Uitspraak
1.De feiten
2.De zaak in het kort
3.De feiten
4.Het verzoek en het verweer
4.3. [de werknemer] voert verweer. [de werknemer] voert – samengevat – aan dat [de collega] hem verzocht had mee te helpen dozen te verplaatsen en hij niet wist wat er in de dozen zat en geen reden had aan te nemen dat het verplaatsen onrechtmatig was. [de werknemer] voert aan dat iedere werknemer maandelijks restpakketten met cosmetica mee naar huis mag nemen (een zogenaamd snoepje van de maand) en werknemers die pakketten vaker wisselen. [de werknemer] betwist dat hij zich schuldig heeft gemaakt aan diefstal of verduistering omdat hij zich geen goederen heeft toegeëigend. [de werknemer] voert aan dat er geen dringende reden is voor een ontslag op staande voet, maar hij berust in het gegeven ontslag op staande voet. Naar de mening van [de werknemer] zouden [de werkgever] en hij het dienstverband met gesloten beurzen beëindigd houden. Hij vraagt daarom geen transitievergoeding. Als de kantonrechter zou beslissen dat hij een gefixeerde schadevergoeding verschuldigd is dan wil hij dat deze wel met een hem toekomende transitievergoeding verrekend wordt. [de werknemer] voert ook nog aan dat geen sprake is van onrechtmatig handelen door hem en hij daarom niet gehouden is tot enige schade en subsidiair voert hij aan dat de advocaatkosten en onderzoekskosten buitensporig hoog zijn en deze gematigd dienen te worden.
5.De beoordeling
dringende redenis en de werkgever de arbeidsovereenkomst om die dringende reden onverwijld heeft opgezegd onder onverwijlde mededeling van die dringende reden aan de werknemer.
“snoepje van de maand”waren
,maar dit is op geen enkele wijze onderbouwd door hem. Dit valt ook niet te rijmen met het feit dat het een met plastic gesealde pallet betrof met een etiket. Hierdoor wordt ervan uitgegaan dat [de werknemer] wist dat sprake is van dozen met producten die nog door [de werkgever] werden verkocht. Het voorgaande leidt tot de conclusie dat sprake is van een dringende reden voor [de werkgever] om [de werknemer] op staande voet te ontslaan. Door [de werknemer] zijn geen persoonlijke omstandigheden gesteld die ertoe leiden dat zijn gedraging niet als een dringende reden moet worden aangemerkt. Verder heeft hij niet betwist dat het ontslag op staande voet onverwijld is gegeven.
bruto.
€ 7.172,15 aan gemaakte onderzoekskosten. Die kosten komen als vermogensschade voor vergoeding in aanmerking indien er sprake is van redelijke kosten ter vaststelling van schade en aansprakelijkheid. De kantonrechter acht het redelijk dat [de werkgever] een onafhankelijk bureau heeft ingeschakeld om onderzoek te doen naar diefstal binnen haar onderneming omdat zij steeds goederen mistte. Uit dit onderzoek volgt dat [de werknemer] degene is die met collega [de collega] goederen van [de werkgever] in de auto van [de collega] heeft geplaatst om weg te nemen, zodat er causaal verband is met het handelen van [de werknemer] om die kosten op [de werknemer] te verhalen. De kantonrechter is van oordeel dat de kosten voldoende zijn onderbouwd met de als productie 11 overgelegde factuur en deze zijn zonder btw toewijsbaar. [de werkgever] kan btw namelijk verrekenen waardoor btw geen schadepost is voor haar. Er wordt dan ook uitgegaan van een bedrag van € 5.927,40 aan kosten die redelijk worden beschouwd en deze kosten zijn toewijsbaar. Voor matiging van de kosten ziet de kantonrechter geen aanleiding. Wel zal nog een bedrag van € 169,97 bruto in mindering dienen te worden gebracht op deze kosten gelet op het beroep op verrekening, zie ook 5.14. [de werkgever] verzoekt ook wettelijke rente over de onderzoekskosten, maar zij heeft niet onderbouwd op welk moment zij de kosten heeft betaald. Daarom zal de wettelijke rente worden toegewezen vanaf datum indiening verzoekschrift op 11 oktober 2024 (artikel 6:119 BW).