ECLI:NL:RBZWB:2025:1383

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
24 februari 2025
Publicatiedatum
11 maart 2025
Zaaknummer
C/02/432147 / FA RK 25-887
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Procedures
  • Rekestprocedure
Rechters
  • Jansen
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Machtiging tot voortzetting van inbewaringstelling wegens vermoeden van dementie

In deze zaak heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 24 februari 2025 een beschikking gegeven in een rekestprocedure betreffende de voortzetting van de inbewaringstelling van een betrokkene, geboren in 1936. Het verzoek tot voortzetting is ingediend door het Centrum Indicatiestelling Zorg (CIZ) op basis van een vermoeden van dementie. De rechtbank heeft vastgesteld dat de betrokkene niet in staat was om met de rechter te communiceren, wat leidde tot de beslissing om de mondelinge behandeling voort te zetten zonder haar te horen. De advocaat van de betrokkene was wel aanwezig om haar belangen te behartigen.

De rechtbank heeft in haar beoordeling de medische situatie van de betrokkene in overweging genomen, waarbij verschillende zorgverleners, waaronder een internist en een specialist ouderengeneeskunde, zijn gehoord. Er zijn ernstige zorgen over de gezondheid van de betrokkene, die zich verzet tegen zorg en niet in staat lijkt om adequaat te functioneren. De zoon van de betrokkene heeft ook verklaard dat de situatie thuis onhoudbaar is geworden, wat de noodzaak voor de inbewaringstelling onderstreept.

De rechtbank heeft geconcludeerd dat er sprake is van onmiddellijk dreigend ernstig nadeel, waaronder levensgevaar en ernstige verwaarlozing, en heeft daarom de gevraagde machtiging verleend voor de duur van zes weken. De beslissing is genomen met inachtneming van de urgentie van de situatie, waarbij de rechtbank heeft vastgesteld dat er geen minder ingrijpende alternatieven beschikbaar zijn. De machtiging geldt tot en met 7 april 2025 en is mondeling uitgesproken in het openbaar.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Familie- en Jeugdrecht
Locatie Middelburg
Zaaknummer: C/02/432147 / FA RK 25-887
Datum uitspraak: 24 februari 2025
Beschikking voortzetting inbewaringstelling
op het verzoek van het Centrum Indicatiestelling Zorg (CIZ) voor
[betrokkene],
geboren op [geboortedag] 1936 in [geboorteplaats] ,
hierna te noemen betrokkene,
wonende in [plaats] ,
advocaat mr. P.M.J.T. Schumans te Middelburg.

1.Het verloop van de procedure

1.1.
De rechtbank neemt de volgende stukken mee in haar beoordeling:
- het verzoekschrift met bijlagen, binnengekomen bij de rechtbank op 20 februari 2025.
1.2.
De mondelinge behandeling met gesloten deuren heeft plaatsgevonden op 24 februari 2025. Daarbij zijn gehoord:
  • de advocaat van betrokkene, mr. Schumans;
  • de heer [naam 1] , internist;
  • de heer [naam 2] , specialist ouderengeneeskunde, behandelaar, welke de mondelinge behandeling telefonisch heeft bijgewoond;
  • de heer [naam 3] , zoon van betrokkene;
  • [naam 4] , verpleegkundige.
1.3.
De rechtbank heeft vastgesteld dat betrokkene niet in staat was met de rechter te praten. Betrokkene was vanwege haar fysieke gezondheid onvoldoende aanspreekbaar om gehoord te worden. Bij aanvang van de mondelinge behandeling lag betrokkene te slapen. Samen met de verpleegkundige heeft de rechter geprobeerd om haar voldoende wakker te krijgen om met haar te praten. Betrokkene reageerde nauwelijks op vragen van de rechtbank en mompelde slechts onverstaanbare dingen. Nu niet te verwachten viel dat dit beeld binnen afzienbare termijn zou verbeteren en gelet op de omstandigheid dat de beslistermijn afliep heeft de rechtbank besloten de mondelinge behandeling voort te zetten zonder betrokkene te horen. De advocaat van de betrokkene was wel aanwezig tijdens de mondelinge behandeling om de belangen van betrokkene te behartigen.

2.Wat vaststaat

2.1.
Betrokkene verblijft op grond van de nawerking van een inbewaringstelling bij [accommodatie] . De burgemeester van Goes heeft de beslissing tot inbewaringstelling op 19 februari 2025 genomen.

3.Het verzoek

3.1.
Het CIZ verzoekt de rechtbank om een machtiging tot voorzetting van de inbewaringstelling voor de duur van zes weken te verlenen.

