ECLI:NL:RBZWB:2025:1448

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
13 maart 2025
Publicatiedatum
13 maart 2025
Zaaknummer
02-224385-24
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Diefstal door twee of meer verenigde personen met gebruik van braak en verbreking

In deze strafzaak heeft de rechtbank Zeeland-West-Brabant op 13 maart 2025 uitspraak gedaan tegen een verdachte die zich schuldig heeft gemaakt aan een negental diefstallen. De feiten zijn gepleegd in een periode van ongeveer vijf weken, waarbij de verdachte in zes gevallen samen met een ander handelde en in drie gevallen alleen. Bij drie van de zes diefstallen was er sprake van verbreking. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van twaalf maanden, waarvan zes maanden voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaar, met aftrek van de tijd doorgebracht in voorarrest. Aan het voorwaardelijk deel zijn bijzondere voorwaarden verbonden, waaronder toezicht door de reclassering en deelname aan gedragsinterventies.

De zaak is inhoudelijk behandeld op de zitting van 27 februari 2025, waar de officier van justitie en de verdediging hun standpunten hebben gepresenteerd. De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig was en dat de officier van justitie ontvankelijk was in de vervolging. De rechtbank heeft de tenlastelegging beoordeeld en de verdachte schuldig bevonden aan de feiten, waarbij de bewijsmiddelen zijn besproken. De rechtbank heeft ook rekening gehouden met de persoonlijke omstandigheden van de verdachte en het reclasseringsrapport, dat een hoog recidiverisico aangaf. De rechtbank heeft de schadevergoedingsmaatregelen opgelegd aan de benadeelde partijen, waarbij de verdachte hoofdelijk aansprakelijk is voor de schade.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Strafrecht
Zittingsplaats: Middelburg
parketnummer: 02-224385-24
vonnis van de meervoudige kamer van 13 maart 2025
in de strafzaak tegen
[verdachte]
geboren op [geboortedag] 1979 te [geboorteplaats]
gedetineerd in de Penitentiaire Inrichting te Dordrecht
raadsman mr. E.M.J. Thomas, advocaat te Breda

1.Onderzoek van de zaak

De zaak is inhoudelijk behandeld op de zitting van 27 februari 2025, waarbij de officier van justitie, mr. Y.E.Y. Vermeulen, en de verdediging hun standpunten kenbaar hebben gemaakt.

2.De tenlastelegging

De tenlastelegging is als bijlage I aan dit vonnis gehecht.
De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat verdachte:
Ten aanzien van de feiten 1, 2, 4, 7 en 8: samen met een ander diefstal heeft gepleegd door middel van braak;
Ten aanzien van de feiten 3, 5, 6 en 9: samen met een ander (een) goed(eren) heeft gestolen.

3.De voorvragen

De dagvaarding is geldig.
De rechtbank is bevoegd.
De officier van justitie is ontvankelijk in de vervolging.
Er is geen reden voor schorsing van de vervolging.

