ECLI:NL:RBZWB:2025:1652

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
21 maart 2025
Publicatiedatum
21 maart 2025
Zaaknummer
02-239399-24
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling wegens schuld in verkeersongeval met zwaar lichamelijk letsel

Op 21 maart 2025 heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die op 8 juni 2023 te Bruinisse een verkeersongeval heeft veroorzaakt. De verdachte, geboren in 1995, heeft door het schenden van verkeersregels een aan zijn schuld te wijten ongeval veroorzaakt, waarbij meerdere personen zwaar lichamelijk letsel hebben opgelopen. De zaak werd inhoudelijk behandeld op 7 maart 2025, waarbij de officier van justitie en de verdediging hun standpunten naar voren brachten. De rechtbank oordeelde dat de dagvaarding geldig was en dat de officier van justitie ontvankelijk was in de vervolging. De rechtbank achtte het primair ten laste gelegde feit wettig en overtuigend bewezen, waarbij de verdachte zich schuldig had gemaakt aan onvoorzichtig en onoplettend rijgedrag. De rechtbank concludeerde dat de verdachte onvoldoende aandacht had voor het verkeer, omdat hij zijn mobiele telefoon gebruikte tijdens het rijden. Dit leidde tot een botsing met stilstaand verkeer, waarbij slachtoffers zwaar lichamelijk letsel opliepen. De rechtbank legde de verdachte een taakstraf van 240 uur op, met een voorwaardelijke gevangenisstraf van zes maanden en een ontzegging van de rijbevoegdheid van 24 maanden, waarvan 12 maanden voorwaardelijk. De rechtbank benadrukte de ernst van het feit en de gevolgen voor de slachtoffers, en dat dergelijk gedrag in het verkeer onaanvaardbaar is.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Strafrecht
Zittingsplaats: Middelburg
parketnummer: 02-239399-24
vonnis van de meervoudige kamer van 21 maart 2025
in de strafzaak tegen
[verdachte] ,
geboren op [geboortedag] 1995 te [geboorteplaats] ,
wonende te [woonadres] ,
raadsman: mr. H. van Asselt, waargenomen door mr. T. Roggenkamp, advocaat te Roosendaal.

1.Onderzoek van de zaak

De zaak is inhoudelijk behandeld op de zitting van 7 maart 2025, waarbij de officier van justitie, mr. G.W. van der Burg, en de verdediging hun standpunten kenbaar hebben gemaakt.

2.De tenlastelegging

De tenlastelegging is als bijlage I aan dit vonnis gehecht.
De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat verdachte op 8 juni 2023 te Bruinisse door het schenden van meerdere verkeersregels een aan zijn schuld te wijten verkeersongeval heeft veroorzaakt, waarbij meerdere personen zwaar lichamelijk letsel hebben opgelopen, dan wel dat verdachte gevaar op de weg heeft veroorzaakt.

3.De voorvragen

De dagvaarding is geldig.
De rechtbank is bevoegd.
De officier van justitie is ontvankelijk in de vervolging.
Er is geen reden voor schorsing van de vervolging.

