ECLI:NL:RBZWB:2025:1603

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
19 maart 2025
Publicatiedatum
19 maart 2025
Zaaknummer
02-011333-24
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Huiselijk geweld en mishandeling van een levensgezel met vrijspraak voor bedreiging

In deze strafzaak heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 19 maart 2025 uitspraak gedaan in een zaak tegen een verdachte die beschuldigd werd van huiselijk geweld. De verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan de mishandeling van zijn toenmalige vriendin, terwijl hij vrijgesproken werd van de bedreiging van een andere aangeefster. De rechtbank heeft de zaak inhoudelijk behandeld op 5 maart 2025, waarbij de officier van justitie, J. Verschuren, en de verdediging hun standpunten hebben gepresenteerd. De tenlastelegging omvatte twee feiten: bedreiging van [aangeefster 1] en mishandeling van [aangeefster 2]. De rechtbank oordeelde dat de bedreigingen niet wettig en overtuigend bewezen konden worden, terwijl de mishandeling van [aangeefster 2] wel bewezen werd. De verdachte heeft tijdens de zitting bekend dat hij [aangeefster 2] heeft getrapt en geslagen, wat door getuigen werd bevestigd. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van 20 dagen, met aftrek van het voorarrest, en heeft geen vrijheidsbeperkende maatregel opgelegd. De rechtbank heeft rekening gehouden met de ernst van het huiselijk geweld en de eerdere veroordelingen van de verdachte, maar ook met zijn pogingen om zijn leven te verbeteren. De uitspraak benadrukt de ernst van huiselijk geweld en de noodzaak van een passende straf.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT
Strafrecht
Zittingsplaats: Breda
parketnummer: 02-011333-24
vonnis van de meervoudige kamer van 19 maart 2025
in de strafzaak tegen
[verdachte]
geboren op [geboortedag] 2000
wonende te [woonplaats]
raadsman mr. H. van Asselt, advocaat te Roosendaal

1.Onderzoek van de zaak

De zaak is inhoudelijk behandeld op de zitting van 5 maart 2025, waarbij de officier van justitie, J. Verschuren, en de verdediging hun standpunten kenbaar hebben gemaakt.

2.De tenlastelegging

De tenlastelegging is als bijlage I aan dit vonnis gehecht.
De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan bedreiging van [aangeefster 1] (hierna: [aangeefster 1] ) (feit 1) en mishandeling van [aangeefster 2] , zijn toenmalige vriendin (hierna: [aangeefster 2] ) (feit 2).

3.De voorvragen

De dagvaarding is geldig.
De rechtbank is bevoegd.
De officier van justitie is ontvankelijk in de vervolging.
Er is geen reden voor schorsing van de vervolging.

