ECLI:NL:RBZWB:2025:1481
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Beoordeling van de WOZ-waarde van een woning in Tilburg
In deze uitspraak van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant, gedaan op 14 maart 2025, wordt het beroep van de belanghebbende tegen de uitspraak op bezwaar van de heffingsambtenaar van de gemeente Tilburg beoordeeld. De heffingsambtenaar had de waarde van de onroerende zaak, een woning gelegen aan [adres 1], vastgesteld op € 683.000 per 1 januari 2022, wat leidde tot een aanslag in de onroerendezaakbelastingen voor het jaar 2023. De belanghebbende, eigenaar van de woning, had bezwaar gemaakt tegen deze waardevaststelling, maar dit bezwaar werd door de heffingsambtenaar ongegrond verklaard.
De rechtbank heeft het beroep op 26 februari 2025 behandeld, waarbij de heffingsambtenaar vertegenwoordigd was door [naam] en [taxateur]. De belanghebbende was niet aanwezig, ondanks een digitale uitnodiging van de griffier. De rechtbank beoordeelt of de vastgestelde waarde van de woning te hoog is en doet dit aan de hand van de beroepsgronden van de belanghebbende. De rechtbank concludeert dat de heffingsambtenaar voldoende aannemelijk heeft gemaakt dat de WOZ-waarde niet te hoog is vastgesteld, mede door het gebruik van vergelijkingsmethoden en het inzichtelijk maken van de verschillen tussen de referentiewoningen en de woning van de belanghebbende.
Uiteindelijk verklaart de rechtbank het beroep ongegrond, wat betekent dat de WOZ-waarde en de aanslag OZB gehandhaafd blijven. De belanghebbende krijgt geen griffierecht terug en ook geen vergoeding van proceskosten. De uitspraak is openbaar gemaakt en partijen zijn geïnformeerd over de mogelijkheid tot hoger beroep.