4.De beoordeling van het bewijs

4.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte zich ten aanzien van de feiten 1, 2, 4, 7 en 8 in vereniging met [de medeverdachte] schuldig heeft gemaakt aan diefstal door middel van braak. Ten aanzien van de feiten 5, 6 en 9 acht de officier van justitie bewezen dat verdachte zich samen met [de medeverdachte] schuldig heeft gemaakt aan diefstal van goederen. Ten aanzien van feit 3 is de officier van justitie van mening dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan diefstal van een Fatbike.
4.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft gesteld dat verdachte de feiten 1, 2, 3, 6 en 7 heeft bekend. Ten aanzien van de feiten 5 en 8 heeft verdachte verklaard hier niets mee te maken te hebben, zodat hij en ten aanzien van de feiten 4 en 9 weet verdachte het niet.
4.3
Het oordeel van de rechtbank
4.3.1
De bewijsmiddelen
Indien hoger beroep wordt ingesteld zullen de bewijsmiddelen worden uitgewerkt en opgenomen in een bijlage die aan het vonnis zal worden gehecht
4.3.2
De bijzondere overwegingen omtrent het bewijs
Verdachte heeft de feiten 1, 2, 3, 6 en 7 bekend en door of namens verdachte is geen vrijspraak bepleit. Deze feiten kunnen wettig en overtuigend worden bewezen op basis van de bekennende verklaring van verdachte, de aangiftes en de processen-verbaal van bevindingen tot herkenning van [de medeverdachte]
Ten aanzien van de feiten 4, 5, 8 en 9, is de rechtbank van oordeel dat op grond van de aangiftes, de processen-verbaal betreffende de camerabeelden en de processen-verbaal betreffende de herkenning van verdachte en/of een medeverdachte, wettig en overtuigend bewezen kan worden verklaard dat verdachte zich ook schuldig heeft gemaakt aan deze tenlastegelegde feiten.
Ten aanzien van de feiten 3, 6 en 8 overweegt de rechtbank dat uit het dossier onvoldoende blijkt dat verdachte dit feit met een ander gepleegd heeft. Het bestanddeel “tezamen en in vereniging met een of meer anderen” kan dan ook niet bewezen worden.
Ten aanzien van de feiten 1 en 8 is de rechtbank verder van oordeel dat op grond van het dossier niet gekomen kan worden tot een bewezenverklaring van het bestanddeel “braak en/of verbreking”.
4.4
De bewezenverklaring
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte
1
op 6 mei 2024 te Kapelle tezamen en in vereniging met een ander dertig spanbanden, die geheel aan [benadeelde 1] toebehoorden, heeft weggenomen met het
oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen;
2
op 14 mei 2024 te Scharendijke, gemeente Schouwen-Duiveland, tezamen en in vereniging met een ander ongeveer 1419 euro, die aan [benadeelde 2] B.V. toebehoorde, heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl verdachte en zijn mededader dat weg te nemen goed onder hun bereik hebben gebracht door middel van verbreking;
3
op 18 mei 2024 te Renesse, gemeente Schouwen-Duiveland een Bigway Fatbike, die aan [benadeelde 3]
toebehoorde, heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk
toe te eigenen;
4
op 25 mei 2024 te Scharendijke, gemeente Schouwen-Duiveland, tezamen en in vereniging met een ander ongeveer 200 tot 300 euro, die aan [benadeelde 2] B.V. toebehoorde, heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl verdachte en zijn mededader dat weg te nemen goed onder hun bereik hebben gebracht door middel van verbreking;
5
op 28 mei 2024 te Noordwelle, gemeente Schouwen-Duiveland, tezamen en in vereniging met een ander een auto van het merk Land Rover ( [kenteken 1] ) en een zonnebril en
een startbooster, die aan een ander dan aan verdachte en/of zijn mededader toebehoorden, heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen;
6
op 28 mei 2024 te Oosterland, gemeente Schouwen-Duiveland, een aanhangwagen ( [kenteken 2] ), die aan [benadeelde 4] toebehoorde, heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen;
7
op 28 mei 2024 te Oosterland, gemeente Schouwen-Duiveland, tezamen en in vereniging met een ander tuingereedschap (waarde van 3500-4000 euro), dat aan [benadeelde 5] BV toebehoorde, heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl verdachte en zijn mededader die weg te nemen goederen onder hun
bereik hebben gebracht door middel van verbreking;
8
op 28 mei 2024 te Oosterland, gemeente Schouwen-Duiveland, elektrisch gereedschap (ter waarde van ongeveer 3380 euro), dat aan [benadeelde 6] toebehoorde, heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen;
9
op 17 juni 2024 te Kortgene, gemeente Noord-Beveland, tezamen en in vereniging met een ander een Fatbike, die aan [benadeelde 7] toebehoorde, heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen.
De rechtbank acht niet bewezen hetgeen meer of anders is ten laste gelegd. Verdachte zal daarvan worden vrijgesproken.

5.De strafbaarheid

Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten. Dit levert de in de beslissing genoemde strafbare feiten op.
Verdachte is strafbaar, omdat niet is gebleken van een omstandigheid die zijn strafbaarheid uitsluit.

