ECLI:NL:RBZWB:2025:1413

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
10 maart 2025
Publicatiedatum
12 maart 2025
Zaaknummer
BRE 25/655
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Procedures
  • Voorlopige voorziening
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Toewijzing verzoek voorlopige voorziening inzake handhaving opvang Oekraïense vluchtelingen en strijd met Omgevingswet

Op 10 maart 2025 heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant uitspraak gedaan in een zaak waarin verzoekers, die Oekraïense vluchtelingen op hun perceel opvangen, een voorlopige voorziening hebben aangevraagd tegen een last onder dwangsom die hen was opgelegd door het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Dongen. Het college had hen op 28 januari 2025 geïnformeerd dat zij de Omgevingswet en het Omgevingsplan hadden overtreden en hen gelast om deze overtredingen te beëindigen. Verzoekers hebben bezwaar gemaakt tegen dit besluit en vroegen de voorzieningenrechter om een voorlopige voorziening, omdat zij vreesden dat de opvang van de vluchtelingen zou worden beëindigd.

De voorzieningenrechter heeft de zaak op 10 maart 2025 behandeld en na de zitting onmiddellijk uitspraak gedaan. In zijn beoordeling heeft de voorzieningenrechter vastgesteld dat de opvang van de Oekraïense vluchtelingen in de voormalige gymzaal op het perceel niet in strijd is met de bestemming 'Wonen', maar dat het gebruik van het vrijstaande bijgebouw, dat onder de bestemming 'Tuin' valt, wel problematisch is. De voorzieningenrechter oordeelde dat het college onvoldoende rekening had gehouden met de belangen van verzoekers en dat de evenredigheid van het handhavend optreden niet zorgvuldig was afgewogen. Daarom heeft de voorzieningenrechter het verzoek om voorlopige voorziening toegewezen en het bestreden besluit geschorst tot twee weken na het besluit op bezwaar.

Daarnaast heeft de voorzieningenrechter bepaald dat het college het griffierecht van € 194,- aan verzoekers moet vergoeden en hen een proceskostenvergoeding van € 1.814,- moet betalen. Deze uitspraak is gedaan in het openbaar en is geanonimiseerd gepubliceerd op rechtspraak.nl. Tegen deze uitspraak staat geen hoger beroep of verzet open.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT
Zittingsplaats Breda
Bestuursrecht
zaaknummer: BRE 25/655
proces-verbaal van de mondelinge uitspraak van de voorzieningenrechter van 10 maart 2025 op het verzoek om voorlopige voorziening in de zaak tussen

[verzoeker 1] en [verzoeker 2] , uit [plaats] , verzoekers

(gemachtigde: mr. J.J. Jaspers),
en

het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Dongen, verweerder.

Inleiding

1. In deze uitspraak beslist de voorzieningenrechter op het verzoek om een voorlopige voorziening van verzoekers tegen een opgelegde last onder dwangsom in verband met de opvang van Oekraïense vluchtelingen op hun perceel [adres 1] en [adres 2] te [plaats] .
1.1.
Met het bestreden besluit van 28 januari 2025 heeft het college verzoekers erop gewezen dat zij met de opvang van de Oekraïense vluchtelingen artikel 5.1 en artikel 5.5 van de Omgevingswet en de artikelen 22.23 en 36 van het Omgevingsplan (onderdeel bestemmingsplan ‘Buitengebied Dongen’) overtreden. Het college heeft verzoekers gelast om die overtredingen te beëindigen en beëindigd te houden en heeft verzoekers daarvoor tot en met 10 februari 2025 de tijd gegeven. Het college heeft daarbij aangegeven dat er na 10 februari 2025 een controle zal plaatsvinden en dat, als op dat moment blijkt dat de overtredingen niet zijn beëindigd, verzoekers dwangsommen verbeuren voor iedere week dat de overtreding geheel of gedeeltelijk voortduurt. De dwangsommen zijn door het college vastgesteld op € 2.000,- per week met een maximum van € 10.000,-.
1.2.
Verzoekers hebben bezwaar gemaakt tegen het bestreden besluit.
1.3.
Naar aanleiding van het ingediende verzoek om voorlopige voorziening heeft het college op 4 februari 2025 besloten om de begunstigingstermijn van het bestreden besluit op te schorten tot de voorzieningenrechter uitspraak heeft gedaan.
1.4.
De voorzieningenrechter heeft het verzoek op 10 maart 2025 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: verzoekers, de gemachtigde van verzoekers en namens het college: mr. [naam 1] , mr. [naam 2] en [naam 3] .
1.5.
Na afloop van de zitting heeft de voorzieningenrechter onmiddellijk uitspraak gedaan.

