ECLI:NL:RBZWB:2025:1462

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
28 januari 2025
Publicatiedatum
13 maart 2025
Zaaknummer
430654 / FA RK 25-139
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Procedures
  • Rekestprocedure
Rechters
  • mr. Pulskens
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beschikking tot afwijzing van verzoek tot beëindiging van verplichte zorg in het kader van de Wet verplichte geestelijke gezondheidszorg

In deze zaak heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 28 januari 2025 uitspraak gedaan in een rekestprocedure betreffende een verzoek tot beëindiging van de verplichte zorg voor betrokkene, geboren in 1994. De rechtbank heeft vastgesteld dat de in de zorgmachtiging genoemde doelen van de verplichte zorg nog niet zijn bereikt en dat er nog steeds wordt voldaan aan de gronden voor de zorgmachtiging, zoals genoemd in de Wet verplichte geestelijke gezondheidszorg (Wvggz). De rechtbank heeft de verzoeken van betrokkene tot beëindiging van de zorgmachtiging afgewezen, omdat zijn psychische toestand en gedrag nog steeds leiden tot ernstig nadeel voor hemzelf en zijn omgeving. Betrokkene heeft al zeven jaar verplichte zorg en heeft recentelijk zijn medicatie stopgezet, wat heeft geleid tot een toename van dreigend gedrag. De rechtbank heeft geconcludeerd dat de verplichte zorg noodzakelijk blijft en dat er geen aanleiding is om de zorgmachtiging te beëindigen. De zorgmachtiging blijft van kracht tot en met 16 juli 2025.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Familie- en Jeugdrecht
Locatie Breda
Zaaknummer: C/02/430654 / FA RK 25-139
Datum uitspraak: 28 januari 2025
Beschikking beëindiging verplichte zorg (artikel 8:19 Wvggz)
op het door tussenkomst van de officier van justitie ingediende verzoek voor
[betrokkene],
geboren op [geboortedag] 1994 in [geboorteplaats] ,
hierna te noemen: betrokkene,
wonend in [woonplaats] ,
advocaat: mr. G.J. Woodrow te Tilburg.

1.Het verloop van de procedure

1.1.
De rechtbank neemt de volgende stukken mee in haar beoordeling:
  • het verzoekschrift met bijlagen van 13 januari 2025, binnengekomen bij de rechtbank op 13 januari 2025;
  • een bericht van de officier van justitie met bijlagen van 21 januari 2025, binnengekomen bij de rechtbank op 21 januari 2025.
1.2.
De mondelinge behandeling met gesloten deuren heeft plaatsgevonden op 28 januari 2025. Daarbij zijn gehoord:
  • betrokkene, bijgestaan door zijn advocaat;
  • mw. [naam 1], psychiater;
  • mw. [naam 2], casemanager.
1.3.
De officier van justitie is, zoals hij reeds aangaf in zijn verzoek, niet op de mondelinge behandeling verschenen en dus ook niet gehoord.

2.Wat vaststaat

2.1.
Deze rechtbank heeft bij beschikking van 16 juli 2024 een zorgmachtiging verleend met ingang van 16 juli 2024 tot en met 16 juli 2025.

3.Het verzoek

3.1.
De officier van justitie verzoekt de rechtbank een beslissing te nemen op de aanvraag van betrokkene tot beëindiging van de verplichte zorg, zoals die ten aanzien van betrokkene is opgelegd bij de zorgmachtiging van 16 juli 2024.

