Uitspraak
RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT
1.Onderzoek van de zaak
2.De tenlastelegging
3.De voorvragen
4.De beoordeling van het bewijs
5.De strafbaarheid
6.De strafoplegging
7.De benadeelde partij
€ 55.227,- ingediend, bestaande uit de volgende kostenposten:
- Daggeldvergoeding voor verblijf in het ziekenhuis € 763,-
- Reiskosten € 586,47
- Medische kosten € 685,87
- Materiële kosten, waaronder kapotte telefoon, aanschaf fiets en reeds gemaakte kosten voor evenementen/abonnementen € 888,53
- Verlies aan inkomen € 2.303,13
8.De vordering tot tenuitvoerlegging
9.De wettelijke voorschriften
10.De beslissing
een gevangenisstraf van 10 maanden, waarvan 5 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaar;
algemene voorwaardedat verdachte zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit;
bijzondere voorwaarden:
ten uitvoer zal worden gelegd, te weten:
een taakstraf voor de duur van 30 uren;
[slachtoffer]van
€ 54.342,54,-, waarvan € 4.342,53,- aan materiële schade en € 50.000,- aan immateriële schade, vermeerderd met de wettelijke rente over de materiële schade vanaf 5 augustus 2024 en over de immateriële schade vanaf 5 augustus 2023, beide tot aan de dag der voldoening;
[slachtoffer] , € 54.342,54,-te betalen, vermeerderd met de wettelijke rente over de materiële schade vanaf 5 augustus 2024 en over de immateriële schade vanaf 5 augustus 2023, beide tot aan de dag der voldoening;
299 dagen gijzelingkan worden toegepast, met dien verstande dat toepassing van de gijzeling de betalingsverplichting niet opheft;