ECLI:NL:RBZWB:2025:1382

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
11 maart 2025
Publicatiedatum
11 maart 2025
Zaaknummer
BRE 25/466
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing verzoek voorlopige voorziening inzake persoonsgebonden budget en spoedeisendheid

Op 11 maart 2025 heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant, zittingsplaats Middelburg, uitspraak gedaan in de zaak tussen verzoekers, vertegenwoordigd door hun gemachtigde mr. J.E. de Glopper, en het dagelijks bestuur van Samenwerking De Bevelanden. Verzoekers hebben een verzoek ingediend om een voorlopige voorziening in verband met de afbouw van hun persoonsgebonden budget (pgb) van 100% naar 0%, dat per 1 november 2024 zou ingaan. De Bevelanden had op 11 december 2024 besloten om het pgb stapsgewijs af te bouwen, wat verzoekers als onterecht beschouwen. Ze hebben bezwaar gemaakt tegen dit besluit en vroegen de voorzieningenrechter om schorsing van het besluit en toekenning van een volledig pgb.

De voorzieningenrechter heeft op 5 maart 2025 de zaak behandeld. Verzoekers hebben aangevoerd dat verzoekster, de moeder van verzoeker, zonder het pgb in financiële problemen komt en niet in staat is om de benodigde zorg te verlenen. De voorzieningenrechter heeft echter geoordeeld dat verzoekers niet hebben aangetoond dat er sprake is van een spoedeisend belang. De voorzieningenrechter heeft vastgesteld dat verzoekster nog steeds zorg verleent en dat er geen acute financiële noodsituatie is. Bovendien is er een hoorzitting gepland op 17 maart 2025, waar de bezwaren verder behandeld zullen worden.

Uiteindelijk heeft de voorzieningenrechter het verzoek om een voorlopige voorziening afgewezen, omdat er geen zwaarwegend belang is aangetoond dat een onmiddellijke beslissing rechtvaardigt. De uitspraak is gedaan door mr. M. Snoeks, in aanwezigheid van griffier M.H.A. de Graaf, en is openbaar gemaakt op www.rechtspraak.nl.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT
Zittingsplaats Middelburg
Bestuursrecht
zaaknummer: BRE 25/466 WMO VV

uitspraak van de voorzieningenrechter van 11 maart 2025 in de zaak tussen

[bewindvoerder], in de hoedanigheid van bewindvoerder over de goederen van
[verzoeker], uit [plaats] , verzoeker, en
[verzoekster], verzoekster,
gezamenlijk: verzoekers,
(gemachtigde: mr. J.E. de Glopper),
en
het dagelijks bestuur van Samenwerking De Bevelanden(de Bevelanden; gemeente Noord-Beveland), verweerder.

Inleiding

1. In deze uitspraak beslist de voorzieningenrechter op het verzoek om een voorlopige voorziening van verzoekers tegen de vanaf 1 november 2024 in zes maanden stapsgewijze afbouw van het toegekende persoonsgebonden budget (pgb) van 100% naar 0%.
1.1.
Met het bestreden besluit van 11 december 2024 heeft de Bevelanden de aanvraag om een maatwerkvoorziening op grond van de Wet maatschappelijke ondersteuning 2015 (Wmo 2015) toegekend voor ‘Beschermd Wonen thuis’ in de vorm van een pgb vanaf 1 november 2024. Het pgb is voor een deel toegekend voor begeleiding door [zorgverlener] (€ 754,69 per maand). Het overige pgb wordt in een periode van zes maanden stapsgewijs volledig afgebouwd. Verzoekers hebben hiertegen bezwaar gemaakt en tevens de voorzieningenrechter verzocht een voorlopige voorziening te treffen.
1.2.
De Bevelanden heeft op het verzoek gereageerd met een verweerschrift.
1.3.
De voorzieningenrechter heeft het verzoek op 5 maart 2025 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: [bewindvoerder] en verzoekster, de gemachtigde van verzoekers en [naam 1] en [naam 2] namens de Bevelanden.

Feiten en omstandigheden

2. Verzoeker, geboren in 2002, is bekend met een stoornis in het autistisch spectrum (Asperger) en ADHD (beide mate van ernst 3), en een algehele ontwikkelingsachterstand op praktisch, sociaal en emotioneel gebied.
Hij ontvangt al geruime tijd een pgb voor Beschermd Wonen en heeft sinds 2018 op twee verschillende zorgboerderijen gewoond. Omdat de laatste zorgboerderij niet voldeed aan de gestelde kwaliteitseisen is verzoeker op verzoek van de gemeente Goes op 19 mei 2023 door verzoekster (zijn moeder en tevens zorgverlener) naar huis gehaald. Sinds medio maart 2024 woont verzoeker in een eigen woning, met een koppeling [zorgverlener] . Zijn woning is op vijf minuten lopen van het huis van verzoekster.
Met het bestreden besluit van 11 december 2024 heeft de Bevelanden de aanvraag om (verlenging van) een maatwerkvoorziening toegekend voor ‘Beschermd Wonen thuis’ in de vorm van een pgb vanaf 1 november 2024. Het pgb is voor een deel toegekend voor begeleiding door [zorgverlener] (€ 754,69 per maand). Daarnaast is beslist dat het overige pgb in een periode van zes maanden stapsgewijs volledig wordt afgebouwd. De eerste twee maanden is een volledig pgb toegekend, daarna twee maanden twee derde van het bedrag en daarna twee maanden een derde van het bedrag.
Verzoekers hebben tegen dit besluit bezwaar gemaakt en de voorzieningenrechter verzocht om schorsing van het bestreden besluit en toekenning van een volledig pgb zoals voor het bestreden besluit.

