Op 18 maart 2025 heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant uitspraak gedaan in de zaak tussen verzoeker en de Dienst Toeslagen. Verzoeker had een verzoek ingediend om de Dienst Toeslagen te veroordelen in de proceskosten na de intrekking van zijn beroep tegen een besluit van de Dienst Toeslagen van 19 december 2023, waarin zijn bezwaar niet-ontvankelijk was verklaard. Verzoeker trok zijn beroep in omdat de Dienst Toeslagen op 17 december 2024 een inhoudelijk besluit had genomen, waarbij hem huurtoeslag over het jaar 2021 werd toegekend. De rechtbank heeft de Dienst Toeslagen in de gelegenheid gesteld om te reageren op het verzoek om proceskostenveroordeling, maar de Dienst Toeslagen heeft hier geen gebruik van gemaakt. De rechtbank heeft zonder zitting uitspraak gedaan en het verzoek om proceskostenveroordeling toegewezen. De rechtbank oordeelde dat de Dienst Toeslagen tegemoet was gekomen aan verzoeker door het toekennen van huurtoeslag, en heeft de proceskosten vastgesteld op € 1.554,-. Dit bedrag is berekend op basis van de ingediende bezwaarschrift en beroepschrift. Daarnaast is de Dienst Toeslagen verplicht om het door verzoeker betaalde griffierecht van € 51,- te vergoeden. De uitspraak is openbaar gemaakt en partijen zijn geïnformeerd over de mogelijkheid tot verzet tegen deze uitspraak.