Beoordeling door de voorzieningenrechter

2. De voorzieningenrechter wijst het verzoek toe. Hierna legt de voorzieningenrechter uit hoe zij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit oordeel heeft. Het oordeel van de voorzieningenrechter heeft een voorlopig karakter en bindt de rechtbank in een (eventueel) bodemgeding niet.
De voorzieningenrechter beoordeelt of het bezwaar een redelijke kans van slagen heeft. Dat kan een reden zijn om het bestreden besluit te schorsen. De voorzieningenrechter weegt ook de belangen van verzoekers die pleiten vóór het treffen van een voorlopige voorziening af tegen de belangen van het college die pleiten tegen het treffen daarvan.
3. Verzoekers bestrijden dat zij de Omgevingswet en het Omgevingsplan overtreden. Zij stellen zich op het standpunt dat zij hun perceel [adres 1] en [adres 2] in overeenstemming met de ter plaatse geldende bestemming ‘Wonen’ gebruiken.
Verzoekers voeren aan dat zij een spoedeisend belang hebben bij een voorlopige voorziening. Het is voor hen niet mogelijk om binnen de gestelde begunstigingstermijn aan de last te voldoen. Daarbij willen de 13 huidige bewoners niet verhuizen en een van de bewoners is (hoog) zwanger. Volgens verzoekers is het in strijd met de Richtlijn tijdelijke bescherming om een vreemdeling onder die omstandigheden te verhuizen. Verzoekers merken daarbij op dat de zwangere bewoner ook een bezwaarschrift heeft ingediend tegen het bestreden besluit. Verzoekers merken ook nog op dat het college geen belang heeft gesteld of aangetoond om voor het nemen van een besluit op het bezwaarschrift uitvoering te geven aan het bestreden besluit. Verzoekers wijzen erop dat de opvang in de huidige situatie al twee jaar aanwezig is en dat de directe omgeving geen bezwaar heeft tegen deze vorm van bewoning. Zij hebben de voorzieningenrechter om die reden verzocht om de begunstigingstermijn te verlengen of om de werking van het bestreden besluit op te schorten tot zes weken na het te nemen besluit op bezwaar.
4. Het college stelt zich op het standpunt dat de opvang voor Oekraïense vluchtelingen in de gemeente Dongen centraal is geregeld en dat er plaats is voor de Oekraïners die verzoekers opvangen op de gemeentelijke opvanglocatie. Ter zitting heeft het college toegelicht dat het belang om uitvoering te geven aan de opgelegde last onder dwangsom erin is gelegen dat de handhavingsprocedure al langere tijd speelt en dat de opvangplaatsen in de gemeentelijke opvang niet blijvend vrij kunnen worden gehouden voor de desbetreffende personen.
5. De voorzieningenrechter stelt vast dat het belang van verzoekers erin is gelegen dat de opvang in de huidige vorm kan blijven bestaan, in elk geval tot er op het bezwaar is beslist. Het belang van het college is erin gelegen dat de opvang voor Oekraïense vluchtelingen centraal is geregeld en dat daarvan ook zoveel mogelijk gebruik wordt gemaakt.
6. De voorzieningenrechter is gebleken dat het bezwaar van verzoekers tegen het bestreden besluit op 13 maart 2025 op een hoorzitting zal worden behandeld en dat het college binnen afzienbare tijd daarna een besluit op het bezwaar kan nemen. Dat maakt dat het belang van verzoekers bij voorlopig behoud van de opvang al gauw zwaarder weegt dan het belang van het college om de opvang op korte termijn te beëindigen.
7. De Oekraïners worden opgevangen enerzijds in de voormalige gymzaal op het perceel [adres 1] en [adres 2] en anderzijds in een vrijstaand bijgebouw op het achtererf van het perceel. Niet in geschil is dat de voormalige gymzaal staat op het perceelsgedeelte waarop de bestemming ‘Wonen’ rust en het vrijstaand bijgebouw op het perceelsgedeelte waarop de bestemming ‘Tuin’ rust. Tussen partijen is ook niet in geschil, en dus neemt de voorzieningenrechter als vaststaand aan, dat de voormalige gymzaal volledig onderdeel uitmaakt van het hoofdgebouw op het perceel.
8. De voorzieningenrechter is van oordeel dat verzoekers het hoofdgebouw niet in strijd met de bestemming ‘Wonen’ gebruiken en dat zij in zoverre dus ook niet het Omgevingsplan en de Omgevingswet overtreden. Omdat het begrip ‘wonen’ of ‘woning’ niet in het bestemmingsplan is gedefinieerd, moet het breed worden uitgelegd. Het bewonen van het hoofdgebouw door de Oekraïense vluchtelingen past binnen de bestemming ‘Wonen’. In zoverre ontbreekt bij het college de bevoegdheid om daartegen handhavend op te treden.
9. Ten aanzien van het vrijstaande bijgebouw ligt dat anders. Verzoekers hebben zelf een woning gerealiseerd op een gedeelte van het perceel waar de bestemming ‘Tuin’ geldt. Het wonen aldaar is volgens die bestemming niet toegestaan. De voorzieningenrechter volgt verzoekers niet in hun standpunt dat het bewonen van het vrijstaande bijgebouw door Oekraïense vluchtelingen valt onder de destijds op 14 juli 2022 verleende vergunning voor crisisopvang voor jongeren. Het bijgebouw was destijds namelijk nog in gebruik als
opslag-/bergruimte en die vergunning is alleen verleend voor het afwijkend gebruik van het (gedeelte van het) perceel met de bestemming ‘Wonen’. Het college moet dus in beginsel wel bevoegd worden geacht om daartegen handhavend op te treden.
10. De voorzieningenrechter is echter van oordeel dat het college nog niet een zorgvuldige belangenafweging heeft verricht, en dat de evenredigheid van het handhavend optreden nog onvoldoende is beoordeeld. Het college kan de bezwaarfase benutten om die belangenafweging alsnog te maken. Het college dient in het kader van de volledig heroverweging rekening te houden met alle relevante belangen, dus niet alleen met het belang bij gecentraliseerde opvang, maar bijvoorbeeld ook met de kwaliteit van de opvangvoorziening van verzoekers en de belangen van het gezin (zwangere moeder en twee jonge kinderen).