Beoordeling door de voorzieningenrechter

Wettelijk kader
3. Op grond van artikel 8:81, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) kan de voorzieningenrechter van de rechtbank die bevoegd is of kan worden in de hoofdzaak, op verzoek een voorlopige voorziening treffen indien onverwijlde spoed, gelet op de betrokken belangen, dat vereist.
3.1.
De voorzieningenrechter stelt voorop dat bij het nemen van een beslissing op een verzoek om voorlopige voorziening een voorlopig oordeel over de rechtmatigheid van het bestreden besluit een belangrijke rol speelt. Verder dient deze beslissing het resultaat te zijn van een belangenafweging, waarbij moet worden bezien of uitvoering van het bestreden besluit voor verzoekers een onevenredig nadeel met zich zou brengen in verhouding tot het door een onmiddellijke uitvoering van dat besluit te dienen belang. Het oordeel van de voorzieningenrechter heeft een voorlopig karakter en bindt de rechtbank in een (eventueel) bodemgeding niet.
Overwegingen van de voorzieningenrechter
4. De voorzieningenrechter wijst het verzoek af. Hierna legt de voorzieningenrechter uit hoe zij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit oordeel heeft.
4.1.
Ter beoordeling ligt aan de voorzieningenrechter de vraag voor of de verwachting bestaat dat het besluit van de Bevelanden, waarbij aan verzoeker pgb vanuit de Wmo 2015 is toegekend voor de duur van zes maanden met een stapsgewijze afbouw, standhoudt. Voordat de voorzieningenrechter aan deze vraag kan toekomen dient echter eerst te worden beoordeeld of er een spoedeisend belang bestaat bij de gevraagde voorlopige voorziening. Pas indien er een spoedeisend belang is kan er reden zijn voor het treffen van een voorlopige voorziening. Een financieel belang op zichzelf is geen reden om een voorlopige voorziening te treffen. Dit kan wel het geval zijn als sprake is van een acute (financiële) noodsituatie. De voorzieningenrechter zal eerst beoordelen of hiervan sprake is.
4.2.
Verzoekers hebben bij brieven van 3 en 11 februari 2025 stukken ingediend en in deze brieven en ter zitting aan de voorzieningenrechter een toelichting gegeven op het spoedeisend belang. Zij hebben aangevoerd dat verzoekster buiten het pgb geen inkomen heeft. Door de afbouw tot nihil van het pgb kan zij haar vaste lasten niet meer voldoen. Zij is daarom genoodzaakt op zoek te gaan naar werk en is inmiddels gestart met solliciteren. Hierdoor kan zij echter niet meer de benodigde zorg aan verzoeker verlenen en zal hij aan zijn lot worden overgelaten, waardoor zijn problematiek toeneemt en verergert.
4.3.
De voorzieningenrechter is van oordeel dat verzoekers er niet in zijn geslaagd aannemelijk te maken dat sprake is van een spoedeisend belang bij het treffen van de door hen verzochte voorlopige voorziening. Hiertoe overweegt de voorzieningenrechter dat niet gebleken is dat de sollicitatieactiviteiten van verzoekster zodanig beslag leggen op haar beschikbare tijd dat verzoeker verstoken blijft van zorg. Dit geldt te meer, nu verzoekster ter zitting heeft toegelicht dat zij zorg blijft verlenen aan verzoeker, dat zij telefonisch bereikbaar is en zo nodig binnen vijf minuten bij hem kan zijn. Niet is gebleken dat er taken blijven liggen.
4.4.
Daarnaast is niet gebleken van een financiële noodsituatie. Verzoeker ontvangt een Ziektewet-uitkering en aanvullende bijstand, waarmee hij zijn vaste lasten kan voldoen. Het inkomen van verzoekster bestaat weliswaar alleen uit het pgb, maar zij woont samen met haar partner, en tevens stiefvader en bewindvoerder van verzoeker, [bewindvoerder] . Hij voldoet de vaste lasten voor de woning. Verzoekster betaalt naar eigen zeggen de boodschappen. Uit de overgelegde bankafschriften blijkt echter niet van substantiële bijdragen. De ter zitting aangevoerde betalingsregeling van € 100,- per maand ter aflossing van haar schuld aan de Belastingdienst is niet dusdanig hoog dat verzoekster daardoor in financiële problemen komt.
4.5.
Tevens betrekt de voorzieningenrechter bij haar oordeel dat de Bevelanden ter zitting heeft verklaard dat de hoorzitting bij de bezwaarschriftencommissie op 17 maart 2025 zal plaatsvinden en dat binnen twee weken daarna de beslissing op bezwaar genomen zal worden.
4.6.
Uit het voorgaande volgt naar het oordeel van de voorzieningenrechter dat niet is gebleken dat verzoekers een zwaarwegend belang hebben, waardoor zij de behandeling van het bezwaar niet kunnen afwachten.

Conclusie en gevolgen

5. Het verzoek tot het treffen van een voorlopige voorziening wordt afgewezen.
5.1.
Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding

Beslissing

De voorzieningenrechter wijst het verzoek om voorlopige voorziening af.
Deze uitspraak is gedaan door mr. M. Snoeks, voorzieningenrechter, in aanwezigheid van M.H.A. de Graaf, griffier, op 11 maart 2025, en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op www.rechtspraak.nl.
griffier
voorzieningenrechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Tegen deze uitspraak staat geen hoger beroep of verzet open.