4.De beoordeling van het bewijs

4.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan de ten laste gelegde feiten. Met betrekking tot feit 1 heeft verdachte bekend dat hij de berichten heeft verstuurd. Dat dit ook in de ten laste gelegde periode was, volgt uit de combinatie van verklaringen van [aangeefster 1] en haar zus [aangeefster 2] , de screenshots van een plek in Marokko en het feit dat verdachte in die periode in Marokko verbleef. De inhoud van de berichten was bedreigend van aard.
Met betrekking tot feit 2 heeft verdachte bekend [aangeefster 2] te hebben getrapt. De opa van verdachte en [aangeefster 2] hebben verklaard dat verdachte haar heeft geslagen en getrapt.
4.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging is van mening dat de rechtbank niet tot een bewezenverklaring kan komen van feit 1. Het is niet bekend door wie en wanneer de berichten zijn verstuurd. Ook is niet bekend of deze zijn gemanipuleerd. Ten aanzien van feit 2 heeft de verdediging zich gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank.
4.3
Het oordeel van de rechtbank
4.3.1
De bewijsmiddelen
De bewijsmiddelen zijn in bijlage II aan dit vonnis gehecht.
4.3.2
De bijzondere overwegingen met betrekking tot het bewijs
Feit 1: de bedreigingen via Instagram
De rechtbank moet de vraag beantwoorden of verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan de bedreiging van [aangeefster 1] door dreigende berichten te sturen in een groepschat op Instagram. Van deze chat maakten [aangeefster 2] , [aangeefster 1] en verdachte deel uit. De rechtbank kan alleen tot een bewezenverklaring komen als sprake is van wettig
enovertuigend bewijs (art. 338 Sv). In geval van redelijke twijfel moet de rechter vrijspreken.
Wettig bewijs?
[aangeefster 1] , de zus van [aangeefster 2] , heeft aangifte gedaan van bedreiging van haarzelf en haar moeder. Verdachte zou in de ten laste gelegde periode via Instagram in een groepschat bedreigende berichten hebben gestuurd. De aangifte van [aangeefster 1] vindt met betrekking tot het wie, wat en wanneer van de berichten steun in de verklaring van [aangeefster 2] . Daarnaast staat in de berichten dat verdachte destijds in Marokko verbleef. [aangeefster 2] heeft verklaard dat ze op 26 december 2023 een bericht kreeg van verdachte waarin hij zei dat hij terug was uit Marokko. Dit sluit qua periode aan bij de eigen verklaring van verdachte, namelijk dat hij in de ten laste gelegde periode met vrienden in Marokko verbleef.
[aangeefster 1] heeft screenshots van berichten aan de politie overhandigd. Deze bevinden zich ook in het dossier. De rechtbank is van oordeel dat deze berichten zonder twijfel zeer bedreigend van aard zijn en objectief de redelijke vrees bij iemand kunnen veroorzaken dat dat waarmee gedreigd wordt ook tot uitvoer zal worden gebracht. Verdachte heeft ter zitting bekend dat hij deze berichten heeft verstuurd. De rechtbank is van oordeel dat op basis van voornoemde sprake is van wettig bewijs dat verdachte de berichten heeft verstuurd.
Overtuigend bewijs?
Verdachte heeft weliswaar bekend dat hij de berichten heeft verstuurd, maar heeft ook steeds verklaard dat deze van een ander moment waren. De rechtbank heeft op grond van deze verklaring, in samenhang met de constatering dat de screenshots van de berichten, die door [aangeefster 1] zijn aangeleverd, niet compleet lijken te zijn en bij gebrek aan nader technisch onderzoek door de politie niet de overtuiging dat verdachte de bedreigende berichten onomstotelijk in de ten laste gelegde periode heeft verstuurd. Om deze reden spreekt de rechtbank verdachte vrij van dit feit.
Feit 2: de mishandelingen in Spanje
[aangeefster 2] en de opa van verdachte hebben naar aanleiding van een incident in Spanje verklaringen afgelegd. Door [aangeefster 2] is verklaard dat verdachte haar in augustus 2023 heeft geslagen en geschopt. Zij zou onderweg naar de opa en oma van verdachte door hem op haar lip zijn geslagen, waardoor deze blauw werd. Deze verklaring vindt steun in de verklaring van de opa van verdachte. Hij heeft namelijk de politie verteld dat hij zag dat [aangeefster 2] een dikke lip had, toen verdachte en [aangeefster 2] bij hem en zijn vrouw waren. Ook zag hij dat [aangeefster 2] onder de blauwe plekken zat. Dit kwam volgens hem doordat [aangeefster 2] onderweg klappen had gehad van verdachte. Daarnaast heeft de opa van verdachte gezien dat verdachte [aangeefster 2] ‘overal waar hij maar kon’ heeft geschopt. Verdachte heeft ter zitting ook bekend dat hij [aangeefster 2] die dag getrapt heeft. Omdat verdachte in zijn eigen verklaring het werkwoord ‘trappen’ heeft gebruikt, zal de rechtbank de gedragingen ook op deze manier hierna aanduiden. Op basis van voornoemde bewijsmiddelen is de rechtbank van oordeel dat wettig en overtuigend kan worden bewezen dat verdachte [aangeefster 2] heeft mishandeld, door haar te slaan en tetrappen.
4.4
De bewezenverklaring
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte
2
omstreeks de periode van 24 augustus 2023 tot en met 1 september 2023 in Spanje, zijn levensgezel, te weten [aangeefster 2] , heeft mishandeld door die [aangeefster 2]
- te slaan tegen het gezicht en het lichaam en
- te trappen tegen het lichaam;
De rechtbank acht niet bewezen hetgeen meer of anders is ten laste gelegd. Verdachte zal daarvan worden vrijgesproken.

