In deze uitspraak van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 13 januari 2025, wordt het beroep van eiser beoordeeld, die stelt dat het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Breda niet tijdig heeft beslist op zijn handhavingsverzoek van 21 mei 2024. Dit verzoek betreft overlast van woningen die volgens eiser in strijd zijn met het bestemmingsplan. De rechtbank oordeelt dat het beroep kennelijk gegrond is, omdat het college niet binnen de wettelijk vastgestelde termijn van acht weken heeft beslist. Eiser heeft het college op 3 oktober 2023 in gebreke gesteld, maar het college heeft tot op heden geen besluit genomen. De rechtbank bepaalt dat het college binnen twee weken na deze uitspraak alsnog een besluit moet nemen, met een uiterste datum van 4 februari 2025. Tevens wordt een dwangsom van € 100,- per dag opgelegd voor elke dag dat de beslistermijn wordt overschreden, met een maximum van € 15.000,-. Eiser krijgt ook een vergoeding voor griffierecht en proceskosten, die door het college moet worden betaald. De rechtbank benadrukt het belang van een zorgvuldig gemotiveerd besluit en de rechten van eiser in deze procedure.