ECLI:NL:RBZWB:2025:1676

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
28 januari 2025
Publicatiedatum
24 maart 2025
Zaaknummer
C/02/429528 JE RK 24-2194
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Procedures
  • Rekestprocedure
Rechters
  • mr. Van Noort
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verlenging van de ondertoezichtstelling van minderjarigen in het kader van jeugdbescherming

In deze zaak heeft de kinderrechter van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 28 januari 2025 uitspraak gedaan in een rekestprocedure betreffende de verlenging van de ondertoezichtstelling van twee minderjarigen, [minderjarige 1] en [minderjarige 2]. De ondertoezichtstelling was oorspronkelijk opgelegd op 30 januari 2024 en zou aflopen op 30 januari 2025. De gecertificeerde instelling, Stichting Jeugdbescherming West Zeeland, heeft verzocht om verlenging van deze ondertoezichtstelling voor een periode van een jaar. De ouders van de minderjarigen, de moeder en de vader, hebben beiden ingestemd met de verlenging van de maatregel en hebben aangegeven dat zij akkoord gaan met een schriftelijke afdoening van het verzoek. De kinderrechter heeft op basis van de ingediende stukken en de instemmingen van de ouders en de GI besloten dat een mondelinge behandeling niet nodig was.

De kinderrechter heeft vastgesteld dat de ontwikkeling van de minderjarigen wordt bedreigd door de situatie tussen de ouders. Er zijn zorgen over de interactie tussen de ouders en hun eigen problematiek, die invloed kan hebben op de minderjarigen. De kinderrechter heeft geoordeeld dat er voldoende grond is voor de verlenging van de ondertoezichtstelling, zoals bedoeld in artikel 1:255, eerste lid, van het Burgerlijk Wetboek. De beslissing is uitvoerbaar bij voorraad verklaard, zodat de maatregel onmiddellijk kan worden uitgevoerd, ook in het geval van hoger beroep. De ondertoezichtstelling is verlengd van 30 januari 2025 tot 30 januari 2026.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Familie- en Jeugdrecht
Locatie Middelburg
Zaaknummer: C/02/429528 JE RK 24-2194
Datum uitspraak: 28 januari 2025
Beschikking van de kinderrechter over een verlenging van de ondertoezichtstelling
in de zaak van
STICHTING JEUGDBESCHERMING WEST ZEELAND, hierna te noemen de gecertificeerde instelling (de GI),
gevestigd te Middelburg,
over
[minderjarige 1], geboren op [geboortedag 1] 2019 in [geboorteplaats 1] ,
hierna te noemen [minderjarige 1] ,
[minderjarige 2], geboren op [geboortedag 2] 2020 in [geboorteplaats 2] ,
hierna te noemen [minderjarige 2] .
De kinderrechter merkt als belanghebbenden aan:
[de moeder],
hierna te noemen de moeder,
wonende in [woonplaats] ,
advocaat: mr. M.V. de Nooijer in Middelburg,
[de vader],
hierna te noemen de vader,
wonende in [woonplaats] .

1.Het verloop van de procedure

1.1.
De rechtbank neemt de volgende stukken mee in haar beoordeling:
  • het verzoekschrift met bijlagen, binnengekomen bij de rechtbank op 5 december 2024;
  • het F9-formulier van mr. Bregonje-Voermans d.d. 23 januari 2025, met bijlage, namens de vader;
  • het F9-formulier van mr. De Nooijer d.d. 24 januari 2025, met bijlage;
  • het e-mailbericht van de GI van 24 januari 2025;
  • het e-mailbericht van mr. Bregonje-Voermans van 24 januari 2025.

2.De feiten

2.1.
De ouders zijn belast met het ouderlijk gezag over [minderjarige 1] en [minderjarige 2] .
2.2.
[minderjarige 1] en [minderjarige 2] wonen bij de vader.
2.3.
Bij beschikking van 30 januari 2024 zijn de minderjarigen onder toezicht gesteld van de GI voor de duur van één jaar, te weten tot 30 januari 2025.