6.De strafoplegging

6.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie vordert aan verdachte op te leggen een gevangenisstraf van 18 maanden waarvan 6 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaar en onder aftrek van het voorarrest. Aan het voorwaardelijk deel kunnen de bijzondere voorwaarden gekoppeld worden, zoals door de reclassering geformuleerd en geadviseerd.
6.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging voert aan dat het een en ander rondom het conservatoir beslag niet juist is verlopen en dat dit door toedoen van de overheid negatief is uitgevallen voor verdachte. Dit moet in het voordeel van verdachte doorwegen in de strafmaat.
Bepleit wordt om verdachte tot een forse taakstraf te veroordelen. Ook wordt een voorwaardelijke straf voorgesteld.
6.3
Het oordeel van de rechtbank
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan een negental diefstallen. Bij zes van die diefstallen heeft verdachte dit samen met een ander gedaan en bij drie van die zes gevallen is sprake geweest van verbreking. Bij drie diefstallen heeft verdachte het feit alleen gepleegd. Verdachte heeft deze feiten in een tijdsbestek van ongeveer vijf weken gepleegd. Hij lijkt die periode samen met zijn medeverdachte op rooftocht te zijn geweest. Met zijn handelen heeft verdachte bij de gedupeerden veel overlast, ergernis en schade veroorzaakt. Hij heeft zich slechts laten leiden door zijn eigen financiële gewin. Verder kunnen dergelijke feiten maatschappelijke onrust in de buurten waarin zij gepleegd worden veroorzaken. Deze feiten leiden niet alleen tot de nodige materiële schade, maar kunnen ook het gevoel van veiligheid van slachtoffers aantasten.
Bij het bepalen van de hoogte van de straf heeft de rechtbank gekeken naar de straffen die doorgaans in vergelijkbare zaken worden opgelegd.
De rechtbank heeft ook acht geslagen op het strafblad van 13 januari 2025 van verdachte, waaruit naar voren komt dat artikel 63 van het Wetboek van Strafrecht voor een deel van de tenlastegelegde feiten van toepassing is. De laatste veroordeling voorafgaand aan de bewezenverklaarde feiten dateert uit 2009. Het is verdachte dus kennelijk15 jaar lang gelukt om geen strafbare feiten te plegen. Bij het bespreken van de persoonlijke omstandigheden heeft verdachte verklaard over de redenen waarom hij toch weer de fout in is gegaan en aangegeven dat hij openstaat voor hulp. De verdachte komt hierin oprecht op de rechtbank over. De rechtbank zal dit alles in het voordeel van verdachte meewegen.
De rechtbank heeft ook kennis genomen van het reclasseringsrapport van 24 februari 2025. Hieruit komt naar voren dat bij verdachte als direct delictgerelateerde criminogene factoren worden gezien het sociaal netwerk, de financiën, het psychosociaal functioneren en zijn houding. Als indirect delictgerelateerde criminogene factoren worden gezien de problemen rondom werk, de kinderen en Bureau Jeugdzorg. Daarnaast roept het drugsgebruik van verdachte vragen op. Het risico op recidive wordt als hoog ingeschat. Geadviseerd wordt een deels voorwaardelijke straf op te leggen met als bijzondere voorwaarden de meldplicht, de gedragsinterventie cognitieve vaardigheden, het vinden van dagbesteding, het meewerken aan schuldhulpverlening, het meewerken aan middelencontrole en aan een andere voorwaarde het gedrag betreffende, te weten het mijden van risicovolle en criminele contacten.
De rechtbank weegt voorts mee dat de auto van verdachte, waar conservatoir beslag op rustte, inmiddels bij opbod is verkocht. Dit terwijl verdachte de auto terug probeerde te krijgen, omdat deze van belang is voor het voortzetten van zijn werkzaamheden als ZZP-er. De rechtbank houdt hier in het voordeel van verdachte rekening mee.
Alles afwegend is de rechtbank van oordeel dat een gevangenisstraf van twaalf maanden waarvan zes maanden voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaar en met aftrek van de tijd doorgebracht in voorarrest, passend en geboden is. Met het voorwaardelijk deel maakt de rechtbank aan verdachte duidelijk dat hij een gewaarschuwd mens is en hoopt zij dat dit hem ervan zal weerhouden weer de fout in te gaan. Verder wordt het met deze strafoplegging mogelijk gemaakt om verdachte door middel van de bijzondere voorwaarden, zoals door de reclassering geformuleerd, de benodigde hulp te bieden. Verdachte wordt hiermee perspectief geboden op het weer op de rails krijgen van zijn leven.

