ECLI:NL:RBZWB:2025:1620

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
21 maart 2025
Publicatiedatum
20 maart 2025
Zaaknummer
02.286814.24 en 01.285929.23
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Medeplegen van opzettelijk aanwezig hebben van 36 kilogram cocaïne

Op 6 september 2024 werd verdachte aangehouden in Breda, waar hij in een Citroën zat met 36.745 gram cocaïne. De rechtbank oordeelde dat verdachte opzettelijk aanwezig was bij het overladen van de drugs vanuit een Audi naar de Citroën. De officier van justitie stelde dat verdachte had moeten weten dat er drugs in de auto aanwezig waren, terwijl de verdediging vrijspraak bepleitte, stellende dat verdachte niet op de hoogte was van de drugs. De rechtbank achtte het bewijs overtuigend en oordeelde dat verdachte medeplegen had gepleegd. De strafoplegging was een gevangenisstraf van 24 maanden, met aftrek van voorarrest, omdat verdachte een ondergeschikte rol had gespeeld in de drugshandel. De rechtbank verklaarde de officier van justitie niet-ontvankelijk in de vordering tot tenuitvoerlegging van een eerdere voorwaardelijke straf, omdat deze al was uitgevoerd.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT
Strafrecht
Zittingsplaats: Breda
parketnummer: 02.286814.24 en 01.285929.23 (vordering tenuitvoerlegging)
vonnis van de meervoudige kamer van 21 maart 2025
in de strafzaak tegen
[verdachte] ,
geboren op [geboortedag] 1979, te [geboorteplaats] ,
thans gedetineerd bij de PI Grave, Muntlaan 1 , 5361 ME Grave,
raadsvrouw mr. M.W.F. van Wijk, advocaat te Helmond.

1.Onderzoek van de zaak

De zaak is inhoudelijk behandeld op de zitting van 7 maart 2025, waarbij de officier van justitie, mr. A. Verhoeven, en de verdediging hun standpunten kenbaar hebben gemaakt.
Ter zitting is ook de vordering tot tenuitvoerlegging behandeld met bovenvermeld parketnummer.

2.De tenlastelegging

De tenlastelegging is als bijlage I aan dit vonnis gehecht.
De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat verdachte op 6 september 2024 36.475 gram cocaïne heeft vervoerd en/of verkocht, dan wel in zijn bezit had.

3.De voorvragen

De dagvaarding is geldig.
De rechtbank is bevoegd.
De officier van justitie is ontvankelijk in de vervolging.
Er is geen reden voor schorsing van de vervolging.