4.De beoordeling van het bewijs

4.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het primair ten laste gelegde feit en baseert zich daarbij op de bewijsmiddelen in het dossier. Het handelen van verdachte kan als zeer onvoorzichtig worden aangemerkt. Hierdoor is aan slachtoffers [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] zwaar lichamelijk letsel toegebracht. Aan [slachtoffer 3] is zodanig letsel toegebracht dat daaruit tijdelijke ziekte of verhindering in de uitoefening van de normale bezigheden is ontstaan. Daarom is sprake van schuld in de zin van artikel 6 van de Wegenverkeerswet 1994 (hierna: WVW).
4.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging is van mening dat bewezen kan worden dat verdachte een aan zijn schuld te wijten verkeersongeval heeft veroorzaakt in de zin van artikel 6 WVW ten gevolge waarvan de slachtoffers [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] zwaar lichamelijk letsel hebben opgelopen. Het letsel van [slachtoffer 3] kan echter niet worden aangemerkt als zwaar lichamelijk letsel, zodat hiervan gedeeltelijke vrijspraak moet volgen. De gedragingen van verdachte kunnen worden gekwalificeerd als aanmerkelijk onvoorzichtig en onoplettend.
4.3
Het oordeel van de rechtbank
4.3.1
De bijzondere overwegingen omtrent het bewijs
De rechtbank acht het primair ten laste gelegde feit wettig en overtuigend bewezen, zoals hierna opgenomen in de bewezenverklaring. Aangezien verdachte een bekennende verklaring heeft afgelegd ten aanzien van de ten laste gelegde feitelijke gedragingen en ter zake daarvan geen vrijspraak is bepleit, zal worden volstaan met een opgave van de bewijsmiddelen als bedoeld in artikel 359, derde lid, van het Wetboek van Strafvordering.
De rechtbank acht het feit wettig en overtuigend bewezen, gelet op:
- de bekennende verklaring van verdachte afgelegd tijdens de zitting van 7 maart 2025;
- het proces-verbaal forensisch onderzoek van 13 november 2023 vanaf pagina 19 van het eindproces-verbaal met dossiernummer PL2000-2023143227 van de regionale eenheid politie Zeeland-West-Brabant, opgemaakt in de wettelijke vorm door daartoe bevoegde opsporingsambtenaren;
- het proces-verbaal forensisch onderzoek plaats delict van 13 november 2023, vanaf pagina 31 van voornoemd eindproces-verbaal;
- de ontslagbrief van het [ziekenhuis 1] van 16 juni 2023, met betrekking tot de opname van [slachtoffer 2] , vanaf pagina 157 van voornoemd eindproces-verbaal;
- de brief van [ziekenhuis 2] van 19 juni 2023, met betrekking tot de opname van [slachtoffer 2] , vanaf pagina 159 van voornoemd eindproces-verbaal;
- de medische informatie over [slachtoffer 2] , opgemaakt door arts drs. [arts] van 22 november 2023 en 12 april 2024, bijgevoegd als los document;
- het verhoor van slachtoffer [slachtoffer 2] van 8 juli 2023 met betrekking tot het door hem opgelopen letsel en het letsel van [slachtoffer 1] , vanaf pagina 201 van voornoemd eindproces-verbaal;
- de medische informatie van [slachtoffer 1] , opgemaakt door medisch adviseur de heer dr. [medisch adviseur] van 16 augustus 2024, bijgevoegd als los document;
- het verhoor van [slachtoffer 3] van 12 juli 202 met betrekking tot het door hem opgelopen letsel, vanaf pagina 206 van voornoemd eindproces-verbaal.
Mate van schuld
Om van schuld in de zin van artikel 6 WVW te kunnen spreken, moet ten minste sprake zijn van aanmerkelijk onvoorzichtig of onoplettend handelen.
Bij de beantwoording van de vraag of sprake is van deze mate van schuld komt het aan op het geheel van gedragingen van de verdachte, de aard en de ernst ervan en de overige omstandigheden van het geval. Daarbij komt dat niet reeds uit de ernst van de gevolgen van het verkeersgedrag dat in strijd is met één of meer wettelijke gedragsregels in het verkeer kan worden afgeleid dat sprake is van schuld in vorenbedoelde zin.