5.De strafbaarheid

Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het feit uitsluiten. Dit levert het in de beslissing genoemde strafbare feit op.
Verdachte is strafbaar, omdat niet is gebleken van een omstandigheid die zijn strafbaarheid uitsluit.

6.De strafoplegging

6.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie vordert aan verdachte op te leggen een gevangenisstraf van negentig dagen, waarvan zeventig dagen voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaren, met aftrek van de tijd die verdachte in voorarrest heeft doorgebracht. Daarbij heeft de officier van justitie verzocht de bijzondere voorwaarden zoals geadviseerd door de reclassering op te leggen. Ook heeft hij verzocht een vrijheidsbeperkende maatregel (artikel 38v Wetboek van Strafrecht, hierna: Sr) in de vorm van een contactverbod ten aanzien van [aangeefster 1] en haar moeder op te leggen en dadelijk uitvoerbaar te verklaren. Per overtreding van deze maatregel zou verdachte steeds twee weken hechtenis moeten ondergaan, tot een maximum van zes maanden.
6.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft verzocht om een gevangenisstraf op te leggen waarbij het onvoorwaardelijke deel de duur van het voorarrest niet overstijgt. Daarbij heeft de verdediging verzocht om bij een eventueel voorwaardelijk strafdeel geen bijzondere voorwaarden op te leggen.
6.3
Het oordeel van de rechtbank
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan de mishandeling van zijn toenmalige vriendin [aangeefster 2] . Tijdens ruzies heeft hij haar meerdere malen geslagen en getrapt. Dit heeft verdachte gedaan terwijl zij in Spanje waren. Hij heeft haar zelfs mishandeld voor het oog van zijn eigen opa en oma. Verdachte heeft op zitting verklaard zich hiervoor te schamen, iets wat de rechtbank zich goed kan voorstellen. De rechtbank neemt het verdachte kwalijk dat hij zich niet heeft kunnen beheersen. Zij tilt zwaar aan huiselijk geweld. Door het handelen van verdachte heeft hij niet alleen pijn en letsel veroorzaakt bij [aangeefster 2] , maar ook een situatie gecreëerd waardoor zij zich niet meer veilig voelde en zelfs wilde terugkeren naar Nederland.
Bij het bepalen van de hoogte en soort van de op te leggen straf houdt de rechtbank rekening met straffen die doorgaans in vergelijkbare zaken worden opgelegd. Ook heeft de rechtbank acht geslagen op de oriëntatiepunten voor straftoemeting van het Landelijk Overleg Vakinhoud Strafrecht (LOVS). Het is niet de eerste keer dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan huiselijk geweld. Verdachte liep formeel zelfs nog in een proeftijd toen hij [aangeefster 2] opnieuw mishandelde. De rechtbank is dan ook van oordeel dat niet kan worden volstaan met een andere straf dan een onvoorwaardelijke gevangenisstraf.
De psycholoog heeft in het Pro Justitia rapport van 21 oktober 2024 geadviseerd om het feit verminderd aan verdachte toe te rekenen. De rechtbank komt op basis van de inhoud van dit rapport tot dezelfde conclusie. Daarnaast is artikel 63 Sr aan de orde. De rechtbank houdt rekening met deze omstandigheden in strafverminderende zin.
De rechtbank maakt zich zorgen over het feit dat zelfs een eerdere veroordeling en een proeftijd verdachte er niet van hebben kunnen weerhouden opnieuw de fout in te gaan. Hoewel de rechtbank oog heeft voor de situatie en begrijpt dat verdachte en [aangeefster 2] een zeer destructieve relatie hadden, maakt dit niet dat het handelen van verdachte kan worden goedgekeurd. Verdachte moet beseffen dat een verbaal of fysiek agressieve actie niet zomaar een gewelddadige reactie rechtvaardigt. Iets terug doen is ook iets fout doen.
De rechtbank ziet echter ook dat verdachte zijn leven een positieve wending lijkt te hebben gegeven. Hij probeert zijn leven vorm te geven weg van een relatie met [aangeefster 2] , met een voltijds baan, en met een inschrijving voor een nieuwe opleiding. Ook gebruikt verdachte naar eigen zeggen geen drugs meer, iets dat de rechtbank alleen maar kan aanmoedigen. De rechtbank spreekt de hoop uit dat verdachte niet wederom in eenzelfde situatie belandt, maar als dit wel zo zou zijn dat verdachte anders zal handelen en zich kan beheersen. Het is aan verdachte zelf om iets van zijn leven te maken.
Alles afwegend is de rechtbank van oordeel dat een geheel onvoorwaardelijke gevangenisstraf van twintig dagen, met aftrek van het voorarrest, passend en geboden is.
De officier van justitie heeft verzocht een maatregel ex artikel 38v Sr op te leggen. De rechtbank is van oordeel dat de officier niets naar voren heeft gebracht waaruit blijkt dat oplegging van een dergelijke maatregel ter beveiliging van de maatschappij of ter voorkoming van strafbare feiten nu nog nodig zou zijn. Zij legt deze maatregel daarom niet op.

