ECLI:NL:RBZWB:2025:1662

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
24 maart 2025
Publicatiedatum
24 maart 2025
Zaaknummer
02-143456-24
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Poging tot doodslag en bedreiging met volledige ontoerekeningsvatbaarheid van verdachte

Op 24 maart 2025 heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die beschuldigd werd van poging tot doodslag en bedreiging. De rechtbank achtte bewezen dat de verdachte op 26 april 2024 in Tilburg met kracht een mes in de richting van een hoofdagent van politie heeft gegooid, wat de agent op een haar na miste. De verdachte werd door deskundigen als volledig ontoerekeningsvatbaar beoordeeld, wat leidde tot ontslag van alle rechtsvervolging. De officier van justitie en de verdediging waren het erover eens dat de verdachte niet strafbaar was, gezien zijn psychische toestand, waaronder schizofrenie en een psychose. De rechtbank volgde dit advies en sprak de verdachte vrij van alle rechtsvervolging, terwijl de in beslag genomen voorwerpen, waaronder messen, verbeurd werden verklaard. De uitspraak is gedaan door een meervoudige kamer, waarbij de rechtbank de wettelijke voorschriften van het Wetboek van Strafrecht toepaste.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT
Strafrecht
Zittingsplaats: Breda
parketnummer: 02-143456-24
vonnis van de meervoudige kamer van 24 maart 2025
in de strafzaak tegen
[verdachte]
geboren op [geboortedag] 1956 te [geboorteplaats]
wonende te [woonadres]
thans gedetineerd in de Penitentiaire Inrichting Haaglanden te ‘s-Gravenhage
raadsman mr. A.Ch. Osté, advocaat te Dongen

1.Onderzoek van de zaak

De zaak is inhoudelijk behandeld op de zitting van 10 maart 2025, waarbij de officier van justitie, mr. E. van Aalst, en de verdediging hun standpunten kenbaar hebben gemaakt.

2.De tenlastelegging

De tenlastelegging is als bijlage I aan dit vonnis gehecht.
De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat verdachte:
feit 1: heeft geprobeerd om [slachtoffer 1] te doden;
feit 2: [slachtoffer 2] heeft bedreigd.

3.De voorvragen

De dagvaarding is geldig.
De rechtbank is bevoegd.
De officier van justitie is ontvankelijk in de vervolging.
Er is geen reden voor schorsing van de vervolging.

4.De beoordeling van het bewijs

4.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte geprobeerd heeft om [slachtoffer 1] te doden, zoals onder feit 1 primair ten laste is gelegd.
Ook acht zij wettig en overtuigend bewezen dat verdachte [slachtoffer 2] heeft bedreigd.
4.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging is van mening dat de rechtbank niet tot een bewezenverklaring kan komen van de onder feit 1, primair, tenlastegelegde poging tot doodslag en van de onder feit 1, subsidiair tenlastegelegde poging tot zware mishandeling. Gelet op het gegeven dat verdachte door de deskundigen als volledig ontoerekeningsvatbaar wordt bestempeld, kan getwijfeld worden of verdachte bewust een mes in de richting van [slachtoffer 1] heeft gegooid. Verdachte moet van feit 1, primair en subsidiair vrijgesproken worden. Wel kan worden gekomen tot een bewezenverklaring van de bedreigingen, zoals die onder feit 1, meer subsidiair en feit 2 ten laste zijn gelegd.
4.3
Het oordeel van de rechtbank
4.3.1
De bewijsmiddelen
Indien hoger beroep wordt ingesteld zullen de bewijsmiddelen worden uitgewerkt en opgenomen in een bijlage die aan het vonnis zal worden gehecht.
4.3.2
De bijzondere overwegingen met betrekking tot het bewijs
De rechtbank stelt vast dat verdachte op 26 april 2024 in Tilburg met kracht een vleesmes in de richting van verbalisant [slachtoffer 1] , die op korte afstand van verdachte stond, heeft gegooid. Dit mes heeft verbalisant [slachtoffer 1] op een haar na gemist en is vlak langs zijn rechteroor gevlogen. Gelet op de genoemde omstandigheden, is de rechtbank van oordeel dat verdachte wellicht geen vol opzet had op de dood van verbalisant [slachtoffer 1] , maar wel voorwaardelijk opzet daartoe had. Door op deze wijze een groot mes in de richting van een persoon te gooien, waarbij dat mes vlak langs het hoofd vliegt, heeft verdachte bewust de kans aanvaard dat die persoon levensgevaarlijk gewond kon raken. Het hoofd en vlak daaronder de hals/nek zijn immers heel kwetsbare lichaamsdelen.
De bewustheid bij verdachte leidt de rechtbank af uit zijn verklaring ter zitting dat hij zich kon herinneren dat hij tegenover een politieagent stond, dat hij zich door die agent bedreigd voelde en dat hij daarom met het mes gegooid heeft. De rechtbank komt op grond van deze omstandigheden dan ook tot een bewezenverklaring van de onder feit 1, primair tenlastegelegde poging tot doodslag.
Nu verdachte feit 2 heeft bekend en daar door de verdediging ook geen verweer tegen gevoerd is, komt de rechtbank ook tot een bewezenverklaring van dit feit.
4.4
De bewezenverklaring
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte
1 primair
op 26 april 2024 te Tilburg ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om [slachtoffer 1] (hoofdagent bij de Eenheid Zeeland-West-Brabant) opzettelijk van het leven te beroven, met dat opzet met kracht een mes heeft gegooid in de richting van de nek en/of hals en/of het hoofd van die [slachtoffer 1] , terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
2
op 26 april 2024 te Tilburg [slachtoffer 2] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht door die [slachtoffer 2] dreigend de woorden toe te voegen "Nog een stap en ik steek je neer" en door een mes te tonen en vast te houden;
De rechtbank acht niet bewezen hetgeen meer of anders is ten laste gelegd. Verdachte zal daarvan worden vrijgesproken.

