ECLI:NL:RBZWB:2025:1644

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
20 maart 2025
Publicatiedatum
21 maart 2025
Zaaknummer
C/02/432208 HA RK 25-36 (E)
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Procedures
  • Wraking
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Wrakingsverzoek ongegrond verklaard in civiele procedure

Op 20 maart 2025 heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant een wrakingsverzoek behandeld dat was ingediend door een verzoeker in een civiele procedure. Het verzoek was gericht tegen mr. Bollen, de rechter die belast was met de behandeling van de hoofdzaak met zaaknummer C/02/419497 FA RK 24-867. De verzoeker voerde aan dat de aanwezigheid van twee politieagenten in de zittingszaal tijdens de mondelinge behandeling op 20 februari 2025 zijn twijfels over de onpartijdigheid van de rechter had versterkt. De rechter had een risicomelding gemaakt op basis van informatie in het dossier, waaronder een rapport van de Raad voor de Kinderbescherming, en stelde dat de veiligheid van alle procesdeelnemers voorop stond.

De wrakingskamer heeft het verzoek tot wraking beoordeeld aan de hand van artikel 36 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering. Het uitgangspunt is dat rechters op grond van hun aanstelling worden vermoed onpartijdig te zijn. De wrakingskamer concludeerde dat er geen uitzonderlijke omstandigheden waren die de vrees van de verzoeker voor partijdigheid objectief gerechtvaardigd maakten. De beslissing van de rechter om politieagenten aanwezig te laten zijn, was een maatregel voor de veiligheid en de orde in de zittingszaal en niet een indicatie van partijdigheid.

Uiteindelijk verklaarde de wrakingskamer het verzoek tot wraking ongegrond. De beslissing werd openbaar gemaakt en er stond geen rechtsmiddel open tegen deze uitspraak. De behandeling van de hoofdzaak zou worden voortgezet in de stand waarin deze zich bevond ten tijde van de schorsing.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Wrakingskamer
Breda
Zaaknummer C/02/432208 HA RK 25-36
beslissing van 20 maart 2025 inzake het wrakingsverzoek op grond van artikel 36 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (Rv) van:
[verzoeker] ,
te [plaats] ,
verder ook te noemen: verzoeker,
gemachtigde: mr. H.C. Egger-van Oppen te Vlieringsbeek.

1.Het procesverloop

Het verloop van de procedure blijkt onder meer uit:
- de processtukken zoals opgenomen in het procesdossier van de hoofdzaak met zaaknummer C/02/419497 FA RK 24-867;
- het proces-verbaal van de zitting in de hoofdzaak op 20 februari 2025 met daarin opgenomen het wrakingsverzoek;
- de mondelinge behandeling van het wrakingsverzoek op 12 maart 2025, waarvan door de griffier aantekeningen zijn gemaakt.

2.Het verzoek

2.1.
Het verzoek strekt tot wraking van, mr. Bollen (hierna te noemen: de rechter), belast met de behandeling van de zaak met nummer C/02/419497 FA RK 24-867.
2.2.
De rechter berust niet in het wrakingsverzoek.

3.De gronden van het wrakingsverzoek

Verzoeker voert, kort weergegeven, aan dat hij tijdens de mondelinge behandeling in de hoofdzaak bezwaar heeft gemaakt tegen de aanwezigheid van twee politieagenten in de zittingszaal. De nadere toelichting van de rechter heeft de twijfel van verzoeker aan de onpartijdigheid van de rechter niet weggenomen. Uit het proces-verbaal volgt dat (de gemachtigde van) verzoeker de wrakingsgrond als volgt heeft geformuleerd:
“Onderdeel van uw inschatting om een veiligheidsmelding te doen zijn de in het dossier genoemde aantijgingen van de vrouw richting de man over agressie. Wij bestrijden dat. Als u op basis van dit dossier als rechter een veiligheidsrisico ziet, dan heeft u al een oordeel gevormd. Daarom heb ik gegronde redenen om te twijfelen aan uw partijdigheid.”

4.Het standpunt van de rechter

De rechter heeft aangegeven niet in de wraking te berusten. Zij heeft daarbij aangevoerd dat zij een risicomelding heeft gemaakt op basis van alle informatie in het dossier, waaronder het rapport van de Raad voor de Kinderbescherming. De rechter heeft toegelicht dat het van belang is dat alle procesdeelnemers zich comfortabel en veilig voelen tijdens de mondelinge behandeling. Dit kon gerealiseerd worden door de aanwezigheid van twee politieagenten in de zaal. Deze beslissing maakt niet dat zij partijdig is of dat door deze beslissing de door verzoeker geuite vrees daarvoor objectief gerechtvaardigd is.

5.De beoordeling

Beoordelingskader
5.1.
Op grond van artikel 36 Rv kan op verzoek van een partij elk van de rechters die een zaak behandelen worden gewraakt op grond van feiten of omstandigheden waardoor de rechterlijke onpartijdigheid schade zou kunnen lijden.
5.2.
De wrakingskamer stelt het volgende voorop. Bij de beoordeling van een beroep op het ontbreken van onpartijdigheid van een rechter geldt het uitgangspunt, dat de rechter op grond van haar aanstelling wordt vermoed onpartijdig te zijn. Een uitzonderlijke omstandigheid kan een zwaarwegende aanwijzing opleveren dat de rechter ten aanzien van een procespartij een vooringenomenheid koestert, of dat een bij een partij bestaande vrees daarvoor objectief gerechtvaardigd is. De wrakingskamer moet daarom onderzoeken of de door verzoeker aangevoerde specifieke feiten en omstandigheden een zwaarwegende aanwijzing opleveren voor het oordeel dat de rechter jegens hem een vooringenomenheid koestert of dat de door verzoeker geuite vrees daarvoor – objectief – gerechtvaardigd is.
Beoordeling van de wrakingsgronden
5.3.
Naar het oordeel van de wrakingskamer is in dit geval geen sprake van uitzonderlijke omstandigheden zoals in overweging 5.2 is vermeld. Als uitgangspunt geldt, dat de rechter verantwoordelijk is voor de veiligheid en de orde in de zittingszaal en dat zij met het oog daarop maatregelen kan treffen die volgens haar nodig zijn. In de beslissing van de rechter om twee politieagenten in de zaal aanwezig te laten zijn ten behoeve van de veiligheid tijdens de zitting en daarmee het gevoel van veiligheid van alle procesdeelnemers te waarborgen, is daarom geen gegronde reden voor wraking gelegen. In de stellingen van verzoeker is geen grond gelegen voor het oordeel dat de rechter een (objectiveerbare) schijn van partijdigheid heeft gewekt.
5.4.
Dit betekent dat de wrakingskamer het verzoek tot wraking ongegrond verklaart.

6.De beslissing

De rechtbank:
  • verklaart het verzoek tot wraking ongegrond;
  • bepaalt dat de behandeling van de zaak met zaaknummer C/02/419497 / FA RK 24-867 wordt voortgezet in de stand waarin deze zich bevond ten tijde van de schorsing wegens indiening van het verzoek.
Deze beslissing is gegeven op 20 maart 2025 door mr. Peters, rechter en voorzitter, en mr. Römers en mr. Ebben, rechters, in aanwezigheid van mr. Rockx, griffier. De beslissing wordt openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op www.rechtspraak.nl.
De griffier, De voorzitter,
Afschrift aangetekend verzonden aan partijen op:
Rechtsmiddel
Tegen deze beslissing staat geen rechtsmiddel open.