7.De wettelijke voorschriften

De beslissing berust op de artikelen 63, 57, 300 en 304 van het Wetboek van Strafrecht zoals deze artikelen luidden ten tijde van het bewezenverklaarde.

8.De beslissing

De rechtbank:
Vrijspraak
-
spreekt verdachte vrijvan het onder 1 ten laste gelegde feit;
Bewezenverklaring
- verklaart het tenlastegelegde bewezen, zodanig als hierboven onder 4.4. is omschreven;
- spreekt verdachte vrij van wat meer of anders is ten laste gelegd;
Strafbaarheid
- verklaart dat het bewezenverklaarde het volgende strafbare feit oplevert:

Feit 2: mishandeling, begaan tegen zijn levensgezel, meermalen gepleegd;

- verklaart verdachte strafbaar;
Strafoplegging
- veroordeelt verdachte tot
een gevangenisstraf van 20 dagen;
- bepaalt dat de tijd die verdachte voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in voorarrest heeft doorgebracht in mindering wordt gebracht bij de tenuitvoerlegging van de opgelegde gevangenisstraf;
Voorlopige hechtenis
- heft het geschorste bevel tot voorlopige hechtenis op;
Dit vonnis is gewezen door mr. J.F.C. Janssen, voorzitter, mr. T.M. Brouwer en mr. J.M.J.C. Paijmans, rechters, in tegenwoordigheid van mr. R. Heitzman, griffier, en is uitgesproken ter openbare zitting op 19 maart 2025.
Mr. Paijmans is niet in de gelegenheid dit vonnis mede te ondertekenen.
Bijlage I
De tenlastelegging
1
hij op één of meerdere tijdstippen in of omstreeks de periode van 9 december 2023
tot en met 18 december 2023 te [woonplaats] , in elk geval in Nederland, [aangeefster 1]
heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht en/of met zware
mishandeling, door die [aangeefster 1] via Instagram onder andere dreigend de volgende
woorden toe te voegen
- "Jullie zijn niet veilig" en/of
- "Sla ik het ligt uit je hersenpan. En voor [aangeefster 1] idem dito. Zoek alvast beveiliging.
Want ik ga jullie pakken" en/of
- "Mattie al krijg ik TBS. Jullie gaan het allemaal krijgen. Ik verpulver jullie" en/of
- "TBS ga ik krijgen voor jullie hoere moeder" en/of
- "Exposie ga je proeven met je kanker bek",
althans woorden van gelijke dreigende aard of strekking;
( art 285 lid 1 Wetboek van Strafrecht )
2
hij op één of meerdere tijdstippen in of omstreeks de periode van 24 augustus 2023
tot en met 1 september 2023 te Barcelona, in elk geval in Spanje, zijn levensgezel, te
weten [aangeefster 2] , heeft mishandeld door die [aangeefster 2]
- (met kracht) te slaan tegen het gezicht en/of het lichaam en/of
- (met kracht) te trappen/schoppen tegen het lichaam;
( art 300 lid 1 Wetboek van Strafrecht, art 304 lid 1 ahf/sub 1° Wetboek van
Strafrecht )