7.De benadeelde partijen

Feit 1:
De benadeelde partij [benadeelde 1] vordert een schadevergoeding van
€ 272,25.
De rechtbank heeft hiervoor overwogen dat bewezen kan worden verklaard dat verdachte dit feit heeft gepleegd. Dit betekent ook dat verdachte onrechtmatig heeft gehandeld tegenover de benadeelde partij en dat hij verplicht is de schade van de benadeelde partij te vergoeden.
De rechtbank stelt vast dat een vergoeding van 15 spanbanden wordt gevorderd en dat daarbij de BTW ten onrechte wordt meegenomen. De rechtbank stelt verder vast dat uit het dossier blijkt dat de benadeelde reeds twee spanbanden terug heeft gekregen en dat uit de ter onderbouwing gebruikte factuur blijkt dat aan de benadeelde een korting van 15 % is gegeven. Dat komt dan neer op een bedrag van € 12,75 ex BTW per spanband. Dit alles maakt dat de rechtbank uit gaat van 13 spanbanden, dat zij de BTW niet meerekent en dat zij de korting wel meerekent.
De door de benadeelde gevorderde schadevergoeding acht de rechtbank dan ook toewijsbaar tot een bedrag van € 165,75 (13 x € 12,75) aan materiële schade. Deze schade staat ook in een voldoende verband met het bewezenverklaarde handelen van verdachte, zodat ook sprake is van schade die een rechtstreeks gevolg is van het bewezenverklaarde feit.
Voor het overige is de rechtbank van oordeel dat feiten en omstandigheden die tot toewijzing van het gevorderde bedrag zouden kunnen leiden niet voldoende vast staan, nu (de omvang van) de schade onvoldoende is onderbouwd.
Verdere behandeling van dat deel van de vordering levert naar het oordeel van de rechtbank een onevenredige belasting van het strafgeding op, zodat de benadeelde partij voor dat deel niet-ontvankelijk in haar vordering zal worden verklaard. Dat deel van de vordering kan bij de burgerlijke rechter worden aangebracht.
De rechtbank stelt vast dat verdachte het strafbare feit samen met een ander heeft gepleegd en dat zij naar burgerlijk recht hoofdelijk aansprakelijk zijn voor de gehele schade. Daarom zal de rechtbank de vordering en de schadevergoedingsmaatregel hoofdelijk toewijzen. Dit betekent dat verdachte niet meer hoeft te betalen voor zover het bedrag door zijn mededader is betaald, en andersom.
Feit 2:
De benadeelde partij [benadeelde 2] B.V. vordert een schadevergoeding van € 656,03 (€487,03 + €1.419,- minus €1.250,-).
De rechtbank heeft hiervoor overwogen dat bewezen kan worden verklaard dat verdachte dit feit heeft gepleegd. Dit betekent ook dat verdachte onrechtmatig heeft gehandeld tegenover de benadeelde partij en dat hij verplicht is de schade van de benadeelde partij te vergoeden.
De door de benadeelde gevorderde schadevergoeding acht de rechtbank toewijsbaar tot een bedrag van € 656,03 aan materiële schade.
Deze schade staat ook in een voldoende verband met het bewezenverklaarde handelen van verdachte, zodat ook sprake is van schade die een rechtstreeks gevolg is van het bewezenverklaarde feit.
De rechtbank stelt vast dat verdachte het strafbare feit samen met een ander heeft gepleegd en dat zij naar burgerlijk recht hoofdelijk aansprakelijk zijn voor de gehele schade. Daarom zal de rechtbank de vordering en de schadevergoedingsmaatregel hoofdelijk toewijzen. Dit betekent dat verdachte niet meer hoeft te betalen voor zover het bedrag door zijn mededader is betaald, en andersom.
Feit 3:
De benadeelde partij [benadeelde 3] vordert een schadevergoeding van € 2.649,95.
De rechtbank heeft hiervoor overwogen dat bewezen kan worden verklaard dat verdachte dit feit heeft gepleegd. Dit betekent ook dat verdachte onrechtmatig heeft gehandeld tegenover de benadeelde partij en dat hij verplicht is de schade van de benadeelde partij te vergoeden.
De rechtbank stelt vast dat de benadeelde partij zowel de oude weggenomen fiets als een nieuw aangeschafte fiets opgeeft als schadebedrag. De rechtbank beschouwt dit als een dubbeltelling en gaat enkel uit van de aanschaf van de nieuwe fiets, zijnde een bedrag van €1.049,-
De door de benadeelde gevorderde schadevergoeding acht de rechtbank dan ook toewijsbaar tot een bedrag van € 1.049,- aan materiële schade. Deze schade staat ook in een voldoende verband met het bewezenverklaarde handelen van verdachte, zodat ook sprake is van schade die een rechtstreeks gevolg is van het bewezenverklaarde feit.