Op grond van de hierboven weergegeven bewijsmiddelen stelt de rechtbank vast dat verdachte volstrekt onvoldoende zijn aandacht heeft gehad bij het besturen van zijn voertuig omdat hij de minuten voor het ongeval onafgebroken zijn mobiele telefoon heeft gebruikt. Dat verdachte geen aandacht had voor het verkeer blijkt ook uit het feit dat hij de lichtsignalen en waarschuwingsborden op 600 meter en 300 meter afstand voor de brug heeft gemist en niet heeft gezien dat het verkeer stilstond omdat de brug was gesloten. Verdachte is met onverminderde snelheid van ongeveer 100 kilometer per uur blijven rijden en is op de achterzijde van de stilstaande Chevrolet Corvette gebotst. Hierdoor is een tweede botsing ontstaan waarbij de Ford Transit betrokken is geraakt. Door met een dergelijke snelheid te rijden terwijl verdachte ondertussen bezig is geweest met (het bedienen van) zijn mobiele telefoon en zich daardoor kennelijk heeft laten afleiden, heeft verdachte onaanvaardbare risico’s op ernstige gevolgen in het leven geroepen. Dit gedrag, mede gelet op het langere tijdsverloop waarbinnen dit moet hebben plaatsgevonden, overstijgt de kwalificatie van een aanzienlijke mate van schuld en is naar zijn aard en ernst zodanig dat de rechtbank van oordeel is dat verdachte zeer onvoorzichtig en onoplettend heeft gereden.
Letsel
De rechtbank is op grond van de hiervoor vermelde bewijsmiddelen van oordeel dat de inzittenden van de Chevrolet Corvette, te weten slachtoffers [slachtoffer 2] en [slachtoffer 1] , door de gedragingen van verdachte zwaar lichamelijk letsel hebben opgelopen. De rechtbank kwalificeert het letsel van de bestuurder van de Ford Transit, te weten [slachtoffer 3] , gelet op de aard en de gevolgen daarvan, als zodanig lichamelijk letsel dat daaruit tijdelijke ziekte of verhindering in de uitoefening van de normale bezigheden is ontstaan in de zin van artikel 6 WVW.
4.4
De bewezenverklaring
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte:
Primair
op 8 juni 2023 te Bruinisse, gemeente Schouwen-Duiveland als verkeersdeelnemer, namelijk als bestuurder van een motorrijtuig (bestelbus), daarmede rijdende over de weg, de N257 (Philipsdam) zich zodanig heeft gedragen dat een aan zijn schuld te wijten verkeersongeval heeft plaatsgevonden (voor de aldaar gelegen brug) door zeer onvoorzichtig en onoplettend,
- een mobiele telefoon in zijn hand vast te houden en die mobiele telefoon te bedienen voorafgaand aan en/of tijdens het verkeersongeval en
- niet of niet voortdurend zijn aandacht op de weg en de voor hem rijdende voertuigen te houden en
- niet op te merken dat op 600 meter en op 300 meter voor de plaats van de brug bij het waarschuwingsbord J15 de dubbele rode waarschuwingslampen geactiveerd waren en
- niet tijdig op te merken dat vóór hem het verkeer langzaam reed en/of stil stond en/of zich een file had gevormd en
- zijn snelheid niet zodanig te regelen dat hij, verdachte, zijn voertuig (tijdig) tot stilstand kon brengen binnen de afstand waarover de weg vrij was,
waardoor het door hem, verdachte, bestuurde motorrijtuig, in botsing is
gekomen met andere voertuigen, te weten een Chevrolet Corvette en
een Ford Transit, waardoor anderen zwaar lichamelijk letsel werd toegebracht, te weten:
- [slachtoffer 2] , een hematopneumothorax en een hersenbloeding en groot subcutaan hematoom in de onderrug en
- [slachtoffer 1] , een hersenbloeding en klaplong en gebroken ribben en gebroken schouder en gebroken wervels en gebroken bekken;
en een ander zodanig lichamelijk letsel werd toegebracht, dat daaruit tijdelijke ziekte of verhindering in de uitoefening van de normale bezigheden is ontstaan, te weten:
- [slachtoffer 3] , verwondingen aan knie en elleboog en nek.
De rechtbank acht niet bewezen hetgeen meer of anders is ten laste gelegd. Verdachte zal daarvan worden vrijgesproken.

