In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep dat eiser heeft ingesteld, omdat het UWV volgens hem niet op tijd heeft beslist op zijn verzoek van 28 november 2022 om een herbeoordeling van de uitkering op grond van de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen van een voormalige werkneemster van eiser. De rechtbank doet uitspraak zonder zitting, omdat het beroep kennelijk gegrond is. Eiser heeft de aanvraag ingediend op 28 november 2022, en het UWV had uiterlijk op 23 januari 2023 moeten beslissen. Aangezien deze termijn is verstreken, heeft eiser het UWV op 6 november 2023 in gebreke gesteld. De rechtbank bepaalt dat het UWV alsnog binnen vier maanden na deze uitspraak een besluit moet nemen. De rechtbank legt een dwangsom op van € 100,- per dag voor elke dag dat de beslistermijn wordt overschreden, met een maximum van € 15.000,-. Daarnaast moet het UWV het griffierecht van € 385,- aan eiser vergoeden en een proceskostenvergoeding van € 453,50 betalen. De uitspraak is gedaan door mr. M. Snoeks, rechter, en is openbaar gemaakt op 20 maart 2025.