Voor het overige is de rechtbank van oordeel dat voldoende verband met het bewezenverklaarde handelen van verdachte ontbreekt, zodat geen sprake is van schade die een rechtstreeks gevolg is van het bewezenverklaarde feit. De benadeelde partij zal daarom niet-ontvankelijk worden verklaard in dat deel van de vordering.
Feit 4:
De benadeelde partij [benadeelde 2] B.V. vordert een schadevergoeding van € 750,-.
De rechtbank heeft hiervoor overwogen dat bewezen kan worden verklaard dat verdachte dit feit heeft gepleegd. Dit betekent ook dat verdachte onrechtmatig heeft gehandeld tegenover de benadeelde partij en dat hij verplicht is de schade van de benadeelde partij te vergoeden.
De door de benadeelde gevorderde schadevergoeding acht de rechtbank toewijsbaar tot een bedrag van € 200,- aan materiële schade. Deze schade staat ook in een voldoende verband met het bewezenverklaarde handelen van verdachte, zodat ook sprake is van schade die een rechtstreeks gevolg is van het bewezenverklaarde feit.
Voor het overige is de rechtbank van oordeel dat feiten en omstandigheden die tot toewijzing van het gevorderde bedrag zouden kunnen leiden niet voldoende vast staan, nu (de omvang van) de schade onvoldoende is onderbouwd. Verdere behandeling van dat deel van de vordering levert naar het oordeel van de rechtbank een onevenredige belasting van het strafgeding op, zodat de benadeelde partij voor dat deel niet-ontvankelijk in haar vordering zal worden verklaard. Dat deel van de vordering kan bij de burgerlijke rechter worden aangebracht.
De rechtbank stelt vast dat verdachte het strafbare feit samen met een ander heeft gepleegd en dat zij naar burgerlijk recht hoofdelijk aansprakelijk zijn voor de gehele schade. Daarom zal de rechtbank de vordering en de schadevergoedingsmaatregel hoofdelijk toewijzen. Dit betekent dat verdachte niet meer hoeft te betalen voor zover het bedrag door zijn mededader is betaald, en andersom.
Feit 6:
De benadeelde partij [benadeelde 4] vordert een schadevergoeding van € 1.785,-.
De rechtbank heeft hiervoor overwogen dat bewezen kan worden verklaard dat verdachte dit feit heeft gepleegd. Dit betekent ook dat verdachte onrechtmatig heeft gehandeld tegenover de benadeelde partij en dat hij verplicht is de schade van de benadeelde partij te vergoeden.
De rechtbank stelt vast dat de weggenomen aanhangwagen in 2017 door de benadeelde partij is aangekocht voor een bedrag van € 1.250,-. Gelet op de afschrijving, is de rechtbank van oordeel dat een bedrag van € 500,- redelijk is. Het bedrag van € 35,- voor het slot, zoals door de benadeelde partij gevorderd, acht de rechtbank ook toewijsbaar.
De rechtbank stelt verder vast dat ten aanzien van de goederen die in de aanhangwagen zaten weliswaar facturen ter onderbouwing zijn ingebracht, maar dat bij de aangifte is verklaard dat sprake was van afvalhout in de aanhangwagen. De rechtbank acht de vordering met betrekking tot die goederen, te weten €500,-, dan ook niet toewijsbaar.
De door de benadeelde gevorderde schadevergoeding acht de rechtbank toewijsbaar tot een bedrag van € 535,- aan materiële schade. Deze schade staat ook in een voldoende verband met het bewezenverklaarde handelen van verdachte, zodat ook sprake is van schade die een rechtstreeks gevolg is van het bewezenverklaarde feit.
Voor het overige is de rechtbank van oordeel dat feiten en omstandigheden die tot toewijzing van het gevorderde bedrag zouden kunnen leiden niet voldoende vast staan, nu (de omvang van) de schade onvoldoende is onderbouwd. Verdere behandeling van dat deel van de vordering levert naar het oordeel van de rechtbank een onevenredige belasting van het strafgeding op, zodat de benadeelde partij voor dat deel niet-ontvankelijk in haar vordering zal worden verklaard. Dat deel van de vordering kan bij de burgerlijke rechter worden aangebracht.
Ten aanzien van de feiten 1, 2, 3, 4 en 6:
De rechtbank zal tevens de schadevergoedingsmaatregel opleggen tot betaling van de toegekende schadebedragen. Dit betekent dat het CJIB de inning zal verzorgen en dat bij niet betaling gijzeling kan worden toegepast als dwangmiddel.

