginnen of voort te zetten.
De rechtbank stelt vast dat het verzoek voldoende concreet is, ter zake dienend is en feiten betreft die met het deskundigenonderzoek bewezen kunnen worden. Dit staat tussen partijen ook niet ter discussie.
3.3.
Nu partijen het erover eens zijn dat de schuldverklaringen van 25 september 2023 en 2 oktober 2024 door een deskundige moeten worden onderzocht, zal het (verminderde) verzoek worden toegewezen en zal het zelfstandig tegenverzoek van [gedaagden] buiten behandeling worden gelaten.
3.4.
Partijen hebben geen voorstel met betrekking tot de persoon van de te benoemen deskundige gedaan, zodat de rechtbank een deskundige heeft aangezocht. Hierna zijn partijen in de gelegenheid gesteld zich over de persoon van te benoemen deskundige uit te laten, waarna niet van bezwaren is gebleken. De rechtbank zal dan ook overgaan tot benoeming van de hierna te noemen deskundige.
3.5.
Aan deze deskundige zal de in de beslissing vermelde opdracht worden voorgelegd.
3.6.
Ten aanzien van het voorschot overweegt de rechtbank dat het wettelijk uitgangspunt is dat dit door verzoeker wordt voldaan. Omdat [verzoekers] op basis van een toevoeging procedeert, zal het voorschot van de deskundige voorlopig ten laste van de staatskas worden gebracht. Na afronding van het deskundigenonderzoek, dan wel zo spoedig mogelijk daarna, zal de rechter, indien niet is gebleken dat tussen partijen een geding aanhangig is, ingevolge artikel 205 lid 2 en 3 Rv (oud) vaststellen welke partij de eindnota moet voldoen en die partij dienovereenkomstig veroordelen tot voldoening aan de griffier.
3.7
De rechtbank wijst erop dat partijen wettelijk verplicht zijn om mee te werken aan het onderzoek door de deskundige. De rechtbank zal deze verplichting uitwerken zoals nader onder de beslissing omschreven. Wordt aan een van deze verplichtingen niet voldaan, dan kan de rechtbank daaruit de gevolgtrekking maken die zij geraden acht, ook in het nadeel van de desbetreffende partij.
3.8
Indien een partij desgevraagd of op eigen initiatief schriftelijke opmerkingen en verzoeken aan de deskundige doet toekomen, dient zij daarvan terstond afschrift aan de wederpartij te verstrekken.

4.De beslissing

De rechtbank
4.1.
beveelt een onderzoek door een deskundige ter beantwoording van de vraag of de handtekeningen van partijen onder de schuldverklaringen van 25 september 2023 en
2 oktober 2023 authentiek zijn (waarbij de schuldverklaringen van 20 augustus 2024, 10 mei 2022 en 13 juli 2021 mogelijk als referentie kunnen dienen, een en ander ter beoordeling van de deskundige);
4.2.
benoemt tot deskundige:
De heer ing. [deskundige] , schriftexpert, documentdeskundige en forensisch onderzoeker, verbonden aan het [bedrijf],
bezoekadres: [adres] ,
[postcode] [plaats 3] ,
telefoon: [telefoonnummer] ,
emailadres: [e-mailadres] ,
het voorschot
4.3.
stelt de hoogte van het voorschot op de kosten van de deskundige vast op het door de deskundige begrote bedrag van € 7.623,00 inclusief btw,
4.4.
bepaalt dat de kosten van het onderzoek voorlopig ten laste van de Staat komen, omdat [verzoekers] op basis van een toevoeging procedeert,
4.5.
draagt de griffier op om de deskundige onmiddellijk in kennis te stellen van de betaling van het voorschot,
het onderzoek
4.6.
bepaalt dat [gedaagden] de originele schuldverklaringen van 25 september 2023 en 2 oktober 2023 aan de deskundige dient te doen toekomen, evenals de schuldverklaringen van 20 augustus 2023, 10 mei 2022 en 13 juli 2021 zodat deze eventueel als referentiemateriaal kunnen dienen,
4.7.
bepaalt dat de deskundige het onderzoek zelfstandig zal instellen op de door de deskundige in overleg met partijen te bepalen tijd en plaats,
4.8.
wijst de deskundige er op dat:
  • de deskundige voor aanvang van het onderzoek dient kennis te nemen van de Leidraad deskundigen in civiele zaken (te raadplegen op www.rechtspraak.nl of desgevraagd te verkrijgen bij de griffie),
  • de deskundige het onderzoek onmiddellijk dient te staken en contact dient op te nemen met de griffier, indien tijdens de uitvoering van de werkzaamheden het voorschot niet toereikend blijkt te zijn,
4.9.
bepaalt dat partijen nadere inlichtingen en gegevens aan de deskundige dienen te verstrekken indien deze daarom verzoekt, en de deskundige ook voor het overige gelegenheid dienen te geven tot het verrichten van het onderzoek,
het schriftelijk rapport
4.10.
draagt de deskundige op om uiterlijk drie maanden na deze beslissing een schriftelijk en ondertekend bericht in drievoud ter griffie van de rechtbank in te leveren, onder bijvoeging van een gespecificeerde declaratie,
4.11.
wijst de deskundige er op dat:
  • uit het schriftelijk bericht moet blijken op welke stukken het oordeel van de deskundige is gebaseerd,
  • de deskundige een concept van het rapport aan partijen moet toezenden, opdat partijen de gelegenheid krijgen binnen vier weken daarover bij de deskundige opmerkingen te maken en verzoeken te doen, en dat de deskundige in het definitieve rapport de door partijen gemaakte opmerkingen en verzoeken en de reactie van de deskundige daarop moet vermelden,
4.12.
bepaalt dat partijen binnen vier weken dienen te reageren op het concept-rapport van de deskundige nadat dit aan partijen is toegezonden en dat partijen bij de deskundige geen gelegenheid hebben op elkaars opmerkingen en verzoeken naar aanleiding van het concept-rapport te reageren.
Deze beschikking is gegeven door mr. Vermariën en in het openbaar uitgesproken op 21 maart 2025. [1]

Voetnoten

1.type: sdk