4.De beoordeling van het bewijs

4.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte had moeten weten dat in de auto drugs aanwezig waren. Zij baseert haar standpunt op de melding van een verdachte situatie en kort daarna de aanhouding van verdachte in de auto waarin de drugs zaten. Het alternatieve scenario van verdachte klopt volgens de officier van justitie niet.
4.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft vrijspraak bepleit. Verdachte zat in de auto waar de tassen met verdovende middelen in lagen, maar niet kan worden bewezen dat verdachte op de hoogte was van de aanwezigheid van de verdovende middelen in de auto. Hij wist niet van de tassen in de auto en was er niet bij de auto toen de tassen in de auto werden gezet. Er is dus geen (voorwaardelijk) opzet op de aanwezigheid van de aangetroffen drugs.
4.3
Het oordeel van de rechtbank
4.3.1
De bewijsmiddelen
De bewijsmiddelen zijn in bijlage II aan dit vonnis gehecht.
4.3.2
De bijzondere overwegingen met betrekking tot het bewijs
Op 6 september 2024 omstreeks 20.00 uur krijgen verbalisanten [verbalisant 1] en [verbalisant 2] de opdracht om naar [adres] te gaan. Een melder had daar gezien dat door personen tassen vanuit een Audi in een Citroën gezet zouden worden. [1] De aan het dossier toegevoegde audio-opname van de meer dan vijf minuten durende melding is op zitting afgespeeld. Zakelijk weergeven vertelt de melder dat twee donker getinte mannen vanuit een Audi met Duitse kentekenplaat zware tassen hebben overgeladen in een grijze Citroën met [kenteken] met daarbij een Hollandse meneer. De twee mannen met de Audi die de tassen hebben overgeladen, zijn weggereden. De Citroën staat er nog en de Hollandse jongen zit er nog steeds in. Hij heeft lichte kleding aan, een petje op en draagt een korte broek. [2]
Omstreeks 20.10 uur komen [verbalisant 1] en [verbalisant 2] ter plaatse en controleren ze in de [straat] eerst nog een Vesparijder zonder helm. [verbalisant 1] rijdt alvast wat
door in de straat en ziet verderop een grijze Citroën met [kenteken] geparkeerd staan. [verbalisant 1] loopt vervolgens naar de Citroën en ziet verdachte op de voorstoelen
liggen. Verdachte zit met zijn kont om de bestuurderstoel, hangt met zijn lichaam over het middenconsole en ligt met zijn hoofd op de bijrijder stoel. [verbalisant 1] ziet dat verdachte hem ziet en op dat moment net doet alsof hij iets pakt van de grond af. Van buitenaf ziet [verbalisant 1] drie tassen in de Citroën staan. [3] Op foto’s van de aangetroffen Citroën en tassen is te zien dat één tas op de achterbank staat en twee andere achter respectievelijk de bestuurders- en de bijrijdersstoel. [4] Daarin blijken in totaal 33 blokken te zitten van in totaal 36 kilo en 745 gram van een materiaal bevattende cocaïne. [5] [6] [7] [8] [9] Verdachte had die avond in ieder geval lichte bovenkleding aan, zoals blijkt uit de op die dag genomen foto op zijn Informatiestaat SKDB-persoon, en hij heeft op zitting bevestigd dat hij een petje droeg. Of hij ook een korte broek droeg, kan hij zich niet herinneren, maar heeft hij niet ontkend.
Gelet op wat hiervoor is weergegeven, kan naar het oordeel van de rechtbank wettig en overtuigend bewezen worden dat verdachte de Hollandse jongen is waar melder over spreekt. De rechtbank concludeert dat verdachte aanwezig was bij het overladen van de tassen vanuit een Duitse Audi in de Citroën. Hij is in de Citroën blijven zitten nadat de twee mannen in de Duitse Audi zijn vertrokken en tijdens de melding van ruim vijf minuten, maar ook daarna. Waarschijnlijk in afwachting van in ieder geval zijn opdrachtgever in een andere auto. Naar het oordeel van de rechtbank kan dan ook niet alleen wettig en overtuigend bewezen worden dat verdachte beschikkingsmacht had over de harddrugs, maar ook dat hij wist dat het daar om ging en ze dus opzettelijk aanwezig had. Daarbij past dat verdachte is weggedoken toen hij politie in de straat zag die een Vespa controleerde.
Het gedetailleerde alternatieve scenario van verdachte op zitting wordt alleen al als ongeloofwaardig terzijde geschoven, omdat het niet strookt met de hierboven geschetste chronologische gang van zaken. Volgens verdachte heeft hij de Citroën in opdracht weggezet in de [straat] in Breda en is hij daarna in een straat om de hoek in een bushalte gaan zitten. Toen na een minuut of tien zijn opdrachtgever hem appte met de vraag naar het kenteken van de auto is hij teruggelopen naar de [straat] om het kenteken te kijken en door te geven en toen zag hij politie. Hij is vervolgens in de Citroën gaan zitten, waar even later op het raampje werd geklopt door de politie. De opdrachtgever heeft die vraag echter al om 19:52 uur gesteld en verdachte heeft het kenteken al doorgegeven om 19:55 uur. De politie werd echter pas omstreeks 20:00 uur ter plaatse gestuurd en kwam pas omstreeks 20:10 uur aan in de [straat] .
Medeplegen
Naar het oordeel van de rechtbank is er sprake van medeplegen. Niet alleen met de twee mannen van de Duitse Audi, maar ook met zijn opdrachtgever was er een bewuste en nauwe samenwerking.
4.4
De bewezenverklaring
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte
op 6 september 2024 te Breda, tezamen en in vereniging met anderen, opzettelijk aanwezig heeft gehad ongeveer 36.745 gram van een materiaal bevattende cocaïne, zijnde cocaïne een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I.
De rechtbank acht niet bewezen hetgeen meer of anders is ten laste gelegd. Verdachte zal daarvan worden vrijgesproken.

5.De strafbaarheid

Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het feit uitsluiten. Dit levert het in de beslissing genoemde strafbare feit op.
Verdachte is strafbaar, omdat niet is gebleken van een omstandigheid die zijn strafbaarheid uitsluit.

6.De strafoplegging

6.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie vordert aan verdachte op te leggen een onvoorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van 24 maanden met aftrek.
6.2
Het standpunt van de verdediging
Bij een bewezenverklaring is betoogd dat een taakstraf aangevuld met een voorwaardelijke gevangenisstraf passend is, gelet op de persoonlijke omstandigheden van verdachte en de beperkte rol die verdachte bij het strafbare feit heeft gespeeld.
6.3
Het oordeel van de rechtbank
Op verzoek van een bevriende harddrugsdealer heeft verdachte op 6 september 2024 in Breda 36.475 gram cocaïne aanwezig gehad in de auto waar verdachte op dat moment in zat te wachten op waarschijnlijk zijn opdrachtgever. Het is algemeen bekend dat cocaïne een stof is die sterk verslavend is en ernstige schade toebrengt aan de gezondheid van de gebruikers. Om die reden wordt ook het aanwezig hebben van een dergelijk grote hoeveelheid harddrugs gezien als een ernstig feit. Daarnaast gaat de handel in drugs veelal gepaard met andersoortige criminaliteit, waaronder delicten die harddrugsgebruikers plegen om aan hun harddrugs te komen, maar ook delicten tussen handelaren onderling. Verdachte heeft met zijn handelen hieraan bijgedragen.
Volgens de landelijke oriëntatiepunten voor strafoplegging is het uitgangspunt bij het opzettelijk aanwezig hebben van een hoeveelheid harddrugs met een gewicht boven de 20.000 gram een onvoorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van 36 maanden. Omdat verdachte een ondergeschikte rol heeft gespeeld, ziet de rechtbank aanleiding om ten voordele van verdachte van dit uitgangspunt af te wijken. Hij lijkt volgens de in zijn telefoon aanwezige WhatsAppgesprekken niet degene die alles regelde, maar was alleen de chauffeur. Alles overziend vindt de rechtbank de geëiste gevangenisstraf van vierentwintig (24) maanden passend, met aftrek van het voorarrest.

