ECLI:NL:RBZWB:2025:1432

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
12 maart 2025
Publicatiedatum
12 maart 2025
Zaaknummer
25/902 VV
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Procedures
  • Versnelde behandeling
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Niet-ontvankelijkheid van verzoek om voorlopige voorziening wegens niet betalen griffierecht

Op 12 maart 2025 heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant uitspraak gedaan in de zaak met zaaknummer BRE 25/902. Verzoekers, vertegenwoordigd door hun gemachtigde mr. M. Kaplan, hebben bezwaar gemaakt tegen een besluit van het dagelijks bestuur van de gemeenschappelijke regeling Samenwerking de Bevelanden, dat betrekking heeft op de verrekening van een vordering met hun bijstandsuitkering. Zij hebben de voorzieningenrechter verzocht om een voorlopige voorziening te treffen.

Volgens artikel 8:83, derde lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) is een zitting in dit geval achterwege gebleven. De voorzieningenrechter heeft vastgesteld dat de verzoekers op 19 februari 2025 per aangetekende brief zijn gewezen op hun verplichting tot betaling van griffierecht, met de mededeling dat dit uiterlijk binnen twee weken moest worden voldaan. Tevens is hen meegedeeld dat bij niet-tijdige betaling het verzoek niet-ontvankelijk verklaard kon worden.

De voorzieningenrechter heeft geconstateerd dat het griffierecht niet binnen de gestelde termijn is ontvangen. Hierdoor is het verzoek kennelijk niet-ontvankelijk verklaard. De uitspraak is openbaar gemaakt op www.rechtspraak.nl en een afschrift is verzonden aan de betrokken partijen.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT
Bestuursrecht
zaaknummer: BRE 25/902

uitspraak van de voorzieningenrechter van 12 maart 2025 in de zaak tussen

[verzoeker 1] en [verzoeker 2], uit [plaats], verzoekers

(gemachtigde: mr. M. Kaplan),
en
Het dagelijks bestuur van gemeenschappelijke regeling Samenwerking de Bevelanden (dagelijks bestuur), verweerder.

Inleiding

Verzoekers hebben bezwaar gemaakt tegen het besluit van 23 januari 2025 (bestreden besluit) inzake de verrekening van een vordering met hun bijstandsuitkering door het dagelijks bestuur. Zij hebben de voorzieningenrechter verzocht om een voorlopige voorziening te treffen.
Op grond van artikel 8:83, derde lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) is een zitting achterwege gebleven.

Overwegingen

1. In de Awb is de verplichting opgenomen tot betaling van griffierecht. Dit vloeit voort uit artikel 8:82 van de Awb, in samenhang met artikel 8:41 van de Awb.
2. Verzoekers zijn bij aangetekende brief van 19 februari 2025 gewezen op de verplichting tot het betalen van griffierecht. Aan verzoekers is meegedeeld dat het griffierecht uiterlijk binnen twee weken moet worden betaald. Verzoekers zijn er in deze brief tevens op gewezen dat bij niet tijdige betaling het verzoek niet-ontvankelijk kan worden verklaard.
3. De voorzieningenrechter constateert dat het griffierecht niet binnen de gestelde termijn is ontvangen. Het verzoek is dan ook kennelijk niet-ontvankelijk.

Beslissing

De voorzieningenrechter verklaart het verzoek om voorlopige voorziening niet-ontvankelijk.
Deze uitspraak is gedaan door mr. S.A.M.L. van de Sande, voorzieningenrechter, in aanwezigheid van mr. S. Constant, griffier, op 12 maart 2025 en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op www.rechtspraak.nl.
voorzieningenrechter
De griffier is niet in de gelegenheid deze uitspraak mede te ondertekenen.
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Tegen deze uitspraak staat geen hoger beroep of verzet open.