ECLI:NL:RBZWB:2025:1680

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
24 maart 2025
Publicatiedatum
24 maart 2025
Zaaknummer
BRE 24/1490
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Onbevoegdheid van de belastingrechter in geschil over verrekening van belastingbedragen

Op 24 maart 2025 heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant uitspraak gedaan in een zaak tussen een belanghebbende en de ontvanger van de Belastingdienst. De ontvanger had op 11 maart 2022 een mededeling verzonden over de verrekening van een terug te ontvangen bedrag op de aanslag inkomstenbelasting en premie volksverzekeringen 2018 met een te betalen bedrag op een naheffingsaanslag omzetbelasting over het 4e kwartaal van 2016. De belanghebbende maakte bezwaar tegen deze verrekening en stelde op 22 december 2023 beroep in wegens het uitblijven van een uitspraak op bezwaar. De ontvanger deed op 18 april 2024 uitspraak op bezwaar.

De rechtbank verklaarde zich kennelijk onbevoegd om het beroep te behandelen. Dit oordeel is gebaseerd op het feit dat de belastingrechter niet bevoegd is om te oordelen over beslissingen van de ontvanger op grond van de Invorderingswet, tenzij er sprake is van specifieke uitzonderingen die in de regelgeving zijn vastgelegd. De beslissing tot verrekening van bedragen valt niet onder deze uitzonderingen. Hierdoor kon de rechtbank niet inhoudelijk oordelen over de verrekening en werd het beroep niet-ontvankelijk verklaard. De rechtbank merkte op dat de belanghebbende geen griffierecht had betaald en zag geen aanleiding om griffierecht terug te betalen.

De uitspraak werd gedaan door mr. drs. S.J. Willems-Ruesink, in aanwezigheid van griffier mr. W. Dekkers, en werd openbaar gemaakt op www.rechtspraak.nl. Partijen hebben de mogelijkheid om binnen zes weken na verzending van de uitspraak een verzetschrift in te dienen als zij het niet eens zijn met de uitspraak.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT
Belastingrecht
zaaknummer: BRE 25/1490

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 24 maart 2025 in de zaak tussen

[belanghebbende], uit [plaats], belanghebbende

en

de ontvanger van de Belastingdienst, de ontvanger.

Inleiding

1. De ontvanger heeft op 11 maart 2022 een mededeling aan belanghebbende verzonden van de verrekening van een terug te ontvangen bedrag op de aanslag inkomstenbelasting en premie volksverzekeringen 2018 met een te betalen bedrag op een naheffingsaanslag omzetbelasting over het 4e kwartaal 2016. Belanghebbende heeft hiertegen bezwaar gemaakt.
1.1.
Belanghebbende heeft met dagtekening 22 december 2023, ontvangen door de rechtbank op 28 december 2023, beroep ingesteld wegens het uitblijven van een uitspraak op bezwaar. De ontvanger heeft op 18 april 2024 uitspraak op bezwaar gedaan.
1.2.
Het beroepschrift zag ook op de boetebeschikking die is opgelegd bij de aanslag inkomstenbelasting en premie volksverzekeringen 2018. Dit beroep is geregistreerd onder zaaknummer BRE 23/12540. De rechtbank doet afzonderlijk uitspraak met betrekking tot het beroep met zaaknummer BRE 23/12540.
1.3.
De rechtbank verklaart zich kennelijk onbevoegd. Daarom doet de rechtbank uitspraak zonder zitting. Artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) maakt dat mogelijk. Hierna legt de rechtbank uit hoe zij tot dit oordeel komt.

Beoordeling door de rechtbank

2. De belastingrechter is als uitgangspunt niet bevoegd te oordelen over beslissingen van de ontvanger op grond van de IW. [1] Voor bepaalde besluiten is in de regelgeving een uitzondering gemaakt. De beslissing tot verrekening van bedragen valt niet onder een van de uitzonderingen. Omdat geen beroep bij de belastingrechter kan worden ingesteld, is het evenmin mogelijk om beroep in te stellen wegens niet tijdig beslissen door de ontvanger. Een geschil over verrekening van bedragen kan worden voorgelegd aan de burgerlijke rechter.
2.1.
De belastingrechter is dus niet bevoegd om kennis te nemen van het beroep. Dit betekent dat de rechtbank niet toekomt aan een inhoudelijke beoordeling van de verrekening. Belanghebbende heeft geen griffierecht betaald. De rechtbank ziet dan ook geen aanleiding om griffierecht terug te betalen.

Beslissing

De rechtbank:
- verklaart zich onbevoegd.
Deze uitspraak is gedaan door mr. drs. S.J. Willems-Ruesink, rechter, in aanwezigheid van
mr. W. Dekkers, griffier, op 24 maart 2025 en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op www.rechtspraak.nl.
De griffier, De rechter,
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Informatie over verzet

Als partijen het niet eens zijn met deze uitspraak, kunnen zij een verzetschrift sturen naar de rechtbank waarin zij uitleggen waarom zij het niet eens zijn met deze uitspraak. Het verzetschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Als partijen graag een zitting willen om het verzetschrift toe te lichten, moeten zij dit in het verzetschrift vermelden.

Voetnoten

1.Dit volgt uit artikel 8:5 van de Awb en artikel 1 van de Bevoegdheidsregeling bestuursrechtspraak die behoort bij de Awb. In dat artikel 1 wordt de Invorderingswet 1990 genoemd.