5.De strafbaarheid

Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het feit uitsluiten. Dit levert het in de beslissing genoemde strafbare feit op.
Verdachte is strafbaar, omdat niet is gebleken van een omstandigheid die zijn strafbaarheid uitsluit.

6.De strafoplegging

6.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie vordert om aan verdachte op te leggen een taakstraf van 200 uren subsidiair 100 dagen hechtenis. Daarnaast vordert de officier van justitie een onvoorwaardelijke ontzegging van de bevoegdheid motorrijtuigen te besturen voor de duur van 12 maanden, waarvan zes maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van drie jaar.
6.2
Het standpunt van de verdediging
Door de verdediging is verzocht om bij de strafoplegging rekening te houden met de persoonlijke omstandigheden van verdachte. Verdachte is enorm geschrokken van het ongeval en schaamt zich voor zijn handelen. Uit schaamte voor de ellende die hij heeft aangericht heeft hij gevreesd voor een confrontatie met de slachtoffers, maar verdachte wil zich verontschuldigen en heeft enorme spijt van zijn risicovolle gedrag. Verdachte realiseert zich dat hij de volledige verantwoordelijkheid voor zijn handelen zal moeten dragen. Onder verwijzing naar soortgelijke zaken is verzocht om aan verdachte een taakstraf op te leggen. Daarnaast is verzocht om geen onvoorwaardelijke ontzegging van de rijbevoegdheid aan verdachte op te leggen, omdat dit grote gevolgen zal hebben voor verdachte nu hij zijn rijbewijs nodig heeft voor zijn werk. Verzocht wordt om de ontzegging van de rijbevoegdheid voorwaardelijk op te leggen en dit te compenseren in de hoogte van de werkstraf.
6.3
Het oordeel van de rechtbank
Verdachte heeft door zijn handelen een zeer ernstig verkeersongeval veroorzaakt. Hoewel de rechtbank realiseert dat verdachte dit ongeval op geen enkele manier gewenst heeft, is dit ongeval wel het directe resultaat van zijn handelen. Verdachte is een groot deel van de autorit afgeleid geweest omdat hij gebruik maakte van zijn mobiele telefoon. Hij heeft hierdoor lichtsignalen en waarschuwingsborden gemist en zonder snelheid te minderen met ongeveer 100 kilometer per uur op stilstaand verkeer ingereden waardoor hij in botsing is gekomen met zijn voorliggers, waardoor in totaal drie slachtoffers letsel hebben opgelopen.
[slachtoffer 2] en [slachtoffer 1] hebben als gevolg van het verkeersongeval zwaar lichamelijk letsel opgelopen, dat blijvend van aard is. Het letsel van [slachtoffer 2] bestond uit een klaplong, een perforatie waardoor er bloed in zijn long is gekomen, een interne bloeding aan zijn onderrug en een hersenbloeding. Het letsel bij [slachtoffer 1] bestond onder meer uit een hersenbloeding, een klaplong, vele botbreuken en hij heeft in de ambulance een hartaanval gehad. Dat het ongeval tot op de dag van vandaag grote gevolgen heeft voor de levens van de slachtoffers blijkt uit de medische informatie die in het kader van de verzekering is opgemaakt. Er is sprake van een lange weg van herstel. Zij zijn meerdere keren geopereerd, er volgde voor [slachtoffer 1] een langdurige revalidatie en beide slachtoffers zijn nog steeds onder behandeling. Het ongeval moet voor de slachtoffers en hun naasten een traumatische ervaring zijn geweest en veel leed hebben veroorzaakt. De levens van de slachtoffers zijn door het handelen van verdachten in een paar seconden ingrijpend veranderd. Ook [slachtoffer 3] heeft letsel opgelopen waarvoor hij behandeling heeft moeten ondergaan. Door het opgelopen letsel is hij beperkt geweest in zijn werkzaamheden omdat hij hierdoor geen zwaar lichamelijk werk kon verrichten.
De rechtbank neemt het verdachte zeer kwalijk dat hij door zijn gevaarlijke verkeersgedrag anderen pijn, angst en schade heeft toegebracht. Hij heeft zich die dag onvoldoende rekenschap gegeven van de verantwoordelijkheid die hij heeft als bestuurder van een motorvoertuig ten opzichte van andere verkeersdeelnemers en heeft met zijn handelen de verkeersveiligheid ernstig in gevaar gebracht. Voor verdachte, andere verkeersdeelnemers en de samenleving als geheel moet duidelijk zijn dat dergelijk risicovol gedrag in het verkeer onaanvaardbaar is.
Uit het strafblad van verdachte blijkt dat hij in 2021 een strafbeschikking opgelegd heeft gekregen voor een verkeersovertreding. Daarnaast is uit het verhoor van verdachte gebleken dat hij eerder in aanraking met justitie is gekomen omdat hij gebruik maakte van zijn mobiele telefoon tijdens het rijden. De rechtbank acht het verkeersgedrag en dan meer in het bijzonder het telefoongebruik van verdachte achter het stuur zorgelijk en houdt hier in het nadeel van verdachte rekening mee bij de strafoplegging.
De rechtbank houdt er rekening mee dat verdachte zich ter zitting schuldbewust heeft getoond en verantwoordelijkheid heeft genomen voor zijn handelen door openheid van zaken te geven. Hij heeft er grote moeite mee dat hij verantwoordelijk is voor het ongeval en de gevolgen daarvan en komt hier oprecht in over.
Bij het bepalen van de op te leggen straf heeft de rechtbank de landelijke oriëntatiepunten voor straftoemeting van het Landelijk Overleg Vakinhoud Strafrecht (LOVS) als uitgangspunt genomen. Bij een ernstige mate van schuld met zwaar lichamelijk letsel als gevolg hoort een oriëntatiepunt van 160 uur taakstraf en een ontzegging van de rijbevoegdheid van 12 maanden als er sprake is van één slachtoffer.
Gelet op de mate van schuld die de rechtbank bewezen acht, de ernst van de verweten gedragingen en de gevolgen daarvan voor meerdere slachtoffers, komt de rechtbank tot een hogere straf dan de officier van justitie heeft gevorderd.
Alles afwegende is de rechtbank van oordeel dat de maximale taakstraf van 240 uur, te vervangen door 120 dagen hechtenis als de taakstraf niet naar behoren wordt verricht, passend en geboden is. Om de ernst van het feit te benadrukken en gelet op het rijgedrag van verdachte acht de rechtbank naast deze straf een forse stok achter de deur noodzakelijk. De rechtbank legt daarom tevens aan verdachte op een gevangenisstraf voor de duur van zes maanden, geheel voorwaardelijk, met een proeftijd van drie jaar.
Ten slotte wordt aan verdachte een ontzegging van de rijbevoegdheid opgelegd. De rechtbank zal dit niet in geheel voorwaardelijke vorm doen, zoals door de verdediging is bepleit. Hoewel de rechtbank begrip heeft voor het feit dat verdachte zijn rijbewijs nodig heeft voor zijn werk en inkomen, is de gevaarzetting in deze zaak zodanig groot geweest, dat de rechtbank geen ruimte ziet om deze sanctie geheel voorwaardelijk op te leggen. Wel ziet de rechtbank in deze omstandigheden aanleiding om een deel van de ontzegging voorwaardelijk op te leggen. De rechtbank legt daarom aan verdachte op een ontzegging van de rijbevoegdheid van 24 maanden, waarvan 12 maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van drie jaar.