8.Het beslag

8.1
De onttrekking aan het verkeer
De hierna in de beslissing genoemde in beslag genomen voorwerpen zijn vatbaar voor onttrekking aan het verkeer. Gebleken is dat deze voorwerpen bij het onderzoek naar de tenlastegelegde feiten zijn aangetroffen. Deze voorwerpen behoren aan verdachte toe en zijn van zodanige aard dat het ongecontroleerde bezit daarvan in strijd is met de wet en het algemeen belang.
8.2
De teruggave aan verdachte
De rechtbank zal de teruggave gelasten van de hierna in de beslissing genoemde in beslag genomen voorwerpen aan verdachte, aangezien deze voorwerpen niet vatbaar zijn voor verbeurdverklaring of onttrekking aan het verkeer en onder verdachte in beslag zijn genomen.

9.De wettelijke voorschriften

De beslissing berust op de artikelen 14a, 14b, 14c, 36b, 36d, 36f, 57, 63, 310 en 311 van het Wetboek van Strafrecht, zoals deze artikelen luidden ten tijde van het bewezenverklaarde.

10.De beslissing

De rechtbank:
Bewezenverklaring
- verklaart het tenlastegelegde bewezen, zodanig als hierboven onder 4.4 is omschreven;
- spreekt verdachte vrij van wat meer of anders is ten laste gelegd;
Strafbaarheid
- verklaart dat het bewezenverklaarde de volgende strafbare feiten oplevert:
feiten 1, 5, 9:Telkens: Diefstal door twee of meer verenigde personen;
feiten 2, 4 en 7:Telkens: Diefstal door twee of meer verenigde personen waarbij de
schuldige het weg te nemen goed onder zijn bereik heeft
gebracht door middel van verbreking;
feiten 3, 6 en 8:Telkens: Diefstal;
- verklaart verdachte strafbaar;
Strafoplegging
- veroordeelt verdachte tot
een gevangenisstraf van 12 maanden, waarvan 6 voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaar;
- bepaalt dat het voorwaardelijke deel van de straf niet ten uitvoer wordt gelegd, tenzij de rechter tenuitvoerlegging gelast, omdat verdachte voor het einde van de proeftijd de hierna vermelde voorwaarden niet heeft nageleefd;
- stelt als
algemene voorwaardedat verdachte zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit;
- stelt als
bijzondere voorwaarden:
* dat verdachte ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit, medewerking verleent aan het nemen van vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage biedt;
* dat verdachte medewerking verleent aan het reclasseringstoezicht, de medewerking aan huisbezoeken en het zich melden bij de reclassering zo vaak en zolang als de reclassering dit noodzakelijk acht, daaronder begrepen;
* dat verdachte zich binnen drie dagen na het ingaan van de proeftijd meldt bij Novadic-Kentron reclassering op het adres Korte Raamstraat 3 te Breda en zich daarna gedurende een door de reclassering te bepalen periode (die loopt tot maximaal het einde van de proeftijd) zal blijven melden, zo lang en zo frequent als de reclassering noodzakelijk acht;
* dat verdachte gedurende de proeftijd actief zal deelnemen aan de gedragsinterventie CoVa-training of een andere gedragsinterventie die gericht is op cognitieve vaardigheden. De reclassering bepaalt welke training het precies wordt. Verdachte houdt zich aan de aanwijzingen zoals die gedurende deze gedragsinterventie door of namens voornoemde instelling aan verdachte zullen worden gegeven;
* dat verdachte zich inspant voor het vinden en behouden van dagbesteding, zoals (betaald) werk, met een vaste structuur. De dagbesteding draagt bij aan het voorkomen van delictgedrag;
* dat verdachte meewerkt aan het aflossen van zijn schulden en het treffen van afbetalingsregelingen, ook als dit inhoudt het meewerken aan schuldhulpverlening in het kader van de Wet Schuldsanering Natuurlijke Personen. Verdachte geeft de reclassering inzicht in zijn financiën en schulden;
* dat verdachte meewerkt aan controle van het gebruik van alcohol en drugs om het middelengebruik te beheersen. De reclassering kan urineonderzoek en ademonderzoek (blaastest) gebruiken voor de controle. De reclassering bepaalt hoe vaak betrokkene wordt gecontroleerd;
