In deze zaak heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 28 januari 2025 uitspraak gedaan in een rekestprocedure betreffende een verzoek tot beëindiging van de verplichte zorg voor betrokkene, geboren in 1994. De rechtbank heeft vastgesteld dat de in de zorgmachtiging genoemde doelen van de verplichte zorg nog niet zijn bereikt en dat er nog steeds wordt voldaan aan de gronden voor de zorgmachtiging, zoals genoemd in de Wet verplichte geestelijke gezondheidszorg (Wvggz). De rechtbank heeft de verzoeken van betrokkene tot beëindiging van de zorgmachtiging afgewezen, omdat zijn psychische toestand en gedrag nog steeds leiden tot ernstig nadeel voor hemzelf en zijn omgeving. Betrokkene heeft al zeven jaar verplichte zorg en heeft recentelijk zijn medicatie stopgezet, wat heeft geleid tot een toename van dreigend gedrag. De rechtbank heeft geconcludeerd dat de verplichte zorg noodzakelijk blijft en dat er geen aanleiding is om de zorgmachtiging te beëindigen. De zorgmachtiging blijft van kracht tot en met 16 juli 2025.