Uitspraak
RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT
1.De procedure
3.De vorderingen
4.De standpunten van partijen en het advies van de Raad
5.De beoordeling
- partijen hebben als ouders hebben inzicht in de (psychologische) gevolgen van de
- het kind heeft een stem in het scheidingsproces, voelt zich gehoord en gesteund.
binnen vier wekenna de datum van de mondelinge behandeling een bodemprocedure te zullen starten. De voorzieningenrechter gaat uit van die toezegging.
op na te noemen pro forma datum, of zoveel eerder als mogelijk is, in de hiervoor genoemde nog te entameren
bodemprocedurein te brengen. Op verzoek van het loket en/of de gemeente/toegang kan de rechtbank deze termijn verlengen. Dit verzoek moet gemotiveerd worden gedaan. Als de verlenging wordt toegestaan dan geeft de rechtbank een nieuwe pro forma datum door.
de advocaat van de manbij het aanhangig maken van de bodemzaak op het verplicht bij te voegen F1-formulier melding te maken van de verwijzing van partijen naar een (jeugd)hulpverleningstraject in het kader van UHA door middel van vermelding UHA in de kort gedingprocedure met zaaknummer C/02/431548 / KG ZA 25-56.
6.De beslissing
18 september 2025 pro forma, of zoveel eerder als mogelijk is, in de nog aanhangig te maken
bodemprocedurede rapportage over het verloop en het resultaat van het (jeugd)hulpverleningstraject ter griffie in te dienen;