7.De wettelijke voorschriften

De beslissing berust op de artikelen 9, 14a, 14b, 14c, 22c en 22d van het Wetboek van Strafrecht en artikelen 6, 175 en 179 van de Wegenverkeerswet 1994 zoals deze artikelen luidden ten tijde van het bewezenverklaarde.

8.De beslissing

De rechtbank:
Bewezenverklaring
- verklaart het tenlastegelegde bewezen, zodanig als hierboven onder 4.4 is omschreven;
- spreekt verdachte vrij van wat meer of anders is ten laste gelegd;
Strafbaarheid
- verklaart dat het bewezenverklaarde het volgende strafbare feit oplevert:

primair: overtreding van artikel 6 van de Wegenverkeerswet 1994, terwijl het een ongeval betreft waardoor een ander lichamelijk letsel wordt toegebracht;

- verklaart verdachte strafbaar;
Strafoplegging
- veroordeelt verdachte tot
een gevangenisstraf van 6 (zes) maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 3 (drie) jaar;
- bepaalt dat deze straf niet ten uitvoer wordt gelegd, tenzij de rechter tenuitvoerlegging gelast, omdat verdachte voor het einde van de proeftijd de hierna vermelde voorwaarden niet heeft nageleefd;
- stelt als algemene voorwaarde dat verdachte zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit;
- veroordeelt verdachte tot
een taakstraf van 240 (tweehonderdveertig) uren;
- beveelt dat indien verdachte de taakstraf niet naar behoren verricht,
vervangende hechtenis zal worden toegepast van 120 (honderdtwintig) dagen;
Bijkomende straf
- veroordeelt verdachte
tot een ontzegging van de bevoegdheid om motorrijtuigen te besturen van 24 (vierentwintig) maanden, waarvan 12 (twaalf) maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 3 (drie) jaar;
- bepaalt dat het voorwaardelijke deel van de rijontzegging niet ten uitvoer wordt gelegd, tenzij de rechter tenuitvoerlegging gelast omdat verdachte zich voor het einde van de proeftijd schuldig maakt aan een strafbaar feit.
Dit vonnis is gewezen door mr. J.P.E. Mullers, voorzitter, mr. S.W.M. Speekenbrink en mr. H. Skalonjic, rechters, in tegenwoordigheid van mr. H. Holtgrefe, griffier, en is uitgesproken ter openbare zitting op 21 maart 2025.
Mrs. Speekenbrink, Mullers en de griffier zijn niet in de gelegenheid dit vonnis mede te ondertekenen.