3.Het verzoek

3.1.
De GI verzoekt de ondertoezichtstelling van [minderjarige 1] en [minderjarige 2] te verlengen voor de duur van een jaar, met uitvoerbaarverklaring bij voorraad.

4.De beoordeling

4.1.
Door de GI is in het verzoekschrift aangegeven dat beide ouders instemmen met de verlenging van de ondertoezichtstelling van de minderjarigen. Naar aanleiding daarvan heeft mr. De Nooijer bij F9-formulier van 24 januari 2025 aangegeven dat de moeder instemt met een schriftelijke afdoening van het verzoek. Ook namens de vader is bij F9-formulier van 23 januari 2025 alsook per mail van 24 januari 2025 aangegeven dat hij instemt met de verlenging van de maatregel en dat de zaak schriftelijk kan worden afgedaan. Bij e-mailbericht van 24 januari 2025 heeft de GI laten weten dat zij ook akkoord gaan met een schriftelijk afdoening. Gelet op de overgelegde stukken en de instemmingen van de GI en de advocaten van de ouders vindt de kinderrechter een mondelinge behandeling niet nodig.
4.2.
Uit de overgelegde stukken blijkt dat de minderjarigen [minderjarige 1] en [minderjarige 2] in hun ontwikkeling worden bedreigd. De concrete bedreigingen in hun ontwikkeling zijn, zoals vermeld in het verzoekschrift, kort samengevat, dat de minderjarigen nog altijd knel zitten tussen de ouders. Er worden zichtbaar kleine stapjes gezet, maar er is nog winst te behalen. De ouders dienen elkaar te gaan accepteren als opvoeder van de minderjarigen. Daarnaast is er, met name bij [minderjarige 1] , sprake van kind-eigen problematiek. Nog onduidelijk is in hoeverre de interactie tussen de ouders en hun eigen problematiek invloed heeft op de minderjarigen. Daarnaast stelt de kinderrechter vast dat de zorg die in verband met het wegnemen van deze bedreiging noodzakelijk is door de ouders onvoldoende wordt geaccepteerd. Gelet hierop is voldaan aan de grond voor de ondertoezichtstelling als bedoeld in artikel 1:255, eerste lid, Burgerlijk Wetboek (BW). Daarom zal de kinderrechter het verzoek toewijzen en de ondertoezichtstelling voor de duur van een jaar verlengen, te weten met ingang van 30 januari 2025 tot 30 januari 2026 (artikel 1:260, eerste lid, BW).
4.3.
De kinderrechter zal de beslissing uitvoerbaar bij voorraad verklaren, omdat het voor de ontwikkeling van de minderjarigen noodzakelijk is dat de beslissing ondanks een eventueel hoger beroep meteen uitgevoerd kan worden.

5.De beslissing

De kinderrechter:
5.1.
Verlengt de ondertoezichtstelling van [minderjarige 1] en [minderjarige 2] met ingang van 30 januari 2025 tot 30 januari 2026;
5.2.
verklaart deze beschikking uitvoerbaar bij voorraad.
Deze beslissing is gegeven door mr. Van Noort, kinderrechter, en in het openbaar uitgesproken op 28 januari 2025 in aanwezigheid van mr. Oude Weernink als griffier.
Hoger beroep tegen deze beschikking kan worden ingesteld:
- door de verzoekers en de belanghebbende(n) aan wie een afschrift van de beschikking is verstrekt of verzonden, binnen drie maanden na de dag van de uitspraak;
- door andere belanghebbenden binnen drie maanden na de betekening daarvan of nadat de beschikking aan hen op een andere wijze bekend is geworden.
Het hoger beroep moet, door tussenkomst van een advocaat, worden ingediend bij de griffie van het gerechtshof te ‘s-Hertogenbosch.