4.De standpunten

4.1.
Betrokkene verklaart tijdens de mondelinge behandeling dat hij al zeven jaar verplichte zorg heeft. Hij is de bemoeienis beu en herkent zich niet in de gestelde diagnose van een psychotische kwetsbaarheid. Medicatie is daarom ook niet nodig. Betrokkene gebruikt sinds begin januari 2025 geen medicatie meer. Dit gaat goed. De zorgmachtiging moet daarom beëindigd worden.
4.2.
De advocaat stelt namens betrokkene dat betrokkene een enorme weerstand heeft tegen medicatie. Ook heeft hij weerstand tegen de bemoeienis vanuit de hulpverlening die gepaard gaat met het toedienen van medicatie. Betrokkene is tegemoetgekomen in zijn wens om te stoppen met medicatie, aangezien de behandelaren nu geen medicatie meer toedienen. Hier is betrokkene blij mee. Hij wil vrijheid hebben en het gedwongen kader moet daarom stoppen. Als het gedwongen kader wegvalt, kan betrokkene op vrijwillige basis betere resultaten laten zien. Betrokkene is bereid om contact te houden met de hulpverlening en bij hen aan te geven als het niet goed gaat. In het verleden is een verlenging van de zorgmachtiging om deze reden al een keer afgewezen. Tevens lukt het betrokkene, ondanks dat hij is gestopt met de medicatie, om te blijven werken. Dit lukte in het verleden niet. De advocaat stelt zich namens betrokkene op het standpunt dat het verzoek van betrokkene tot het beëindigen van de verplichte zorg moet worden toegewezen, aangezien er geen sprake meer is van verzet. Mocht het onverhoopt misgaan, dan kan er altijd nog een crisismaatregel worden afgegeven.
4.3.
De psychiater verklaart dat betrokkene van de zorgmachtiging en de medicatie af wil. Betrokkene heeft recent een second opinion gehad bij UMC Utrecht. Het UMC heeft de medicatie geadviseerd die betrokkene al kreeg. Daarnaast heeft de klachtencommissie in december 2024 de klacht van betrokkene afgewezen. Betrokkene heeft op 3 januari 2025 de laatste keer medicatie toegediend gekregen, omdat hij zeer dreigend was met een mestvork richting de behandelaren. De behandelaren zijn vanwege de onveilige situatie gestopt met het toedienen van medicatie. Dit was dus geen tegemoetkoming aan de wens van betrokkene. Er zijn wel afspraken gemaakt met betrokkene, zoals niet dreigend of agressief zijn naar anderen, blijven werken en minimaal contact tussen betrokkene en de hulpverlening. Als betrokkene zich hier niet aan houdt, zal er worden ingegrepen met verplichte zorg. De afgelopen drie weken is het rustig en betrokkene gaat naar zijn werk. In april zal een volgende zorgmachtiging voor betrokkene worden voorbereid. Als het in april nog steeds goed gaat, kan worden afgewogen of een nieuwe machtiging nog noodzakelijk is.
4.4.
De casemanager vertelt dat de ouders van betrokkene hebben aangegeven dat betrokkene nog steeds achterdochtig is, maar dat er geen nieuwe klachten zijn bijgekomen. Het toedienen van de medicatie is echter pas recent gestopt en het is lastig te voorspellen wat dit over een maand zal doen. Een crisismaatregel wordt alleen opgelegd bij forse incidenten, maar het is van belang dat er al in een eerder stadium, zoals een toename van de signalen van een ontregeling, kan worden ingegrepen om de ouders van betrokkene te beschermen. Recent heeft betrokkene zijn vader aangevallen met een mestvork en in het verleden heeft hij ook zijn moeder aangevallen. De casemanager geeft daarnaast aan dat een opname niet nodig is als betrokkene medicatie toegediend krijgt. Mocht dit niet lukken en bestaat er een noodzaak tot opname, dan kan altijd een wijziging van de zorgmachtiging worden aangevraagd. Deze drempel is lager dan het aanvragen van een crisismaatregel. De zorgmachtiging is vooral een stok achter de deur voor als het niet goed gaat met betrokkene. Als het wel goed gaat, dan heeft betrokkene er geen last van.

