In deze uitspraak van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 20 maart 2025, wordt het beroep van eiseres beoordeeld. Eiseres heeft bezwaar gemaakt tegen de beëindiging van haar Ziektewet-uitkering door het UWV, welke beslissing volgens haar niet tijdig is genomen. Het UWV had op 29 januari 2024 een besluit genomen, waartegen eiseres op 7 februari 2024 bezwaar heeft aangetekend. De rechtbank stelt vast dat het UWV niet binnen de wettelijk vereiste termijn van dertien weken heeft beslist, en dat eiseres het UWV op 13 juni 2024 in gebreke heeft gesteld. De rechtbank oordeelt dat het beroep kennelijk gegrond is en doet uitspraak zonder zitting, zoals toegestaan onder artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb). De rechtbank legt het UWV een beslistermijn van vier maanden op om alsnog een besluit te nemen, en bepaalt dat het UWV een dwangsom van € 100,- per dag moet betalen voor elke dag dat deze termijn wordt overschreden, met een maximum van € 15.000,-. Daarnaast moet het UWV het griffierecht van € 53,- en proceskosten van € 453,50 aan eiseres vergoeden. De uitspraak is openbaar gemaakt en een afschrift is verzonden aan de betrokken partijen.