* dat verdachte risicovolle en criminele contacten mijdt en problemen/risico’s direct bij de reclassering meldt;
- geeft opdracht aan de reclassering tot het houden van toezicht op de naleving van voormelde bijzondere voorwaarde(n) en verdachte ten behoeve daarvan te begeleiden;
- bepaalt dat de tijd die verdachte voor de tenuitvoerlegging van dit vonnis in voorarrest heeft doorgebracht in mindering wordt gebracht bij de tenuitvoerlegging van de opgelegde gevangenisstraf;
Beslag
- verklaart onttrokken aan het verkeer de inbeslaggenomen voorwerpen, te weten:
2 45,5 GR Verdovende Middelen (Omschrijving: PL2000-2024173769-G2747035)
3 3,8 GR Verdovende Middelen (Omschrijving: PL2000-2024173769-G2747038)
4 4 STK Cocaine (Omschrijving: PL2000-2024173769-G2747040)
5 4 STK Verdovende Middelen (Omschrijving: PL2000-2024173769-G2747046)
Beslag
- gelast de teruggave aan verdachte van de inbeslaggenomen voorwerpen, te weten:
6 1 STK Gereedschapskist (Omschrijving: Boormachine, hbm doosjes rood,
pomp Makita, blauwe band, gele stanley fatmax, groen, merk: Makita)
7 1 STK Gereedschap (Omschrijving: Boren, Boorkop)
8 1 STK Compressor (Omschrijving: Groen, merk: Makita)
9 1 STK Schroefmachine (Omschrijving: Groen, merk: Makita)
10 1 STK Gereedschap (Omschrijving: Rood, merk: Hbm Bitset)
11 1 STK Gereedschap (Omschrijving: Blauw, merk: Ferrock bitjes)
12 1 STK Breekijzer (Omschrijving: Stanley)
13 1 STK Gereedschap (Omschrijving: Grijs, merk: Finishnailer)
14 1 STK Onderdeel van (Omschrijving: Incompleet spanband, Blauw, merk:
Spanband)
15 5 STK Gereedschap (Omschrijving: 5 verschillende boortjes)
Benadeelde partijen
Feit 1:
- veroordeelt verdachte tot betaling aan de benadeelde partij [benadeelde 1] van € 165,75 aan materiële schade, vermeerderd met de wettelijke rente, vanaf 6 mei 2024 tot aan de dag der voldoening;
- bepaalt dat verdachte met de mededader hoofdelijk aansprakelijk is voor het gehele bedrag;
- verklaart de benadeelde partij in het overige gedeelte van de vordering niet-ontvankelijk en bepaalt dat de vordering voor dat gedeelte bij de burgerlijke rechter kan worden aangebracht;
- veroordeelt verdachte tevens in de kosten van de benadeelde partij tot nu toe gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken, tot nu toe begroot op nihil;
- legt aan verdachte de verplichting op aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer
[benadeelde 1](feit 1),
€ 165,75te betalen, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 6 mei 2024 tot aan de dag der voldoening;
- bepaalt dat bij niet betaling
3 dagengijzeling kan worden toegepast, met dien verstande dat toepassing van de gijzeling de betalingsverplichting niet opheft;
- bepaalt dat verdachte met de mededader(s) hoofdelijk aansprakelijk is voor het gehele bedrag;
- bepaalt dat bij voldoening van de schadevergoedingsmaatregel de betalingsverplichting aan de benadeelde partij vervalt en omgekeerd;
Feit 2:
- veroordeelt verdachte tot betaling aan de benadeelde partij [benadeelde 2] B.V. van
€ 656,03 aan materiële schade, vermeerderd met de wettelijke rente, vanaf 14 mei 2024 tot aan de dag der voldoening;
- veroordeelt verdachte in de kosten van de benadeelde partij tot nu toe gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken, tot nu toe begroot op nihil;
- bepaalt dat verdachte met de mededader hoofdelijk aansprakelijk is voor het gehele bedrag;
- legt aan verdachte de verplichting op aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer
[benadeelde 2] B.V.(feit 2),
€ 656,03te betalen, vermeerderd met de wettelijke rente, vanaf 14 mei 2024 tot aan de dag der voldoening;
- bepaalt dat bij niet betaling
13 dagengijzeling kan worden toegepast, met dien verstande dat toepassing van de gijzeling de betalingsverplichting niet opheft;
- bepaalt dat verdachte met de mededader(s) hoofdelijk aansprakelijk is voor het gehele bedrag;