Conclusie en gevolgen

11. De voorzieningenrechter wijst het verzoek toe en treft de voorlopige voorziening dat het bestreden besluit is geschorst tot twee weken na het te nemen besluit op het bezwaarschrift.
12. Omdat de voorzieningenrechter het verzoek toewijst moet het college het griffierecht aan verzoekers vergoeden. Daarom krijgen verzoekers ook een vergoeding van hun proceskosten. Het college moet deze vergoeding betalen. De vergoeding is met toepassing van het Besluit proceskosten bestuursrecht als volgt berekend. Voor de rechtsbijstand door een gemachtigde krijgen verzoekers een vast bedrag per proceshandeling. De gemachtigde heeft het verzoekschrift ingediend en aan de zitting deelgenomen. Elke proceshandeling heeft een waarde van € 907,-. De vergoeding bedraagt dan in totaal € 1.814,-.

Beslissing

De voorzieningenrechter:
  • schorst het bestreden besluit tot twee weken na het besluit op bezwaar;
  • bepaalt dat het college het griffierecht van € 194,- aan verzoekers moet vergoeden;
  • veroordeelt het college tot betaling van € 1.814,- aan proceskosten aan verzoekers.
Deze mondelinge uitspraak is gedaan in het openbaar op 10 maart 2025 door mr. L.P. Hertsig, voorzieningenrechter, in aanwezigheid van N.A. D’Hoore, griffier. Het proces-verbaal van de mondelinge uitspraak wordt geanonimiseerd gepubliceerd op rechtspraak.nl
De griffier is niet in de gelegenheid om dit proces-verbaal te ondertekenen.
griffier
voorzieningenrechter
Een afschrift van dit proces-verbaal is verzonden aan partijen op:

Tegen deze uitspraak staat geen hoger beroep of verzet open.