5.De strafbaarheid van verdachte.

5.1
De strafbaarheid van de feiten
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten. Dit levert het in de beslissing genoemde strafbare feiten op.
5.2
De strafbaarheid van verdachte
5.2.1
Het standpunt van de officieren van justitie
De officier van justitie acht verdachte op grond van de rapportage van de deskundigen volledig ontoerekeningsvatbaar. Hij vordert verdachte te ontslaan van alle rechtsvervolging.
5.2.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging acht verdachte ook volledig ontoerekeningsvatbaar en bepleit dat verdachte moet worden ontslagen van alle rechtsvervolging.
5.2.3
Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank stelt vast dat in deze zaak [psychiater] en [psycholoog] rapporten hebben uitgebracht. Uit deze rapporten blijkt dat zowel de psychiater als de psycholoog van mening zijn dat bij verdachte sprake is van schizofrenie. Ten tijde van het plegen van de tenlastegelegde feiten was eveneens sprake van deze stoornis. Door de deskundigen wordt aangegeven dat verdachte ten tijde van het plegen van de tenlastegelegde feiten door een psychose verward en zeer paranoïde was. Er was ook sprake van wanen en hallucinaties. Door zijn vervormde en aangetaste realiteitszin was verdachte niet meer in staat om in vrijheid zijn wil te bepalen en andere gedragskeuzes te maken. Door beide deskundigen wordt geadviseerd om het tenlastegelegde in zijn geheel niet aan verdachte toe te rekenen.
De rechtbank neemt de conclusies van de deskundigen ten aanzien van de volledige ontoerekeningsvatbaarheid van verdachte met betrekking tot de aan hem tenlastegelegde feiten over. Zij acht verdachte daarom niet strafbaar en zal hem ontslaan van alle rechtsvervolging.

6.Het beslag

6.1
De verbeurdverklaring
De hierna in de beslissing genoemde in beslag genomen voorwerpen zijn vatbaar voor verbeurdverklaring. Gebleken is dat deze voorwerpen aan verdachte toebehoren en de feiten zijn begaan met behulp van deze voorwerpen.

7.De wettelijke voorschriften

De beslissing berust op de artikelen 33, 33a, 45, 57, 285 en 287 van het Wetboek van Strafrecht, zoals deze artikelen luidden ten tijde van het bewezenverklaarde.

8.De beslissing

De rechtbank:
Bewezenverklaring
- verklaart het tenlastegelegde bewezen, zodanig als hierboven onder 4.4 is omschreven;
- spreekt verdachte vrij van wat meer of anders is ten laste gelegd;
- verklaart dat het bewezen verklaarde de volgende strafbare feiten oplevert:
feit 1, primair:Poging tot doodslag;
feit 2:Bedreiging;
- verklaart
verdachte niet strafbaar voor het bewezen verklaarde en ontslaat verdachte van alle rechtsvervolging;
Beslag
- verklaart verbeurd de inbeslaggenomen voorwerpen, te weten:
1. STK Mes (Omschrijving: PL2000-2024103931-2718896, zwart)
2 1 STK Mes broodmes (Omschrijving: PL2000-2024103931-2718897, zwart);
- heft op het bevel tot voorlopige hechtenis.
Dit vonnis is gewezen door mr. D.H. Hamburger, voorzitter, mr. D.L.J. Martens en mr. F.L. Donders, rechters, in tegenwoordigheid van mr. M.R. Tafazzul, griffier, en is uitgesproken ter openbare zitting op 24 maart 2025.