In deze uitspraak van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 13 januari 2025, wordt het beroep van eiseres beoordeeld, die stelt dat het UWV niet tijdig heeft beslist op haar aanvraag van 8 januari 2024 voor herbeoordeling van haar uitkering op basis van de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen (Wet WIA). Eiseres heeft haar aanvraag op 10 januari 2024 ingediend, maar het UWV heeft tot op heden geen besluit genomen. De rechtbank oordeelt dat het beroep kennelijk gegrond is en doet uitspraak zonder zitting, zoals toegestaan onder artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb). De rechtbank stelt vast dat het UWV uiterlijk op 6 maart 2024 had moeten beslissen, maar deze termijn is verstreken. Eiseres heeft het UWV op 7 maart 2024 in gebreke gesteld, waarna de rechtbank oordeelt dat het UWV alsnog binnen twee weken na deze uitspraak een besluit moet nemen. De rechtbank legt het UWV een beslistermijn van vier maanden op, gezien de omstandigheden en het belang van een zorgvuldige overweging. Tevens wordt een dwangsom van € 100,- per dag opgelegd voor elke dag dat de beslistermijn wordt overschreden, met een maximum van € 15.000,-. Eiseres krijgt ook een vergoeding van € 453,50 voor proceskosten, en het UWV moet het griffierecht van € 51,- aan eiseres vergoeden. De uitspraak is openbaar gemaakt en partijen zijn geïnformeerd over hun recht om verzet aan te tekenen tegen deze beslissing.