7.Het beslag

7.1
De onttrekking aan het verkeer
De in beslag genomen blokken cocaïne moeten worden onttrokken aan het verkeer zoals bepaald in artikel 13a Opiumwet. De cocaïne is van zodanige aard dat het ongecontroleerde bezit daarvan in strijd is met de wet en/of het algemeen belang.

8.De vordering tot tenuitvoerlegging

De officier van justitie heeft ter zitting gemeld dat de voorwaardelijke straf onder parketnummer 01-285929-23 reeds ten uitvoer is gelegd en gevraagd de vordering dus niet-ontvankelijk te verklaren.
Nu de voorwaardelijke straf reeds ten uitvoer is gelegd, verklaart de rechtbank de officier van justitie niet-ontvankelijk in de vordering tot tenuitvoerlegging.

9.De wettelijke voorschriften

De beslissing berust op de artikelen 36b, 36c en 47 van het Wetboek van Strafrecht en de artikelen 2, 10 en 13a van de Opiumwet, zoals deze artikelen luidden ten tijde van het bewezenverklaarde.

10.De beslissing

De rechtbank:
Bewezenverklaring
- verklaart het tenlastegelegde bewezen, zodanig als hierboven onder 4.4 is omschreven;
- spreekt verdachte vrij van wat meer of anders is ten laste gelegd;
Strafbaarheid
- verklaart dat het bewezenverklaarde het volgende strafbare feit oplevert:
Medeplegen van opzettelijk handelen in strijd met het in artikel 2 onder C van de Opiumwet gegeven verbod;
- verklaart verdachte strafbaar;
Strafoplegging
- veroordeelt verdachte tot
een gevangenisstraf van 24 maanden;
- bepaalt dat de tijd die verdachte voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in voorarrest heeft doorgebracht in mindering wordt gebracht bij de tenuitvoerlegging van de opgelegde gevangenisstraf;
Beslag
- verklaart onttrokken aan het verkeer het inbeslaggenomen voorwerp, te weten:
33 blokken cocaïne;
Vordering tenuitvoerlegging
- verklaart de officier van justitie niet-ontvankelijk in haar vordering tot tenuitvoerlegging in de zaak onder parketnummer 01-285929-23;
Dit vonnis is gewezen door mr. W.A.H.A. Schnitzler-Strijbos, voorzitter, mr. R.J.H. de Brouwer en mr. H. Remerie, rechters, in tegenwoordigheid van G.T.A. Schuurmans-Knoop, griffier, en is uitgesproken ter openbare zitting op 21 maart 2025.
Bijlage I
De tenlastelegging
hij op of omstreeks 6 september 2024 te Breda, althans in Nederland, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, opzettelijk heeft geteeld en/of bereid en/of bewerkt en/of verwerkt en/of verkocht en/of afgeleverd en/of verstrekt en/of vervoerd, in elk geval opzettelijk aanwezig heeft gehad, ongeveer 36.745 gram, in elk geval een hoeveelheid van een materiaal bevattende cocaïne, zijnde cocaïne een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet;
(Artikel art 47 lid 1 ahf/sub 1 Wetboek van Strafrecht, art 10 lid 4 Opiumwet, art 2 ahf/ond B Opiumwet)

Voetnoten

1.Wanneer hierna verwezen wordt naar een paginanummer, wordt - tenzij anders vermeld - bedoeld een pagina van het eindproces-verbaal ingekomen ten parkette op 4 december 2024 en met handgeschreven parketnummer 02-286814-24 en met zaakregistratienummer PL2000-2024229883, opgemaakt in de wettelijke vorm door daartoe bevoegde opsporingsambtenaren en doorgenummerd van 1 tot en met 114.
2.Eigen waarneming rechtbank.
3.Zie noot 1.
4.Losse fotobijlage PL2000-2024229723 ontvangen 23 december 2004.
5.Kennisgeving van inbeslagneming, pagina 106 en 107.
6.Kennisgeving van inbeslagneming, pagina 108 en 109.
7.Kennisgeving van inbeslagneming, pagina 110 en 11.
8.Proces-verbaal van bevindingen van [verbalisant 3] van 6 september 2024, pagina 48 t/m 51.
9.Rapport Identificatie van drugs van [rapporteur] van het Nederlands Forensisch Instituut van 23 december 2024 met bijlagen.