Op 20 maart 2025 heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant een wrakingsverzoek behandeld dat was ingediend door een verzoeker in een civiele procedure. Het verzoek was gericht tegen mr. Bollen, de rechter die belast was met de behandeling van de hoofdzaak met zaaknummer C/02/419497 FA RK 24-867. De verzoeker voerde aan dat de aanwezigheid van twee politieagenten in de zittingszaal tijdens de mondelinge behandeling op 20 februari 2025 zijn twijfels over de onpartijdigheid van de rechter had versterkt. De rechter had een risicomelding gemaakt op basis van informatie in het dossier, waaronder een rapport van de Raad voor de Kinderbescherming, en stelde dat de veiligheid van alle procesdeelnemers voorop stond.
De wrakingskamer heeft het verzoek tot wraking beoordeeld aan de hand van artikel 36 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering. Het uitgangspunt is dat rechters op grond van hun aanstelling worden vermoed onpartijdig te zijn. De wrakingskamer concludeerde dat er geen uitzonderlijke omstandigheden waren die de vrees van de verzoeker voor partijdigheid objectief gerechtvaardigd maakten. De beslissing van de rechter om politieagenten aanwezig te laten zijn, was een maatregel voor de veiligheid en de orde in de zittingszaal en niet een indicatie van partijdigheid.
Uiteindelijk verklaarde de wrakingskamer het verzoek tot wraking ongegrond. De beslissing werd openbaar gemaakt en er stond geen rechtsmiddel open tegen deze uitspraak. De behandeling van de hoofdzaak zou worden voortgezet in de stand waarin deze zich bevond ten tijde van de schorsing.