9.Bijlage I

De tenlastelegging
hij op of omstreeks 8 juni 2023 te Bruinisse, gemeente Schouwen-Duiveland als
verkeersdeelnemer, namelijk als bestuurder van een motorrijtuig (bestelbus),
daarmede rijdende over de weg, de N257 (Philipsdam) zich zodanig heeft gedragen
dat een aan zijn schuld te wijten verkeersongeval heeft plaatsgevonden (voor de
aldaar gelegen brug) door roekeloos, in elk geval zeer, althans aanmerkelijk,
onvoorzichtig en/of onoplettend,
- een mobiele telefoon in zijn hand vast te houden en/of die mobiele telefoon te
bedienen voorafgaand aan en/of tijdens het verkeersongeval en/of
- niet of niet voortdurend zijn aandacht op de weg en/of de voor hem rijdende
voertuigen te houden en/of
- niet op te merken dat op 600 meter en op 300 meter voor de plaats van de brug bij
het waarschuwingsbord J15 de dubbele rode waarschuwingslampen geactiveerd
waren en/of
- niet tijdig op te merken dat vóór hem het verkeer langzaam reed en/of stil stond
en/of zich een file had gevormd en/of
- zijn snelheid niet zodanig te regelen dat hij, verdachte, zijn voertuig (tijdig) tot
stilstand kon brengen binnen de afstand waarover de weg vrij was,
waardoor het door hem, verdachte, bestuurde motorrijtuig, in aanrijding/botsing is
gekomen met (een) ander(en) voertuig(en), te weten een Chevrolet Corvette en/of
een Ford Transit,
waardoor (een) ander(en) (genaamd) zwaar lichamelijk letsel, te weten
- [slachtoffer 2] , een hematopneumothorax en/of een hersenbloeding en/of groot
subcutaan hematoom in de onderrug en/of
- [slachtoffer 1] , een hersenbloeding en/of klaplong en/of gebroken ribben en of
gebroken schouder en/of gebroken wervels en/of gebroken bekken en/of
- [slachtoffer 3] , verwondingen aan knie en/of elleboog en/of nek,
of zodanig lichamelijk letsel werd toegebracht, dat daaruit tijdelijke ziekte of
verhindering in de uitoefening van de normale bezigheden is ontstaan;
(art 6 Wegenverkeerswet 1994)
subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou
kunnen leiden:
hij op of omstreeks 8 juni 2023 te Bruinisse, gemeente Schouwen-Duiveland als
bestuurder van een voertuig (bestelauto), daarmee rijdende op de weg, de N257
(Philipsdam),
- een mobiele telefoon in zijn hand heeft vast gehouden en/of die mobiele telefoon
heeft bediend voorafgaand aan en/of tijdens het verkeersongeval en/of
- niet of niet voortdurend zijn aandacht op de weg en/of de voor hem rijdende
voertuigen heeft gehouden en/of
- niet opgemerkt heeft dat op 600 meter en op 300 meter voor de plaats van de brug
bij het waarschuwingsbord J15 de dubbele rode waarschuwingslampen geactiveerd
waren en/of
- niet tijdig heeft opgemerkt dat vóór hem het verkeer langzaam reed en/of stil
stond en/of zich een file had gevormd en/of
- zijn snelheid niet zodanig heeft geregeld dat hij, verdachte, zijn voertuig (tijdig) tot
stilstand kon brengen binnen de afstand waarover de weg vrij was,
waardoor het door hem, verdachte, bestuurde motorrijtuig, in aanrijding/botsing is
gekomen met een of meer voertuigen,
door welke gedraging(en) van verdachte gevaar op die weg werd veroorzaakt,
althans kon worden veroorzaakt, en/of het verkeer op die weg werd gehinderd,
althans kon worden gehinderd;
(art 5 Wegenverkeerswet 1994)