ECLI:NL:RBZWB:2025:1418
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Niet-ontvankelijkheid van het beroep wegens niet-betaling griffierecht
In deze uitspraak van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 17 maart 2025, wordt het beroep van eiser tegen de Staatssecretaris van Financiën behandeld. Eiser heeft beroep ingesteld omdat de Staatssecretaris volgens hem niet tijdig heeft beslist op zijn bezwaar tegen een besluit van 10 oktober 2024, waarin het verzoek om informatie openbaar te maken niet in behandeling is genomen. De rechtbank heeft besloten het beroep versneld te behandelen, onder toepassing van afdeling 8.2.3 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb), en doet uitspraak zonder zitting omdat het beroep kennelijk niet-ontvankelijk is. Dit is mogelijk op basis van artikel 8:54 Awb.
De rechtbank oordeelt dat het beroep niet-ontvankelijk is omdat het griffierecht niet is betaald en het niet betalen niet verontschuldigbaar is. Volgens artikel 8:41 van de Awb is het verplicht om griffierecht te betalen bij het instellen van beroep. In deze zaak bedraagt het griffierecht € 194,-. De griffier heeft eiser per aangetekende brief van 13 februari 2025 in de gelegenheid gesteld om het griffierecht binnen twee weken te betalen. Eiser heeft echter het griffierecht niet op tijd betaald en heeft geen reden gegeven voor dit verzuim, waardoor er geen verontschuldiging voor het niet tijdig betalen is gebleken.
De rechtbank concludeert dat het beroep niet-ontvankelijk is, wat betekent dat het beroep niet inhoudelijk wordt beoordeeld en het bestreden besluit in stand blijft. Er is geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is openbaar gemaakt en een afschrift is verzonden aan de betrokken partijen.