- bepaalt dat bij voldoening van de schadevergoedingsmaatregel de betalingsverplichting aan de benadeelde partij vervalt en omgekeerd;
Feit 3:
- veroordeelt verdachte tot betaling aan de benadeelde partij [benadeelde 3] van € 1.049,- aan materiële schade, vermeerderd met de wettelijke rente, vanaf 18 mei 2024 tot aan de dag der voldoening;
- veroordeelt verdachte in de kosten van de benadeelde partij tot nu toe gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken, tot nu toe begroot op nihil;
- verklaart de benadeelde partij in het overige gedeelte van de vordering niet-ontvankelijk en bepaalt dat de vordering voor dat gedeelte bij de burgerlijke rechter kan worden aangebracht;
- legt aan verdachte de verplichting op aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer
[benadeelde 3](feit 3),
€ 1.049,-te betalen, vermeerderd met de wettelijke rente, vanaf 18 mei 2024 tot aan de dag der voldoening;
- bepaalt dat bij niet betaling
20 dagengijzeling kan worden toegepast, met dien verstande dat toepassing van de gijzeling de betalingsverplichting niet opheft;
- bepaalt dat bij voldoening van de schadevergoedingsmaatregel de betalingsverplichting aan de benadeelde partij vervalt en omgekeerd;
Feit 4:
- veroordeelt verdachte tot betaling aan de benadeelde partij [benadeelde 2] B.V. van
€ 200,- aan materiële schade, vermeerderd met de wettelijke rente, vanaf 25 mei 2024 tot aan de dag der voldoening;
- bepaalt dat verdachte met de mededader hoofdelijk aansprakelijk is voor het gehele bedrag;
- verklaart de benadeelde partij in het overige gedeelte van de vordering niet-ontvankelijk en bepaalt dat de vordering voor dat gedeelte bij de burgerlijke rechter kan worden aangebracht;
- veroordeelt verdachte tevens in de kosten van de benadeelde partij tot nu toe gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken, tot nu toe begroot op nihil;
- legt aan verdachte de verplichting op aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer
[benadeelde 2] B.V.(feit 4),
€ 200,-te betalen, vermeerderd met de wettelijke rente, vanaf 25 mei 2024 tot aan de dag der voldoening;
- bepaalt dat bij niet betaling
4 dagengijzeling kan worden toegepast, met dien verstande dat toepassing van de gijzeling de betalingsverplichting niet opheft;
- bepaalt dat verdachte met de mededader(s) hoofdelijk aansprakelijk is voor het gehele bedrag;
- bepaalt dat bij voldoening van de schadevergoedingsmaatregel de betalingsverplichting aan de benadeelde partij vervalt en omgekeerd;
Feit 6:
- veroordeelt verdachte tot betaling aan de benadeelde partij [benadeelde 4] van
€ 535,- aan materiële schade, vermeerderd met de wettelijke rente, vanaf 28 mei 2024 tot aan de dag der voldoening;
- veroordeelt verdachte in de kosten van de benadeelde partij tot nu toe gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken, tot nu toe begroot op nihil;
- verklaart de benadeelde partij in het overige gedeelte van de vordering niet-ontvankelijk en bepaalt dat de vordering voor dat gedeelte bij de burgerlijke rechter kan worden aangebracht;
- legt aan verdachte de verplichting op aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer
[benadeelde 4](feit 4),
€ 535,-te betalen, vermeerderd met de wettelijke rente, vanaf 28 mei 2024 tot aan de dag der voldoening;
- bepaalt dat bij niet betaling
10 dagengijzeling kan worden toegepast, met dien verstande dat toepassing van de gijzeling de betalingsverplichting niet opheft;
- bepaalt dat bij voldoening van de schadevergoedingsmaatregel de betalingsverplichting aan de benadeelde partij vervalt en omgekeerd.
Dit vonnis is gewezen door mr. J. Bergen, voorzitter, mr. K. Verschueren en mr. L.W. Boogert, rechters, in tegenwoordigheid van mr. M.R. Tafazzul, griffier, en is uitgesproken ter openbare zitting op 13 maart 2025.
De oudste rechter en de griffier zijn buiten staat te tekenen.