4.5.[eiser] B.V. vordert verder betaling door [gedaagde] van in totaal € 1.351,82. Dit bedrag bestaat uit de navolgende componenten.
A. Praxis, terugbetaling na retournering van goederen (€ 77,96 en € 123,70).
Uit de stellingen van [eiser] B.V. volgt dat zij aan [gedaagde] een betaalpas ter beschikking heeft gesteld waarmee hij voor zijn werk materialen kon kopen bij Praxis. Tweemaal heeft hij na aankoop goederen teruggebracht, waarbij hij de aankoopprijs contant uitbetaald heeft gekregen. Dat geld heeft hij niet aan haar afgedragen, aldus [eiser] B.V.
[gedaagde] heeft ter zitting verklaard dat hij dit geld niet voor zichzelf heeft gehouden. Op de betreffende betaalpas was vaak onvoldoende saldo. Van de bedragen die hij bij het retourneren van goederen ontving kocht hij weer andere materialen voor zijn werk. Of hij de gevorderde bedragen contant ontving weet hij niet meer.
Overwogen wordt dat niet kan worden vastgesteld dat [gedaagde] de betreffende bedragen contant uitbetaald heeft gekregen en voor zichzelf heeft gehouden. [eiser] B.V. heeft twee slecht leesbare kopieën van kassabonnen overgelegd waarop staat vermeld “origineel met terugbetaling”. Die kassabonnen heeft zij als duplicaat bij Praxis opgevraagd. [eiser] B.V. zou ook per e-mail van Praxis bevestigd hebben gekregen dat beide bedragen contant aan [gedaagde] zijn uitbetaald. Die e-mail heeft zij echter niet in het geding gebracht. Gezien de gemotiveerde weerspreking door [gedaagde] van dit onderdeel van de vorderingen is de onderbouwing daarvan onvoldoende om dit te kunnen toewijzen.
Tanken met bedrijfstankpas voor privé-bestemming (€ 12,87).
[eiser] B.V. verwijst naar een afschrift van haar bankrekening waaruit volgt dat op zondag 16 juli 2023 bij een supermarkt in [plaats 3] € 12,87 is betaald en stelt dat het hier gaat om de betaling van benzine met de tankpas van het bedrijf. Volgens [eigenaar] , die ter zitting aanwezig was, betrof het volgens de bon Euro 95, dat niet voor de bedrijfsauto’s wordt getankt.
[gedaagde] heeft dit onderdeel van de vorderingen weersproken en heeft andere mogelijke oorzaken voor de geldopname genoemd, zoals het aftanken van een leenauto of een andere aankoop dan benzine.
Ook hier geldt dat in het licht van het verweer van [gedaagde] , [eiser] B.V. haar vordering onvoldoende heeft onderbouwd, zodat die wordt afgewezen.
Tweemaal eigen risico bij schade aan bedrijfsbus (totaal € 500,00).
[eiser] B.V. stelt dat [gedaagde] twee keer schade aan zijn bedrijfsbus heeft gehad. Volgens de arbeidsvoorwaarden geldt een eigen risico van € 250,00 per schadevoorval. Zij vordert daarom € 500,00 van [gedaagde] .
Ook deze vordering wordt afgewezen. Uit de wet volgt namelijk dat een werknemer die bij de uitvoering van zijn werk schade aan de werkgever toebrengt, niet jegens de werkgever aansprakelijk is, tenzij de schade een gevolg is van opzet of bewuste roekeloosheid van de werknemer.[eiser] B.V. stelt niet dat (een van) de schade(s) opzettelijk of als gevolg van bewuste roekeloosheid van [gedaagde] is ontstaan.
Diverse verkeersboetes (totaal € 497,60).
[eiser] B.V. vordert betaling van vier aan haar opgelegde verkeersboetes. Twee daarvan betreffen snelheidsovertredingen. Een andere is een parkeerboete en de vierde boete is opgelegd wegens, kort gezegd, mobiel bellen.
Vastgesteld wordt dat de twee snelheidsovertredingen zijn geconstateerd op 8 en 10 oktober 2023, terwijl de arbeidsovereenkomst eerder, op 18 juli 2023 was beëindigd. Volgens [eiser] B.V. heeft [gedaagde] de bedrijfsbus later ingeleverd. Ter zitting verklaarde [eigenaar] dat dit in augustus (2023) is geweest. Overwogen wordt dat dat betekent dat het niet [gedaagde] kan zijn geweest die de beide snelheidsovertredingen heeft begaan. Verder heeft [gedaagde] aangevoerd dat de bedrijfsbussen van [eiser] B.V. wisselend werden gebruikt door de verschillende werknemers en dat hij bij [eiser] B.V. om de ritten-administratie heeft gevraagd. Nu [eiser] B.V. dit niet heeft bestreden kan ook ten aanzien van deze parkeer-boete niet met zekerheid worden vastgesteld dat de overtreding door [gedaagde] werd begaan. De vordering ter zake deze drie boetes wordt daarom afgewezen.
[gedaagde] erkent wel dat de boete wegens mobiel bellen terwijl hij achter het stuur van een bedrijfsbus zat, op zijn conto komt. Hij heeft eerder gevraagd of hij die boete in termijnen mocht betalen, aldus [eiser] B.V., maar heeft dat kennelijk niet gedaan. Hij zal hierna dan ook worden veroordeeld om de betreffende € 359,00 alsnog aan [eiser] B.V. te voldoen. Daarbij wordt op de vordering van [eiser] B.V. over dit bedrag de wettelijke rente vanaf de dag waarop de dagvaarding aan [gedaagde] werd uitgebracht, toegewezen.
Gamma, aankoop goederen voor privé (€ 139,69).
Volgens [eiser] B.V. heeft [gedaagde] op 16 december 2022 met de bedrijfspas voor een bedrag van € 139,69 goederen gekocht bij Gamma in [plaats 4] en diezelfde goederen een uur later bij Gamma in [plaats 5] geretourneerd. [gedaagde] verklaarde tijdens de mondelinge behandeling dat hij niet meer wist dat hij die goederen heeft gekocht en wat ermee is gebeurd.
Overwogen wordt dat, evenals met betrekking tot de vordering in verband met de aan Praxis geretourneerde goederen, hier geen enkele onderbouwing is gegeven voor de stelling dat
[gedaagde] de betreffende goederen bij Gamma in [plaats 5] heeft teruggegeven. Terwijl
ook hier geldt dat niet kan worden vastgesteld dat [gedaagde] het betreffende aankoopbedrag contant uitbetaald heeft gekregen en voor zichzelf heeft gehouden. Ook deze vordering is daarom niet toewijsbaar.