4.De standpunten

4.1.
De behandelaar van betrokkene geeft aan dat het dossier van betrokkene laat zien dat de problemen van betrokkene al langer speelden en toenamen. Hierbij moet gedacht worden aan het in de war zijn, dingen door elkaar halen en achterdocht. In het dossier leest de behandelaar het geleidelijke beloop van de klachten, waardoor het vermoeden van dementie bestaat. Ook in het dossier van de huisarts wordt gesproken over dementie. De diagnose kan nog niet definitief worden gesteld omdat betrokkene zich in het verleden niet heeft laten onderzoeken. De komende weken zullen worden benut om nader onderzoek te doen om een duidelijk beeld te krijgen. Duidelijk is dat betrokkene op dit moment niet naar huis kan.
4.2.
De internist stelt dat de somatische aandoeningen van betrokkene compleet los staan van de klachten die betrokkene nu ervaart. De hoge bloeddruk van betrokkene kan niet leiden tot een delier Ditzelfde geldt voor het niet innemen van de medicatie. Betrokkene heeft aangegeven dood te willen, duldt geen zorg en wil niet meer eten. Betrokkene weert iedereen af.
4.3.
De zoon van betrokkene vertelt dat in zijn optiek de klachten twee weken voor de opname zijn begonnen. Tot voor kort ging het nog wel met betrokkene, maar de vrijdag voor de opname is het helemaal mis gegaan. Betrokkene is agressief geweest tegen de arts en heeft de assistent geslagen. De zoon weet niet meer wat hij met zijn moeder aan moet en kan haar niet meer terug thuis hebben. Hij werkt waardoor hij overdag niet voor haar kan zorgen en betrokkene schreeuwt ’s nachts heel de buurt bij elkaar. Zij is ook agressief jegens hem. Betrokkene weigert thuishulp.
4.4.
De verpleegkundige geeft aan dat betrokkene zich verzet tegen de zorg. Ze verzet zich verbaal en doet haar handen op haar mond als teken dat ze het niet wil. Betrokkene weert de zorg af als mensen haar proberen te verzorgen en ook op de dag van de mondelinge behandeling heeft betrokkene alle zorg geweigerd. Betrokkene weigert te eten en te drinken.
4.5.
De advocaat van betrokkene refereert zich aan het oordeel van de rechtbank. De advocaat hoort dat er een vermoeden is van dementie en ziet ook het ernstig nadeel en het verzet bij betrokkene. Hij stelt bovendien dat betrokkene op dit moment simpelweg niet naar huis kan. Wel dient er dan in de komende weken gekeken te worden wat de diagnose is en wat er voor betrokkene gedaan kan worden.

5.De beoordeling

5.1.
De rechtbank verleent de gevraagde machtiging voor de duur van zes weken. Zij legt hierna uit waarom zij deze beslissing neemt.
5.2.
Uit de overgelegde stukken en de mondelinge behandeling is gebleken dat er ten aanzien van betrokkene sprake is van onmiddellijk dreigend ernstig nadeel, gelegen in het bestaan van of het aanzienlijk risico op:
- levensgevaar;
- ernstig lichamelijk letsel;
- ernstige verwaarlozing;
- gevaar voor de algemene veiligheid van personen en goederen.
Betrokkene eet en drinkt niet meer en weigert tevens haar vaste medicatie. Betrokkene lijkt niet te begrijpen wat haar gevraagd wordt. Zij praat op een onverstaanbare manier en articuleert niet duidelijk. Zij kan ook geen gerichte antwoorden geven. Daarnaast uit zij zich agressief naar iedereen die haar probeert te benaderen. Er is ook sprake geweest van fysieke agressie binnen de thuissituatie en betrokkene heeft haar zoon buitengesloten uit hun gezamenlijke huis.
5.3.
Vermoed wordt dat het ernstig nadeel wordt veroorzaakt door gedrag dat voortvloeit uit een psychogeriatrische aandoening. Bij betrokkene is er sprake van ongespecificeerde neurocognitieve stoornissen. Bij de mondelinge behandeling is nader toegelicht dat er waarschijnlijk sprake is van dementie bij betrokkene.
5.4.
Het ernstig nadeel is zodanig onmiddellijk dreigend dat een rechterlijke machtiging niet kan worden afgewacht.
5.5.
Voortzetting van de inbewaringstelling is noodzakelijk en geschikt om het onmiddellijk dreigend ernstig nadeel te voorkomen of af te wenden. Betrokkene verzet zich hiertegen. Uit de mondelinge behandeling is gebleken dat betrokkene alle vormen zorg weigert en iedereen afweert.
5.6.
Er zijn geen minder bezwarende alternatieven die hetzelfde beoogde effect hebben.

6.De beslissing

De rechtbank:
6.1.
verleent een machtiging tot voortzetting van de inbewaringstelling voor
[betrokkene], geboren op [geboortedag] 1936 in [geboorteplaats] ;
6.2.
bepaalt dat deze machtiging geldt tot en met
7 april 2025.
Deze beschikking is mondeling gegeven en in het openbaar uitgesproken op 24 februari 2025 door mr. Jansen, rechter, in aanwezigheid van mr. Brok, griffier, en op schrift gesteld op 10 maart 2025.
Tegen deze beschikking staat het rechtsmiddel van cassatie open.