5.De beoordeling

5.1.
Ten aanzien van betrokkene is op 16 juli 2024 door deze rechtbank een zorgmachtiging afgegeven en is bepaald dat de in rechtsoverweging 4.5. van de beschikking van 16 juli 2024 vermelde vormen van verplichte zorg kunnen worden toegepast, indien de situatie dat vergt. Daarbij is bepaald dat de zorgmachtiging geldt tot en met 16 juli 2025.
5.2.
Betrokkene heeft bij mondeling en schriftelijk verzoek van 25 november 2024 een aanvraag tot beëindiging van de verleende zorgmachtiging ingediend bij de geneesheer-directeur. Op 28 november 2024 heeft de geneesheer-directeur hier schriftelijk afwijzend op beslist.
5.3.
Op grond van artikel 8:19 van de Wet verplichte geestelijke gezondheidszorg (hierna: Wvggz) kan degene op wiens aanvraag tot beëindiging van de zorgmachtiging afwijzend of niet tijdig is beslist door de geneesheer-directeur, een aanvraag indienen bij de officier van justitie voor het indienen van een verzoekschrift bij de rechtbank voor de beëindiging van de verplichte zorg op grond van een zorgmachtiging. De officier van justitie dient dit verzoek op grond van het tweede lid onverwijld in bij de rechtbank.
5.4.
Betrokkene heeft op grond van artikel 8:19 Wvggz op 21 december 2024 de officier van justitie verzocht om een verzoek voor de beëindiging van de verplichte zorg op grond van een zorgmachtiging bij de rechtbank in te dienen. De officier van justitie heeft vervolgens op 13 januari 2025 de rechtbank verzocht een beslissing te nemen op de aanvraag van betrokkene tot beëindiging van de zorgmachtiging.
5.5.
De officier van justitie heeft in zijn verzoek als zijn opvatting aangegeven geen aanleiding te zien om de zorgmachtiging te beëindigen, omdat niet blijkt dat de gezondheidstoestand van betrokkene zodanig is verbeterd dat het ernstig nadeel is weggenomen dan wel welke voorwaarden of beperkingen aan een beëindiging van verplichte zorg moeten worden gesteld om het ernstig nadeel weg te nemen. De officier van justitie is van oordeel dat de geneesheer-directeur op goede gronden heeft besloten tot afwijzing van de aanvraag tot beëindiging van het verlenen van verplichte zorg.
5.6.
De rechtbank dient te beoordelen of de verplichte zorg zoals bepaald bij beschikking van 16 juli 2024, nog steeds noodzakelijk is. Op grond van artikel 3:3 Wvggz kan als uiterste middel verplichte zorg als bedoeld in artikel 3:1 Wvggz worden verleend, indien het gedrag van een persoon als gevolg van zijn psychische stoornis, niet zijnde een psychogeriatrische aandoening of een verstandelijke handicap, leidt tot ernstig nadeel en indien er geen mogelijkheden voor zorg op basis van vrijwilligheid zijn, er voor betrokkene geen minder bezwarende alternatieven met het beoogde effect zijn, het verlenen van verplichte zorg, gelet op het beoogde doel van verplichte zorg, evenredig is en redelijkerwijs te verwachten is dat het verlenen van verplichte zorg effectief is.
5.7.
De mondelinge behandeling van de onderhavige zaak heeft op 28 januari 2025 plaatsgevonden. Uit de overgelegde stukken en de mondelinge behandeling blijkt dat de in de lopende machtiging genoemde doelen van de verplichte zorg nog niet zijn bereikt en dat er nog steeds wordt voldaan aan de gronden voor de zorgmachtiging zoals genoemd in artikel 6:4 Wvggz jo artikel 3:3 Wvggz. De rechtbank overweegt daartoe als volgt.
5.8.
Uit de overgelegde stukken en de mondelinge behandeling is gebleken dat betrokkene al een lange tijd onder behandeling is bij de GGZ wegens paranoïde psychotische klachten. Deze diagnose is door meerdere artsen, waaronder de onafhankelijk psychiater in de medische verklaring en de artsen van het UMC Utrecht, gesteld. De rechtbank ziet, anders dan betrokkene, geen redenen om aan deze diagnose te twijfelen. Het is de rechtbank daarnaast gebleken dat de voornoemde psychische stoornis leidt tot ernstig nadeel. Betrokkene is recent in toenemende mate (fysiek en verbaal) dreigend geweest richting zijn behandelaren tijdens het verstrekken van medicatie, waardoor de politie regelmatig aanwezig is geweest. Zo heeft betrokkene gedreigd zijn hond op de behandelaren af te sturen en heeft hij de behandelaren bedreigd met een mestvork. Ook heeft betrokkene recentelijk zijn vader aangevallen met een mestvork, waardoor zijn vader zichzelf moest opsluiten in een kamer. Verder is gebleken dat betrokkene meerdere keren per dag het noodnummer heeft gebeld om de politie te vragen of zij ervoor willen zorgen dat de verplichte zorg stopt. De rechtbank stelt voorts vast dat betrokkene alle vormen van zorg weigert. Er is geen sprake van ziektebesef of -inzicht en betrokkene wil geen zorgmachtiging en medicatie meer. Ook heeft hij aangegeven dat hij geen bemoeienis meer wenst van zijn behandelaren, waardoor het zeer aannemelijk is dat hij de hulpverlening in een vrijwillig kader niet meer zal accepteren. De rechtbank stelt tot slot vast dat de verplichte zorg noodzakelijk is. Betrokkene krijgt momenteel sinds begin januari 2025 geen medicatie meer. Er is sprake van achterdocht. De verwachting bestaat dat zijn gezondheidstoestand zal verslechteren bij een langere tijd zonder medicatie. Als de hulpverlening signalen krijgt dat betrokkene verder ontregelt en een gevaar vormt voor zijn omgeving, moet direct kunnen worden ingegrepen door middel van verplichte zorg. Gelet op de forse agressie-incidenten in het recente verleden en de onveiligheid die dit met zich meebrengt voor anderen, kan een crisismaatregel dan niet worden afgewacht.
5.9.
Gelet op het voorgaande zijn de in de lopende machtiging genoemde doelen van verplichte zorg nog niet bereikt. De genoemde zorg is nog steeds noodzakelijk en proportioneel.
5.10.
Nu er nog steeds wordt voldaan aan de criteria voor en doelen van verplichte zorg als bedoeld in de Wvggz, is er geen aanleiding om de eerder verleende zorgmachtiging te beëindigen. De rechtbank zal hiertoe dan ook niet overgaan, hetgeen betekent dat de zorgmachtiging door blijft lopen voor de verleende duur, te weten tot en met 16 juli 2025.

6.De beslissing

De rechtbank:
6.1.
wijst af het verzoek van betrokkene tot beëindiging van de zorgmachtiging zoals verleend bij de beschikking van deze rechtbank van 16 juli 2024.
Deze beschikking is mondeling gegeven en in het openbaar uitgesproken op 28 januari 2025 door mr. Pulskens, rechter, in aanwezigheid van mr. Boomaars, griffier, en op schrift gesteld op 6 februari 2025.
Tegen deze beschikking staat het rechtsmiddel van cassatie open.